In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 11 april 2013 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in belastingzaken. Het verzoek was gericht tegen mr. J.P.A. Boersma, lid van de belastingkamer van het hof. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een zitting op 5 februari 2013, waar hij zich bekritiseerd voelde door de opmerkingen van mr. Boersma over zijn taalgebruik. De wrakingskamer oordeelde dat de opmerkingen van de raadsheer geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor de schijn van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat het aan de rechter is om de orde ter zitting te bewaren en dat verzoeker niet gerechtvaardigd was in zijn vrees voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijkomende feiten of omstandigheden waren die de vrees van verzoeker konden rechtvaardigen. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.