ECLI:NL:GHAMS:2013:2285
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- B.A. van Brummelen
- E.M. Vrouwenvelder
- D.B. Bijl
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de belastingrechter in invorderingszaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van de belastingrechter met betrekking tot invorderingsmaatregelen van de Belastingdienst. De zaak betreft een geschil tussen [X], belanghebbende, en de ontvanger van de Belastingdienst/Amsterdam. De rechtbank Haarlem had zich eerder onbevoegd verklaard in deze kwestie, wat door belanghebbende werd bestreden in hoger beroep. De inspecteur had in maart 2011 de aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2001 en 2002 verminderd, maar de uitbetaling van de te ontvangen bedragen bleef uit. Belanghebbende stelde de ontvanger in gebreke en ging in beroep tegen het uitblijven van de betaling. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd, wat leidde tot het hoger beroep bij het Hof.
Het Hof heeft vastgesteld dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van de invorderingsmaatregelen van de ontvanger. Dit is in overeenstemming met artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat er een rechtsgang bij de civiele rechter bestaat voor dergelijke geschillen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond was. Tevens werd er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een dergelijke veroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.