ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ1054
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- G.J. Driessen-Poortvliet
- L.M. Coenraad
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de huurovereenkomst van de echtelijke woning na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en de man als huurder van de echtelijke woning is aangewezen. De vrouw is op 27 april 2012 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 31 januari 2012. De zaak is op 19 september 2012 behandeld. De vrouw verzoekt in hoger beroep om te bepalen dat zij huurder zal zijn van de woning, in plaats van de man, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
Het hof overweegt dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet bedoeld is om een partij de gelegenheid te geven een eerder toegewezen verzoek ongedaan te maken. De vrouw heeft aangevoerd dat zij in eerste aanleg niet heeft begrepen wat zij heeft verzocht, maar het hof acht dit niet aannemelijk. De vrouw heeft haar standpunt ter zitting duidelijk kunnen weergeven en de man heeft onweersproken verklaard dat de referteverklaring door de vrouw is opgesteld. Het hof concludeert dat de vrouw geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een uitzondering op de vaste jurisprudentie rechtvaardigen.
Daarom verklaart het hof de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep. De beslissing is gegeven op 16 oktober 2012 door de rechters R.G. Kemmers, G.J. Driessen-Poortvliet en L.M. Coenraad, in aanwezigheid van griffier B.J. Voerman. De zaak heeft als nummer 200.106.049/01 en de beschikking van de rechtbank Haarlem heeft het kenmerk 187057/FA RK 11-3917.