Uitspraak
mr. B.M. Begte Amsterdam.
1.Het geding
2.Beoordeling
De veroordeelde:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 augustus 2013 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de raadsman van de verzoeker, mr. B.M. Beg. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beslissing van het hof om de behandeling van de zaak buiten aanwezigheid van de veroordeelde en zijn raadsman voort te zetten. De verzoeker was opgeroepen voor een zitting op 21 juni 2013, maar was niet verschenen, evenmin als zijn raadsman. De raadsman had telefonisch aan de bode laten weten dat hij op de hoogte was van de zitting, maar geen stukken had ontvangen, waardoor hij de zitting was vergeten. Het hof oordeelde dat de beslissing om de behandeling voort te zetten niet getuigde van vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer overwoog dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de gang van zaken tijdens de zitting niet duidde op vooringenomenheid en dat de beslissing van de strafkamer niet onbegrijpelijk was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.