ECLI:NL:GHAMS:2013:3579

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
200.116.789-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.L.G.A. Stille
  • A.H.N. Stollenwerck
  • G. Kleykamp-van der Ben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris en oud-notaris inzake afwikkeling nalatenschap

In deze tuchtrechtelijke procedure heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld over een klacht van klager tegen een oud-notaris en een notaris. Klager stelt dat de (oud-)notarissen tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder. De klacht betreft onder andere valsheid in geschrifte, schending van de geheimhoudingsplicht, en het benadelen van klager en zijn familie. Klager houdt de notaris, als ambtsopvolger van de oud-notaris, verantwoordelijk voor alle handelingen van de oud-notaris en het onrecht dat hem is aangedaan.

Het hof concludeert dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klachten tegen de oud-notaris op grond van artikel 99 lid 12 (oud) Wet op het notarisambt, omdat de klacht te laat is ingediend. Wat betreft de notaris oordeelt het hof dat deze niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken voor het handelen van zijn voorganger, maar alleen voor zijn eigen handelen. Het hof bevestigt dat de notaris niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld in de afwikkeling van de nalatenschap, en dat de klachten van klager ongegrond zijn. De vordering tot schadevergoeding van klager wordt afgewezen.

De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2013, waarbij de kamer van toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden eerder op 18 oktober 2012 had geoordeeld. Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht tegen de oud-notaris en de klacht tegen de notaris is ongegrond verklaard, met uitzondering van de vordering tot schadevergoeding die is afgewezen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.116.789/01 NOT
kenmerk eerste aanleg : 3-2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 29 oktober 2013
inzake
[klager],
wonend te [plaatsnaam],
appellant,
tegen:
1. [notaris],
notaris te [plaatsnaam],
2. [oud-notaris],
oud-notaris te [plaatsnaam],
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, hierna klager, is bij een op 15 november 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, verder de kamer, van 18 oktober 2012, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde sub 1., hierna de notaris, deels niet ontvankelijk en overigens ongegrond heeft verklaard en tegen geïntimeerde sub 2., hierna de oud-notaris, niet ontvankelijk heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 3 januari 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. Van de zijde van de oud-notaris is, ondanks dat het hof hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld, geen verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Van de zijde van klager zijn op 23 juli 2013 enkele aanvullende producties ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 15 augustus 2013. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben (mede aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities) het woord gevoerd. De oud-notaris is niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Klager stelt dat de notarissen tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder, mevrouw [naam], hierna erflaatster. De notarissen hebben met hun handelwijze klager en zijn familie grote materiële en immateriële schade toegebracht.
4.2.
Klager verwijt de oud-notaris in het bijzonder dat hij:
a. valsheid in geschrifte heeft gepleegd;
b. zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden;
c. persoonlijke eigendommen heeft vernield;
d. de executeur-testamentair heeft uitgeschakeld en in diskrediet heeft gebracht;
e. zich partijdig heeft opgesteld;
f. klager heeft geprobeerd te benadelen;
g. de erfgenamen tegen elkaar heeft opgezet, uitgespeeld en belachelijk gemaakt;
h. heeft aangezet tot laster en het verspreiden van leugens.
4.3.
Klager houdt de notaris, als ambtsopvolger van de oud-notaris, verantwoordelijk voor alle handelingen van de oud-notaris en het onrecht dat hem hiermee is aangedaan. Daarnaast verwijt klager de notaris in het bijzonder dat hij:
a. ten onrechte op grond van het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 19 april 2011 tot afwikkeling van de overdracht van de woning aan de [straatnaam] te [plaatsnaam], hierna het registergoed, is overgegaan. De notaris had niet tot afwikkeling van deze overdracht mogen overgaan zolang klager nog de mogelijkheid had cassatie in te stellen tegen voormelde uitspraak;
b. voor zijn werkzaamheden kosten in rekening heeft gebracht die, net als deze werkzaamheden, onterecht waren;
c. zich niet constructief heeft opgesteld en heeft geweigerd klager tegemoet te komen in de rekeningen en nota’s die klager aangaande het registergoed heeft gemaakt. Klager wenst deze kosten te verrekenen met gelden uit de nalatenschap van erflaatster die hem toekomen.
4.4.
Klager vordert schadevergoeding van de notaris (als opvolger van de oud-notaris en als afwikkelaar van diens dossiers) voor alle door hem geleden materiële en immateriële schade en eist dat deze schade wordt vastgesteld op eerlijke en juiste wijze.
4.5.
De notaris heeft verweer gevoerd, waarop het hof in zijn beoordeling (voor zover van belang) nader zal ingaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het hof stelt voorop dat in deze tuchtrechtelijke procedure beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van artikel 98 lid 1 in verbinding met artikel 98 lid 4 Wet op het notarisambt, hierna Wna, (zoals deze golden tot 1 januari 2013) oplevert. In deze tuchtrechtelijke procedure bestaat geen mogelijkheid tot een veroordeling van de notaris de door klager gestelde geleden schade te vergoeden. Het verzoek van klager, zoals weergegeven hiervoor onder 4.4., zal derhalve afgewezen worden.
5.2.
Met betrekking tot de verschillende klachtonderdelen tegen de oud-notaris komt het hof evenals de kamer tot de conclusie dat klager daarin niet-ontvankelijk is. Op grond van artikel 99 lid 12 (oud) Wet op het notarisambt welke bepaling met ingang van 1 januari 2013 is vernummerd tot artikel 99 lid 15, kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, heeft kennisgenomen. Vooropgesteld wordt dat klager zich reeds bij brief van 23 augustus 2005 heeft beklaagd over het handelen van de oud-notaris bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, hierna KNB, maar de zaak destijds (naar eigen zeggen) heeft laten rusten vanwege lichamelijke en psychische klachten van hemzelf en familieleden. Aangenomen moet worden dat klager op dat moment in ieder geval kennis had van het handelen van de oud-notaris dat hij de oud-notaris thans verwijt, zodat op dat moment de termijn van drie jaar van artikel 99 lid 12 (oud) Wna is gaan lopen. Aangezien de klacht van klager tegen de notarissen op 16 mei 2012 bij de kamer is ingekomen, heeft klager zijn klachtonderdelen (zoals weergegeven hiervoor onder 4.2. sub a. tot en met h.) tegen de oud-notaris te laat ingediend.
5.3.
Inzake de stelling van klager dat de notaris als ambtsopvolger van de oud-notaris tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen (of nalaten) van de oud-notaris, is het hof met de kamer van oordeel dat de notaris niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken op al hetgeen zijn (ambts-)voorganger heeft gedaan of nagelaten maar uitsluitend op zijn eigen handelen of nalaten. Klager is daarom terecht door de kamer niet ontvankelijk verklaard in zijn klachtonderdelen zoals weergegeven hiervoor onder 4.2. sub a. tot en met sub h., voor zover hij deze richt tegen de notaris.
5.4.
Door de notaris is gesteld, hetgeen door klager niet is weersproken, dat zijn bemoeienissen met de nalatenschap van erflaatster zijn aangevangen op het moment dat de notaris kennis kreeg van het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 19 april 2011, op 16 juni 2011. Nu de verschillende klachtonderdelen van klager in het bijzonder tegen de notaris zien op de periode na 16 juni 2011, kan klager in deze klachtonderdelen (weergegeven onder rechtsoverweging 4.3. sub a. tot en met c.) wel worden ontvangen.
5.5.
Ten aanzien van het onder 4.3. sub a. weergegeven klachtonderdeel wordt als volgt overwogen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat door de notaris werkzaamheden zijn verricht ter zake van de afwikkeling van de overdracht van het registergoed op het moment dat klager nog de mogelijkheid had cassatie in te stellen tegen het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 19 april 2011. De lezingen lopen uiteen over het antwoord op de vraag of klager al dan niet aan (een medewerkster van) de notaris kenbaar heeft gemaakt desondanks tot een afwikkeling van de overdracht van het registergoed over te willen gaan. Klager heeft erkend dat hij destijds een tweetal gesprekken met de notaris en/of diens medewerker heeft gehad, dat de notaris een aantal brieven aan hem heeft gestuurd en dat er een aantal telefoongesprekken heeft plaatsgevonden. Hierbij is echter, aldus klager, nimmer door hem kenbaar gemaakt dat hij tot afwikkeling van de overdracht wilde overgaan omdat hij zich nog wilde beraden over de mogelijkheid om cassatie in te stellen. Nu vaststaat dat door de notaris na 16 juni 2011 werkzaamheden ten behoeve van klager zijn verricht en de notaris zijn werkzaamheden direct gestaakt heeft op het moment dat klager te kennen gaf in cassatie te willen gaan, kan niet geoordeeld worden dat de notaris met zijn handelwijze tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.6.
Met betrekking tot het onder 4.3. sub b. weergegeven klachtonderdeel, dat ziet op de vraag of de notaris al dan niet terecht kosten aan klager in rekening heeft gebracht, is het hof met de kamer van oordeel dat de tuchtrechter niet bevoegd is hierover te oordelen omdat declaratiegeschillen ingevolge artikel 55 lid 2 (oud) Wna tot 1 januari 2013 tot de competentie van de ringvoorzitter behoorden. Met ingang van die datum zijn de bij verordening gestelde regels betreffende de inrichting van een algemene klachten- en geschillenregeling voor het notariaat, waaronder de instelling van een geschillencommissie, te dezen toepasselijk. Klager is niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.
5.7.
Ten aanzien van het onder 4.3. sub c. weergegeven klachtonderdeel heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer. De notaris heeft op goede gronden gemeend niet tot verrekening van de door klager gemaakte kosten met de gelden van de nalatenschap over te mogen gaan, nu het niet aan de notaris maar aan de gezamenlijke erfgenamen is om hierover te beslissen. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
5.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend verder onbesproken blijven.
5.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering tot schadevergoeding af;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.H.N. Stollenwerck en
G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 oktober 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN
Reg.nr.:
Datum uitspraak:
03-2012
18 oktober 2012
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
hierna te noemen: klager,
procederende in persoon,
tegen
[notaris],
notaris te [plaatsnaam],
hierna te noemen: de notaris,
procederende in persoon
en
[oud-notaris],
oud-notaris te [plaatsnaam],
hierna te noemen: de oud-notaris.
PROCESVERLOOP
1.1.
Bij brief van 14 mei 2012 heeft klager bij de Kamer een klacht ingediend tegen de notaris.
1.2.
De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 26 juni 2012.
1.3.
Aan de oud-notaris is om redenen die in overwegingen 5.1.1 en 5.1.2 worden besproken niet gevraagd te reageren op de klacht van klager.
1.4.
Bij brief van 16 juli 2012 heeft klager gereageerd op het verweerschrift van de notaris.
1.5.
De notaris heeft bij brief van 28 augustus 2012 gereageerd op de brief van 16 juli 2012 van klager.
1.6.
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2012 ter vergadering van de voltallige Kamer. Klager is verschenen. De notaris is eveneens verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de secretaris aantekeningen gemaakt.
MOTIVERING
Vaststaande feiten
2.1.
In de onderhavige zaak zal worden uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.
2.2.
Bij testament, dat ten overstaan van [oud-notaris], oud-notaris te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de oud-notaris), op 12 december 1986 is verleden, heeft de moeder van klager, [naam] (hierna te noemen: de moeder van klager), het vruchtgebruik van haar gehele nalatenschap gelegateerd aan [naam], zijnde haar ex-echtgenoot, en onder de last van dit legaat onder meer klager tot haar erfgenaam benoemd. Daarnaast heeft zij klager tot bewindvoerder ter zake van de nalatenschap benoemd.
2.3.
Op 25 januari 1990 is de moeder van klager overleden.
2.4.
Ingevolge het testament van de moeder van klager heeft de oud-notaris de afhandeling van de nalatenschap ter hand genomen. Tot de nalatenschap behoren twee woningen aan de [straatnaam] te [plaatsnaam].
2.5.
Over de woningen zijn nadien diverse procedures gevoerd.
2.6.
Op 23 augustus 2005 heeft klager bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) een klacht ingediend tegen de oud-notaris.
2.7.
Bij brief van 28 januari 2012, gericht aan de KNB, heeft klager zich beklaagd over het handelen van de notaris. Daarbij heeft klager aangegeven dat hij de zaak destijds heeft laten rusten vanwege lichamelijke en psychische klachten van hemzelf en familieleden.
2.8.
De notaris en klager hebben zich vervolgens over en weer schriftelijk uitgelaten ter zake van de klacht. Daarbij heeft klager zich in zijn brief van 30 maart 2012 eveneens over het handelen van de oud-notaris beklaagd.
2.9.
Bij brief van 10 mei 2012 heeft de KNB de bemiddeling beëindigd, waarna klager zijn klacht bij de Kamer heeft ingediend.
Het standpunt van klager
3. Klager houdt de notaris als opvolger van de oud-notaris verantwoordelijk voor het handelen van de oud-notaris. Volgens klager heeft de (oud-)notaris valsheid in geschrifte gepleegd, zijn geheimhoudingsplicht geschonden, persoonlijke eigendommen vernield, de executeur-testamentair uitgeschakeld en in diskrediet gebracht, zich partijdig opgesteld, de erfgenamen tegen elkaar opgezet, uitgespeeld en belachelijk gemaakt, aangezet tot laster en leugens verspreid. Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat de notaris - evenals de oud-notaris - klager probeert te benadelen. Volgens klager had de notaris niet tot afwikkeling van de overdracht van het pand aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] mogen overgaan, omdat klager nog de mogelijkheid had om in cassatie te gaan tegen het arrest van het Gerechtshof. Dat de notaris voor de door hem in dat verband verrichte werkzaamheden kosten bij klager in rekening heeft gebracht, acht klager onterecht. Verder heeft de notaris zich volgens klager niet constructief opgesteld. De notaris heeft geweigerd klager te informeren over nota's ter zake van kosten die klager als executeur-testamentair heeft gemaakt en rekeningen die hij heeft betaald voor genoemd pand. Klager wenst deze kosten te verrekenen met gelden die hem toekomen. Klager heeft tot slot aangegeven de notaris aansprakelijk te stellen voor de door hem geleden schade.
Het standpunt van de notaris
4. De notaris heeft verweer gevoerd. De notaris heeft aangevoerd dat in deze sprake is van een reeds 20 jaar durende afwikkeling van een nalatenschap en dat hij deze zaak destijds heeft overgenomen van de oud-notaris. Op grond van het arrest van 19 april 2011 van het Gerechtshof te Leeuwarden is klager veroordeeld tot het afnemen van het pand aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] voor een prijs van € 123.000,-. Naar aanleiding van dit arrest hebben tussen klager en de notaris meerdere gesprekken plaatsgevonden over de wijze van afhandeling van de koop van het pand en het verrekenen van de kosten die klager heeft gemaakt met de koopsom van het pand. Volgens de notaris is sprake van een declaratiegeschil. De notaris heeft zich op het standpunt gesteld dat geen nieuwe werkzaamheden door hem worden verricht totdat klager aan zijn betalingsverplichtingen in deze heeft voldaan. Met betrekking tot de over de oud-notaris geuite klachten heeft de notaris aangegeven dat hij niet betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager en dat hij zich daarom ook niet aangesproken voelt.
De beoordeling
5.1.1.
Voor zover klager bedoeld heeft ook een klacht tegen de oud-notaris in te dienen, is de Kamer van oordeel dat deze niet-ontvankelijk is, omdat die klacht ziet op een periode die ver buiten de termijn valt van 3 jaar als bedoeld in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna). Uitsluitend binnen die termijn kan over het handelen of nalaten van een notaris worden geklaagd. Dat klager met zijn klaagschrift in 2005 de Kamer niet heeft benaderd, moet voor zijn risico worden gelaten.
5.1.2.
Daaruit volgt dat de Kamer niet toekomt aan de vraag of de oud-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Om die reden heeft de Kamer besloten om de oud-notaris niet in de onderhavige procedure te betrekken.
5.2.1.
Met betrekking tot de klacht tegen de notaris overweegt de Kamer het volgende.
5.2.2.
De Kamer stelt voorop dat de notaris niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken voor hetgeen aan handelingen is verricht (of niet verricht) door zijn voorganger. De Kamer zal dan ook enkel het handelen van de notaris vanaf het moment dat hij kennis kreeg van het arrest van 19 april 2011 van het Gerechtshof beoordelen. De notaris heeft aangegeven dat zijn kantoor op 16 juni 2011 een afschrift van het betreffende arrest heeft ontvangen. Ter beoordeling staat derhalve het handelen van de notaris vanaf 16 juni 2011.
5.2.3.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn
(kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris zoals door klager beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.
5.2.4.
Klager acht het klachtwaardig dat de notaris reeds tot afwikkeling van de overdracht van het pand aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] is overgegaan, terwijl hij nog de mogelijkheid had om in cassatie te gaan tegen het arrest van 19 april 2011 van het Gerechtshof en dat hij bij klager voor de door hem in dat verband verrichte werkzaamheden reeds kosten in rekening heeft gebracht. Klager heeft erkend dat hij een tweetal gesprekken met de notaris en/of zijn medewerker heeft gehad, dat een aantal brieven is verstuurd en dat een aantal telefoongesprekken heeft plaatsgevonden. Dat de notaris werkzaamheden heeft verricht, staat naar het oordeel van de Kamer vast. De notaris heeft ter zitting verklaard dat de nota betrekking heeft op werkzaamheden die zijn verricht nadat hij in kennis was gesteld van het betreffende arrest. Voorts heeft hij ter zitting verklaard dat hem en zijn medewerker uit de gesprekken met klager bleek dat klager tot een afwikkeling van de overdracht van het onderhavige pand wilde komen. Dat klager zich op het standpunt stelt dat hij nimmer kenbaar heeft gemaakt dat hij tot een afwikkeling in deze wilde komen, maar eerst in cassatie wilde gaan, laat – wat daar ook van zij – onverlet dat over de afwikkeling met klager contacten zijn geweest en dus door de notaris werkzaamheden zijn verricht. Bij de notaris heeft kennelijk de indruk bestaan dat klager juist wel tot een afwikkeling wilde komen. In dat verband hebben gesprekken plaatsgevonden en is tussen partijen gecorrespondeerd. Toen bleek dat klager in cassatie wilde gaan, heeft de notaris, aldus zijn verklaring ter zitting, zijn werkzaamheden gestaakt. De Kamer acht dit handelen van de notaris – daargelaten de ter zake in rekening gebrachte kosten, waarover in 5.3.5. meer - in deze niet klachtwaardig en zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.
5.2.5.
De stelling van klager dat de notaris ten onrechte kosten voor werkzaamheden in rekening heeft gebracht, begrijpt de Kamer als een klacht tegen de declaratie van de notaris. Een declaratiegeschil kan, ingevolge artikel 55, tweede lid van de Wna, door de meest gerede partij aan de voorzitter van het bestuur van de ring van de KNB worden voorgelegd. De ringvoorzitter toetst dan volledig. Tegen de beslissing van de ringvoorzitter staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Kamer heeft weliswaar de bevoegdheid om een geschil over een declaratie van een notaris marginaal te toetsen, maar ziet daartoe, gelet op het ontbreken van een concrete nadere onderbouwing door klager van de onjuistheid van de hoogte van de declaratie, geen aanleiding. De Kamer zal klager in zoverre dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
5.2.6.
Met betrekking tot het klachtonderdeel dat de notaris ten onrechte niet tot verrekening van de kosten van klager met de hem toekomende gelden wil overgaan, overweegt de Kamer dat het niet aan de notaris, maar aan de overige erfgenamen is om daarover te beslissen. De Kamer zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.
5.2.7.
Met betrekking tot de stelling van klager dat hij de notaris aansprakelijk zal stellen voor de door hem geleden schade en zijn vordering tot vergoeding van de kosten - te vermeerderen met de rente daarover -, die hij heeft moeten maken voor het plaatsen van een grafsteen op het graf van zijn moeder overweegt de Kamer dat klager zich ter zake van die schade c.q. kosten tot de civiele rechter dient te wenden, omdat een procedure als de onderhavige zich daarvoor niet leent. De Kamer zal klager ten aanzien van dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren.
DE BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht tegen de oud-notaris;
- verklaart klager ter zake van het klachtonderdeel over de declaratie van de notaris en ter zake van de gevorderde schade niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht tegen de notaris voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. J.S. van der Kolk, plaatsvervangend voorzitter, mrs. J.C.G. Leijten, H.J. Hettema, A.W. Drijver en N.T. Vink, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. S. Ambachtsheer, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2012.
S. Ambachtsheer J.S. van der Kolk
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.