ECLI:NL:GHAMS:2013:1465

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.097.168-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen schending zorgplicht bank door het laten overschrijden van de kredietlimiet

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen de besloten vennootschap FIDEAAL B.V., rechtsopvolger van de Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank BA, h.o.d.n. Bizner Bank. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Doornbos, betwistte de aansprakelijkheid voor het overschrijden van zijn kredietlimiet. De zaak volgde op een eerder tussenarrest van 23 oktober 2012, waarin al enkele belangrijke punten waren vastgesteld. Tijdens de comparitie van partijen op 21 november 2012 werden nadere producties overgelegd door Fideaal/Bizner, en het proces-verbaal van deze zitting werd opgemaakt.

Het hof oordeelde dat de appellant de kredietaanvraag had ondertekend en dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn ontkenning van het zien van een koerier te onderbouwen. De bankafschriften toonden aan dat de appellant betrokken was bij de transacties die leidden tot de overschrijding van de kredietlimiet. Het hof concludeerde dat de bank niet tekortgeschoten was in haar zorgplicht, aangezien de kredietovereenkomst rekening hield met de mogelijkheid van overschrijding. De appellant had zelf opnames gedaan die tot de overschrijding leidden, en de zorgplicht van de bank strekt zich niet uit tot bescherming tegen de gevolgen van eigen handelingen van de rekeninghouder.

Uiteindelijk werd het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, en werd de appellant veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten werden vastgesteld op € 1.769,- aan verschotten en € 2.316,- voor salaris. Het arrest werd openbaar uitgesproken op 7 mei 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.097.168/01
zaak-/rolnummer rechtbank: 432156/HA ZA 09-2143
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 mei 2013
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. E. Doornbos te Amsterdam,
tegen
:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FIDEAAL B.V.,rechtsopvolger onder bijzondere titel van de Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank BA, h.o.d.n. Bizner Bank,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. N.A. Koole te Middelburg.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellant] en Fideaal/Bizner genoemd.
Voor de weergave van het verloop van het geding tot aan het in deze zaak op 23 oktober 2012 gewezen tussenarrest wordt naar dat tussenarrest verwezen.
Op 21 november 2012 is de in dat tussenarrest gelaste comparitie van partijen gehouden. Van de zijde van Fideaal/Bizner zijn bij die gelegenheid nadere producties overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Het hof blijft bij en verwijst naar hetgeen in genoemd tussenarrest is overwogen en beslist.
2.2.1.
Van de zijde van Fideaal/Bizner is ter gelegenheid van de op 21 november 2012 gehouden comparitie bevestigd dat het klantwordingsproces plaatsvindt op de wijze als in het tussenarrest onder 3.7.1 en 3.7.2 is beschreven.
Dit brengt mee dat moet worden aangenomen dat het [appellant] is geweest die de kredietaanvraag/klantovereenkomst heeft ondertekend en aan Fideaal/Bizner heeft toegestuurd; het hof verwijst in dit verband naar hetgeen hieromtrent in het tussenarrest onder 3.7.4 is overwogen.
2.2.2.
Van de zijde van [appellant] is weliswaar ter comparitie (wederom) ontkend dat hij ooit een koerier heeft gezien, maar het had op de weg van [appellant] gelegen om ten minste uit te leggen wie de persoon is die de chauffeur/koerier van AMP op 18 maart 2008 op het in de klantovereenkomst opgegeven adres [adres] (het woonadres van [appellant] – vgl. tussenarrest onder 3.7.5 – en tevens het adres van zijn ter comparitie in eerste aanleg aanwezige voormalige voogdes/begeleidster [X]) heeft aangetroffen en mede aan de hand van de aan [appellant] toebehorende identiteitskaart heeft geïdentificeerd.
In het licht hiervan komt aan voormelde ontkenning van [appellant] onvoldoende betekenis toe.
2.3.
Het hof gaat er voorts met de rechtbank vanuit dat de mutaties die op de door Fideaal/Bizner overgelegde bankafschriften (vgl. productie 5 van Fideaal/Bizner in hoger beroep overgelegd ter gelegenheid van de comparitie), waaronder diverse opnames, van de zijde van [appellant] zijn verricht nu [appellant] ook in hoger beroep onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aanvoert waaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij niet betrokken is geweest en dat de desbetreffende transacties voor rekening van Fideaal/Bizner dienen te komen.
2.4.
Rest ten slotte nog de vraag of moet worden aangenomen dat Fideaal/Bizner in de gegeven omstandigheden door het laten overschrijden van de kredietlimiet jegens [appellant] een zorgplicht heeft geschonden (vgl. tussenarrest onder 3.9). Vast staat dat de kredietovereenkomst rekening houdt met de mogelijkheid dat de kredietlimiet wordt overschreden en derhalve op de betaalrekening een debetstand ontstaat die hoger is dan het krachtens die overeenkomst verleende krediet (vgl. artikel 11 van de algemene voorwaarden). Ter comparitie is namens Fideaal/Bizner door[Y] met betrekking tot het saldoverloop van de betaalrekening van [appellant] onder verwijzing naar de hierboven onder 2.3 genoemde productie als volgt verklaard:
“Op 3 en 4 april 2008 is er in drie etappes een bedrag van in totaal € 5000,- gestort. Vervolgens zijn er op 4 april en 7 april 2008 bedragen opgenomen van respectievelijk € 1240,- en € 3750,-, tezamen € 4990,-. Vervolgens zijn er in de nacht van 7 en 8 april 2008 bedragen opgenomen van in totaal nog eens € 5000,-. Zo is de overschrijding van € 5000,- ontstaan. Omdat de bedragen die op 7 april zijn opgenomen, kort na de storting zijn opgenomen duurt dat een tijd voordat die zijn verwerkt. Er gaat dan een nacht overheen voordat dat verwerkt is. Dus op 7 april was het krediet aanvankelijk nog niet overschreden, er was namelijk nog een tientje “positief” en daarna werd dus die kredietlimiet overschreden.”
Uit dit een en ander valt af te leiden dat, zoals de wederzijdse advocaten ter comparitie ook hebben opgemerkt, het systeem van de bank ter voorkoming van kredietlimietoverschrijdingen op slinkse /geraffineerde wijze is doorkruist. Aangenomen moet worden dat van een mogelijkheid voor de bank om aan de bel te trekken toen de kredietlimiet van € 5.000,- werd bereikt en om de kredietoverschrijding binnen de perken te houden feitelijk geen sprake is geweest. Voor het oordeel dat Fideaal/Bizner toerekenbaar is tekortgeschoten in een op haar rustende zorgplicht en/of dat [appellant] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de overschrijding van de kredietlimiet is in het licht hiervan onvoldoende grond. Het hof merkt daarbij op dat de zorgplicht van de bank (in beginsel) niet zo ver gaat dat zij een rekeninghouder tegen de gevolgen van door hem zelf of met zijn medeweten verrichte opnames/afschrijvingen dient te beschermen en dat, zoals reeds onder 2.3 is overwogen, de feitelijke stellingen van [appellant] onvoldoende aanknopingpunten bieden voor de gevolgtrekking dat [appellant] bij de opnames die tot de kredietoverschrijding hebben geleid niet betrokken is geweest. De stelling van de advocaat van [appellant] ter comparitie dat
“[appellant] (…) nooit aan zo’n systeem (zou) kunnen hebben meegewerkt”is in dit verband ontoereikend.
2.5.
Dit brengt mee dat geen van de door [appellant] tegen het (eind)vonnis van de rechtbank gerichte grieven doel treft. Dit vonnis zal derhalve worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep tot op heden aan de zijde van Fideaal/Bizner begroot op € 1.769,- aan verschotten en € 2.316,- voor salaris;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. van Achterberg, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en E.M. Polak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2013.