ECLI:NL:GHAMS:2013:2344

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
200.125.714-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake het geschil tussen Stichting Het Muziekpakhuis en [geïntimeerde] over de tenuitvoerlegging van een kortgedingvonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2013 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van Stichting Het Muziekpakhuis tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. Het Muziekpakhuis was in hoger beroep gekomen van een kortgedingvonnis waarin het was veroordeeld tot betaling van € 12.000,- aan [geïntimeerde] voor materiële schadevergoeding en € 2.500,- voor immateriële schadevergoeding. Het Muziekpakhuis heeft in hoger beroep negen grieven aangevoerd en een incidentele vordering ingesteld tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, met het argument dat de uitvoering van het vonnis hen in een financiële noodtoestand zou brengen.

Het hof heeft de incidentele vordering van Het Muziekpakhuis afgewezen. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van executiebevoegdheid en dat Het Muziekpakhuis niet voldoende had onderbouwd dat de tenuitvoerlegging van het vonnis hen in een noodtoestand zou brengen. Het hof benadrukte dat de kans van slagen van het hoger beroep niet relevant was voor de beoordeling van de incidentele vordering. De vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging werd afgewezen, evenals de subsidiaire vordering tot zekerheidstelling door [geïntimeerde]. Het Muziekpakhuis werd als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten van het incident.

De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door [geïntimeerde]. Het hof hield iedere beslissing aan voor de verdere behandeling van de hoofdzaak.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer gerechtshof : 200.125.714/01 KG
kenmerk rechtbank Amsterdam : KK 13-118
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 juli 2013
inzake
de stichting
STICHTING HET MUZIEKPAKHUIS,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat:
mr. A.J. Zappeyte Amsterdam,
tegen:
[GEÏNTIMEERDE],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat:
mr. M.J.R. Roethofte Arnhem.
Partijen worden hierna Het Muziekpakhuis en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Het Muziekpakhuis is bij dagvaarding van 28 maart 2013 in hoger beroep gekomen van het door de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam onder bovenstaand kenmerk gewezen vonnis in kort geding van 6 maart 2013 tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie, verweerder in reconventie en Het Muziekpakhuis als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.
Bij memorie van grieven heeft Het Muziekpakhuis negen grieven aangevoerd, haar (deels voorwaardelijke) eis in reconventie vermeerderd en producties overgelegd, met conclusie als aan het slot van die memorie vermeld.
Het Muziekpakhuis heeft daarbij tevens een incidentele vordering ingesteld, strekkende (primair) tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis totdat het hof in appel eindarrest heeft gewezen, een en ander op grond van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), althans (subsidiair) tot zekerheidstelling door [geïntimeerde], binnen zeven dagen na het in deze te wijzen arrest, voor al hetgeen hij uit hoofde van het bestreden vonnis heeft verkregen, althans zal verkrijgen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] daarmee in gebreke blijft, althans (meer subsidiair) tot een door het hof in goede justitie te bepalen regeling, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Het Muziekpakhuis heeft vervolgens een akte houdende aanvulling, althans rectificatie ingediend.
Bij memorie van antwoord in het incident heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd, met conclusie dat het hof Het Muziekpakhuis niet-ontvankelijk zal verklaren in haar incidentele vordering, althans deze zal afwijzen, met veroordeling van Het Pakhuis in de kosten van het incident, uitvoerbaar bij voorraad.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

in het incident:
2.1
Het gaat hier, samengevat en voor zover voor het incident van belang, om het volgende. Bij het bestreden kortgedingvonnis is Het Muziekpakhuis, wegens het beëindigen van een overeenkomst tussen partijen, in conventie veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 12.000,- ter zake van materiële schadevergoeding, alsmede tot betaling van € 2.500,- ter zake immateriële schadevergoeding. De vordering in reconventie van Het Muziekpakhuis afgewezen. Het Muziekpakhuis is in conventie en in reconventie veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 944,59. De veroordelingen in dit vonnis zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2
Ter onderbouwing van haar incidentele vordering heeft Het Muziekpakhuis - samengevat - aangevoerd dat de kantonrechter Het Muziekpakhuis ten onrechte en op onduidelijke, althans ongemotiveerde gronden heeft veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een geldbedrag, waarvan de hoogte evenmin is gemotiveerd. Tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal Het Muziekpakhuis - een particuliere stichting zonder winststreven, die ieder jaar net breakeven draait en vanwege de economische crisis vanaf 2011 geconfronteerd is met een teruglopend aantal leerlingen - in een (financiële) noodtoestand brengen. Het Muziekpakhuis heeft daarom voldoende belang bij behoud van de bestaande situatie totdat in hoger beroep eindarrest is gewezen, althans bij zekerheidstelling door [geïntimeerde], althans een andere door het hof te bepalen billijke regeling, welk belang dient te prevaleren boven het belang van [geïntimeerde] bij tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Dit geldt temeer omdat 55 zelfstandige ondernemers en vier stafleden voor hun inkomen afhankelijk zijn van Het Muziekpakhuis, aldus Het Muziekpakhuis. Daarnaast heeft Het Muziekpakhuis aangevoerd dat sprake is van een aanzienlijk restitutierisico, omdat [geïntimeerde], zoals hij in eerste aanleg zelf heeft betoogd, in financiële moeilijkheden verkeert.
2.3
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd op gronden waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
2.4
Anders dan [geïntimeerde] betoogt, heeft Het Muziekpakhuis onderhavige incidentele vordering bij haar memorie van grieven, niettegenstaande hetgeen aan de kop van dit processtuk is vermeld, onvoorwaardelijk ingesteld. Reeds daarom wordt het bezwaar van [geïntimeerde] tegen een inhoudelijke behandeling van het incident verworpen.
2.5
Het hof neemt bij de beoordeling van de (primaire) incidentele vordering tot uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis waarvan beroep slechts plaats is indien tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Een dergelijk misbruik zal aan de orde zijn indien de executant, mede gelet op de – voor hem kenbare – belangen van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het gebruikmaken van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Hiervan kan in het bijzonder sprake zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van het vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan voor degene te wiens laste het vonnis ten uitvoer wordt gelegd. Daarbij behoort de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
2.6
Dat het bestreden vonnis klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust is gesteld noch gebleken. De enkele klacht van Het Muziekpakhuis over de door de kantonrechter in het vonnis gegeven motivering kan niet tot die conclusie leiden. Het Muziekpakhuis heeft voorts niet voldoende onderbouwd dat na het vonnis feiten zich hebben voorgedaan dan wel aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis klaarblijkelijk een (financiële) noodtoestand bij Het Muziekpakhuis zal doen ontstaan is. Ten aanzien van het door Het Muziekpakhuis gestelde restitutierisico geldt, voorts, dat dit op zichzelf onvoldoende is voor een toewijzing van de onderhavige incidentele vordering. Niet gebleken is dat [geïntimeerde] geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, voordat in hoger beroep eindarrest zal zijn gewezen. Voor zover Het Muziekpakhuis heeft bedoeld te betogen dat schorsing van de tenuitvoerlegging gerechtvaardigd is op de grond dat het bestreden vonnis naar haar verwachting zal worden vernietigd, stuit dit af op het in de laatste zin van het onder 2.5 geformuleerde uitgangspunt.
2.7
Uit het vorenstaande volgt dat de (primaire) incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal worden afgewezen.
2.8
Op voormelde gronden zal tevens de (subsidiaire) incidentele vordering van Het Muziekpakhuis worden afgewezen. Naar het oordeel van het hof bestaat – mede gelet op de aard van de door de kantonrechter getroffen voorziening - onvoldoende grond om [geïntimeerde] te verplichten zekerheid te stellen, nu onvoldoende is gebleken dat het belang van [geïntimeerde] bij tenuitvoerlegging van het vonnis minder zwaar weegt dan het door Het Muziekpakhuis gestelde belang.
2.9
Het hof ziet, gelet op het in 2.6 en 2.8 overwogene, evenmin aanleiding een andere regeling te treffen, zoals door Het Muziekpakhuis (meer subsidiair) is gevorderd.
2.1
Het Muziekpakhuis zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van dit incident.
2.11
In de hoofdzaak zal de zaak worden verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door [geïntimeerde].

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt Het Muziekpakhuis in de proceskosten en begroot die kosten, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, op € 894,- aan salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 20 augustus 2013 voor het nemen van een memorie van antwoord door [geïntimeerde];
houdt iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Huijzer, S.F. Schütz en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2013.