ECLI:NL:GHAMS:2013:1473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.102.246-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de precontractuele zorgplicht door verzekeraar bij levensverzekering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Legal & General Nederland Levensverzekering Maatschappij N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een levensverzekering die door [geïntimeerde sub 2] was aangevraagd, maar waarbij de verzekeringsovereenkomst niet tot stand kwam voordat hij overleed. De nabestaanden, bestaande uit de weduwe en kinderen van [geïntimeerde sub 2], vorderden schadevergoeding van Legal & General, stellende dat de verzekeraar haar precontractuele zorgplicht had geschonden door de aanvraag niet tijdig te behandelen.

De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat Legal & General onrechtmatig had gehandeld door de aanvraag niet met voldoende voortvarendheid te behandelen, wat leidde tot een toewijzing van de vordering van de nabestaanden. Legal & General ging in hoger beroep en betwistte de bevindingen van de rechtbank. Het hof onderzocht de feiten en omstandigheden rondom de behandeling van de verzekeringsaanvraag en concludeerde dat de vertraging niet onredelijk was, gezien de complexiteit van de medische documentatie en de noodzaak voor aanvullend onderzoek.

Het hof oordeelde dat Legal & General niet in gebreke was gebleven en dat de vertraging in de afhandeling van de aanvraag niet als onredelijk kon worden aangemerkt. De vordering van de nabestaanden werd afgewezen, en het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank. Legal & General werd in het gelijk gesteld en de nabestaanden werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.102.246/01
zaaknummer rechtbank : 472056 / HA ZA 10-2337
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 mei 2013
inzake
de naamloze vennootschapLegal & General Nederland Levensverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te Hilversum,
appellante,
advocaat: mr. P.N. van Regteren Altena te Amsterdam,
tegen:

1.[geïntimeerde sub 1],

wonende te [woonplaats],
2. [geïntimeerde sub 2],wonende te [woonplaats]),
3. [geïntimeerde sub 3],wonende te[woonplaats],
4. [geïntimeerde sub 4],wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.P. Zanders te Venlo.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Legal & General en [geïntimeerden]genoemd.
Legal & General is bij dagvaarding van 26 oktober 2011, hersteld bij exploot van
6 februari 2012, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2011, gewezen tussen [geïntimeerden] als eisers en Legal & General als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Legal & General heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vordering van [geïntimeerden]zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerden]hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met haar eerste grief heeft Legal & General de vaststellingen onder 2.6 en 2.7 bestreden. Het hof komt daarop hieronder terug.
Voor het overige zijn de door de rechtbank vastgestelde feiten niet in geschil en dienen zij ook het hof tot uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in dit geding, kort samengevat, over de volgende kwestie.
3.1.1
[geïntimeerden]zijn de weduwe en kinderen van [geïntimeerde sub 2], verder [geïntimeerde sub 2]. [geïntimeerde sub 2] kreeg behoefte aan een overlijdensrisicoverzekering in verband met de financiering van zijn onderneming ([naam onderneming]) door ABN Amro en het feit dat hij borg stond ten opzichte van de bank.
3.1.2.
Legal & General heeft aan [geïntimeerde sub 2] een overeenkomst van overlijdensrisicoverzekering aangeboden met een verzekerd risico van € 500.000,-.
heeft op 30 juni 2007 de offerte levensverzekering van Legal & General ondertekend en via zijn tussenpersoon aan Legal & General teruggestuurd.
is overleden op 9 oktober 2007. Dat was voordat de door [geïntimeerde sub 2] aangevraagde levensverzekering was tot stand gekomen.
3.1.3
Vanaf de aanvraag van de verzekering heeft Legal & General het te verzekeren risico tot een bedrag groot € 160.000,- in voorlopige dekking genomen. Dat bedrag heeft Legal & General na een aanvankelijke weigering op 22 november 2010 aan [geïntimeerden]betaald.
3.1.4
[geïntimeerden]verwijten Legal & General dat zij de verzekeringsaanvraag onredelijk traag en dus onzorgvuldig heeft behandeld met als gevolg dat de verzekeringsovereenkomst op de dag dat [geïntimeerde sub 2] overleed, nog niet was tot stand gekomen. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat Legal & General daarom jegens hen schadeplichtig is geworden. Hun schade hebben zij begroot op het bedrag dat uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst aan hen zou zijn betaald, als deze overeenkomst tijdig vóór het overlijden van [geïntimeerde sub 2] zou zijn tot stand gekomen.
3.1.5
[geïntimeerden]hebben Legal & General in rechte betrokken. De rechtbank heeft de vordering van [geïntimeerden]tot een bedrag groot € 360.000,- met rente toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat Legal & General jegens [geïntimeerde sub 2] haar precontractuele zorgplicht heeft geschonden gelet op de haar toe te rekenen vertraging bij de afhandeling van de aanvraag en dit gedrag van Legal & General aangemerkt als onrechtmatig jegens [geïntimeerde sub 2]. Daaraan heeft de rechtbank de gevolgtrekking verbonden dat Legal & General jegens [geïntimeerden]aansprakelijk is en aan [geïntimeerden]schade moet vergoeden. De rechtbank heeft de schade begroot op de beoogde verzekerde som en daarop in mindering gebracht hetgeen Legal & General al aan [geïntimeerden]heeft betaald uit hoofde van de voorlopige dekking.
De rechtbank heeft in het bijzonder geoordeeld dat Legal & General gedurende de periode van 30 juli 2007 tot en met 24 augustus 2007 heeft nagelaten de aanvraag met voldoende voortvarendheid te behandelen.
3.1.6
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Legal & General met haar grieven op.
3.2
De behandeling van de verzekeringsaanvraag van [geïntimeerde sub 2] wordt gekenmerkt door de volgende (vaststaande want ontoereikend bestreden) feiten en omstandigheden:
- Legal & General heeft de verzekeringsaanvraag op 9 juli 2007 ontvangen, hetgeen bij brief van 11 juli 2007 aan de tussenpersoon van [geïntimeerde sub 2] is bevestigd; het aanvraagformulier bevat op pagina 5 de mededeling dat de keuring is geregeld bij de [internist], internist in[plaatsnaam];
- Legal & General was pas bereid om de door [geïntimeerde sub 2] gewenste verzekeringsdekking te bieden nadat zij zou zijn bekend gemaakt met de resultaten van een medische keuring van [geïntimeerde sub 2]; [geïntimeerde sub 2] wist dat;
- op 3 en 4 juli 2007 is [geïntimeerde sub 2] medisch onderzocht in het VieCuri Medisch Centrum te Venray; op 3 juli 2007 is hij gezien door de interniste[internist], op 4 juli 2007 is bloed afgenomen dat nadien is onderzocht;
de resultaten van de medische keuring zijn op 30 juli 2007 ontvangen door Legal & General; tot de ontvangen informatie behoort onder meer een ingevuld en op 3 juli 2007 ondertekend keuringsformulier van Legal & General alsmede een geneeskundig rapport over [geïntimeerde sub 2] waarop is genoteerd “voltooid 26/7/7”; de van het keuringsformulier deel uitmakende medische machtiging was niet door [geïntimeerde sub 2] ondertekend; de uitslag van het cotinine-onderzoek werd door de arts niet op het formulier vermeld; omstreden is tussen partijen of Legal & General toentertijd de resultaten van het bloedonderzoek en van het ECG onderzoek heeft ontvangen;
- de onderzoeksresultaten zijn door Legal & General op 7 augustus 2007 ontoereikend geoordeeld, onder meer omdat zij werden aangezien voor de resultaten van een huisartsenkeuring;
- op 24 augustus 2007 is de tussenpersoon van [geïntimeerde sub 2] ervan op de hoogte dat Legal & General het standpunt inneemt dat zij nog geen (toereikend) keuringsrapport heeft ontvangen;
bij brief van 27 augustus 2007 heeft Legal & General aan [geïntimeerde sub 2] om aanvullend onderzoek door een internist gevraagd, waaronder ECG, bloedonderzoek en urineonderzoek (cotinine-test);
- op 28 augustus 2007 is aan de tussenpersoon bekend over welke specifieke medische gegevens Legal & General wenst te beschikken;
op dezelfde dag is het rapport van de internist per fax opnieuw naar Legal & General gestuurd;
op 10 of 11 september 2007 heeft Legal & General medische informatie ontvangen van de onderzoekend internist;
- bij brief van 18 september 2007 is door Legal & General naar aanleiding van de keuringsgegevens aan de tussenpersoon verzocht om aanvullend medisch onderzoek;
bij brief van 19 september 2007 heeft Legal & General aan [geïntimeerde sub 2] bericht aanvullend bloedonderzoek noodzakelijk te achten; ook heeft zij hem in die brief gevraagd een medische machtiging te ondertekenen;
- vervolgens zijn door Legal & General op 26 september 2007 medische gegevens (resultaat aanvullend bloedonderzoek) en op 5 oktober 2007 de laatste medische gegevens (inlichtingen longarts) ontvangen;
- na bestudering door de medisch adviseur is [geïntimeerde sub 2] medio oktober 2007 zonder voorbehoud als verzekerde geaccepteerd. De ingangsdatum van de afgegeven dekking is 18 oktober 2007.
3.3
Bij de behandeling van de grieven stelt het hof voorop dat Legal & General heeft gesteld dat zij in de periode van 30 juli 2007 tot 24 augustus 2007 niet heeft stilgezeten. Zij heeft zich erop beroepen dat de medische keuringsdocumentatie op 7 augustus 2007 niet alleen door een medewerker van de afdeling medische acceptatie is bekeken maar dat deze op die dag ook contact heeft gezocht met het ziekenhuis waar de internist werkzaam was, teneinde te spreken over hetgeen aan de medische informatie leek te ontbreken (resultaten ECG onderzoek en uitslag cotininetest).
De vraag of deze laatste actie heeft plaatsgehad, welke vraag door middel van de eerste grief aan de orde is gesteld, zal het hof laten rusten, omdat zij, naar hierna zal blijken, geen doorslaggevende betekenis heeft.
3.4
Legal & General heeft met haar tweede grief bestreden dat haar handelwijze onredelijk traag is geweest.
Bij de bespreking van deze grief kiest het hof mét de rechtbank tot uitgangspunt dat op Legal & General bij de afhandeling van de aanvraag jegens [geïntimeerde sub 2] een zorgplicht rustte die meebracht dat zij had te waken tegen onredelijke vertraging.
De plicht om de aanvraag van [geïntimeerde sub 2] voldoende voortvarend af te handelen kwam op Legal & General te rusten, zodra de aanvraag van [geïntimeerde sub 2] door haar was ontvangen. Dat was op 30 juli 2007.
Welke termijn acceptabel kan worden geacht, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij in dit geval met name van belang zijn: de activiteiten die dienden te worden verricht voor de afhandeling van de aanvraag alsmede het belang van de aanvrager dat in het geding is.
Daarover overweegt het hof als volgt.
3.5
Bij de afhandeling van de aanvraag van [geïntimeerde sub 2] werd Legal & General naar haar mening met verschillende problemen geconfronteerd:
- zij wist niet zeker of de medische documentatie afkomstig was van een internist;
- de medische documentatie was onvolledig ingezonden;
- de inhoud van de medische documentatie riep nieuwe vragen op die haar deden besluiten aanvullend onderzoek te doen plaatsvinden.
Begrijpelijk is dat de completering van de medische gegevens waarover Legal & General wenste te beschikken enige tijd heeft gevergd. Legal & General heeft de problemen waarop zij stuitte, zo komt het hof voor, echter weinig consistent aangepakt en gedeeltelijk pas na elkaar zodat zij voor de beoordeling van de aanvraag meer tijd heeft genomen dan nodig was geweest.
De te beantwoorden vraag is in dit verband echter niet of de afhandeling sneller had gekund maar of aan Legal & General onredelijke vertraging bij de afhandeling van de aanvraag kan worden verweten.
3.6
Vast staat tussen partijen dat Legal & General op 30 juli 2007 de beschikking kreeg over het ingevulde keuringsformulier en het daarbij horende door de internist Werter ingevulde geneeskundig rapport.
Punt 26 van het Keuringsformulier bevat de ondertekening. Waarneembaar zijn een onleesbare handtekening na de woorden “Handtekening kandidaat-verzekerde” en een onleesbare handtekening na de woorden “Handtekening keurend arts”. De naam van de arts wordt niet vermeld.
Punt 27 van het Keuringsformulier beoogt een schriftelijke instemming van de kandidaat-verzekerde met bloedonderzoek. Achter de woorden “Handtekening kandidaat-verzekerde” staat een onleesbare handtekening. Die handtekening lijkt sterk op de hierboven vermelde handtekening bij punt 26 na de woorden “Handtekening kandidaat-verzekerde”. Verder is bij punt 27 ingevuld achter “Naam:” “[naam] huisarts” en achter “Woonplaats” “[woonplaats]”.
Dit samenstel van ingevulde gegevens is geschikt om de indruk te doen postvatten dat het keuringsformulier en het daarbij horende geneeskundig rapport zijn ingevuld door de huisarts van [geïntimeerde sub 2]. Dat geldt te meer, nu de naam van de onderzoekend internist ontbreekt. Die naam stond wel in het aanvraagformulier maar dat sluit niet uit dat het onderzoek door een andere arts is uitgevoerd. Nu Legal & General van meet af aan duidelijk is geweest over haar wens dat het medisch onderzoek door een internist zou worden uitgevoerd, stond het haar vrij na te gaan of de medische documentatie afkomstig was van een internist. Zij behoefde daarvan op basis van het ontvangen materiaal niet voetstoots uit te gaan. Aangenomen mag evenwel worden op grond van de stellingen van Legal & General zelf dat zij vanaf 7 augustus 2007 wist dat het onderzoek door een internist was uitgevoerd. Meer tijd heeft deze onvolkomenheid dus niet gekost.
Nu onbestreden is gebleven dat Legal & General op 7 augustus 2007 heeft gekeken naar de ingezonden medische gegevens, kan haar geen inactiviteit worden verweten gedurende de periode 30 juli 2007 tot 7 augustus 2007.
3.7
Tussen partijen staat vast dat de medische documentatie aanvankelijk niet volledig was (het resultaat van de cotinine-test en de medische machtiging van [geïntimeerde sub 2] ontbraken) en dat de medisch adviseur na bestudering van de beschikbare documentatie aanvullende inlichtingen wenste waarvoor de machtiging van [geïntimeerde sub 2] nodig was.
De stellingen van [geïntimeerden]houden niets in dat erop wijst dat Legal & General onredelijke eisen heeft gesteld door completering van de medische gegevens na te streven.
3.8
Legal & General had vanaf 7 augustus 2007 tijd nodig om de medische gegevens als afkomstig van een internist te bestuderen, om de ontbrekende gegevens te achterhalen, het aanvullend materiaal te bestuderen, de noodzakelijk geachte aanvulling te bewerkstelligen en deze vervolgens in samenhang met de al beschikbare informatie te bestuderen. Voor deze werkzaamheden had zij, naar mag worden aangenomen, normaal gesproken een periode van een week of vijf nodig, terwijl haar daarenboven wat extra tijd moet worden gegund omdat de vereiste werkzaamheden gedeeltelijk in een vakantiemaand vielen. Op de aanvraag is medio oktober beslist. De periode van ongeveer vier weken die Legal & General extra heeft genomen, heeft als vertraging te gelden.
De stellingen van [geïntimeerden]bieden geen aanknopingspunt voor de veronderstelling dat Legal & General in haar rechtsverhouding met [geïntimeerde sub 2] extra voortvarendheid had te betrachten. In het ongewisse is gebleven wat het precieze belang van [geïntimeerde sub 2] was bij de beoogde verzekering. De verzekering had kennelijk een functie in het financieringsarrangement dat de financierende bank voor de onderneming van [geïntimeerde sub 2] op het oog had, dat had Legal & General kunnen en moeten begrijpen, maar dat gegeven maakt op zichzelf niet duidelijk welk belang [geïntimeerde sub 2] precies had bij de verzekering. Gesteld noch gebleken is dat
dan wel zijn tussenpersoon bij Legal & General heeft aangedrongen op spoed bij de afhandeling van de aanvraag.
De stellingen van [geïntimeerden]bevatten voorts onvoldoende aanknopingspunt voor de gevolgtrekking dat Legal & General hoe dan ook spoed had te betrachten. In dit verband is van betekenis dat Legal & General tot een bedrag groot € 160.000,- voorlopige dekking had verleend, zodat in het geval van een onverhoopt onverwacht overlijden van [geïntimeerde sub 2] in elk geval in zover dekking zou bestaan.
Gelet op al hetgeen diende te gebeuren en is gebeurd met de aanvraag van [geïntimeerde sub 2] alsmede hetgeen is bekend gemaakt over zijn belang bij de verzekering, kan naar het oordeel van het hof de afhandeling niet als onredelijk traag worden aangemerkt, ook niet wanneer de periode van inactiviteit van 7 tot 24 augustus 2007 in aanmerking wordt genomen.
Bij de beoordeling van de onredelijkheid van de opgetreden vertraging is de omstandigheid dat [geïntimeerde sub 2] op 9 oktober 2007 plotseling is overleden zonder betekenis. Hoe treurig ook voor de nabestaanden, dat plotselinge overlijden maakt een op zichzelf niet onredelijke vertragingstermijn niet alsnog onredelijk.
3.9
Slotsom van bovenstaande overwegingen is dat Legal & General succes heeft met haar tweede grief.
Na bovenstaande overwegingen behoeven de overige grieven van Legal & General geen afzonderlijke bespreking meer.
3.1
De stellingen van [geïntimeerden]bieden geen toereikende grondslag voor de door hen bepleite gevolgtrekking dat Legal & General aan hen schade heeft te vergoeden, ook niet als daarbij hun stellingen uit de eerste aanleg worden betrokken.
Bij gebreke van terzake dienende stellingen kan bewijslevering achterwege blijven.
3.11
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
De vordering van [geïntimeerden]zal worden afgewezen.
zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van [geïntimeerden]af;
veroordeelt [geïntimeerden]in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Legal & General begroot op € 4.951,- aan verschotten en € 4.000,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 4.988,48 aan verschotten en € 3.263,- voor salaris;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, G.C.C. Lewin en H.O. Kerkmeester en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2013.