ECLI:NL:GHAMS:2013:3841

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
200.125.204-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over wijziging indeling zolder en huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin Hemony Vastgoed B.V. [appellant] had veroordeeld om mee te werken aan een wijziging van de indeling van de zolderverdieping van het pand dat hij huurt. De zaak is ontstaan na een voorstel van Hemony aan [appellant] om de lattenberging te ruilen voor een andere berging, zodat Hemony de zolderverdieping kon verbouwen en een woning kon realiseren. [appellant] heeft het voorstel afgewezen, wat leidde tot de rechtszaak. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van Hemony toegewezen, wat [appellant] in hoger beroep aanvecht. Het hof heeft de feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen en beoordeeld of het aanbod van Hemony redelijk was. Het hof concludeert dat Hemony alle benodigde vergunningen heeft verkregen en dat het voorstel tot ruil van de bergingen een redelijk aanbod is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer gerechtshof : 200.125.204/01 SKG
rolnummer rechtbank : KK 12-1773
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 november 2013
inzake
[APPELLANT SUB 1]en
[APPELLANTE SUB 2],
beiden wonend te [woonplaats],
appellanten,
advocaat:
mr. H.A. Saroleate Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEMONY VASTGOED B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat:
mr. J.A. Tuinmante Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

De appellanten worden hierna in enkelvoud [appellant] genoemd en de geïntimeerde wordt Hemony genoemd.
1.1
[appellant] is bij dagvaarding van 2 april 2013 in hoger beroep gekomen van het vonnis met opgemeld rolnummer van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 1 maart 2013, in kortgeding gewezen tussen [appellant] als gedaagde en Hemony als eiseres (hierna: het vonnis). De appeldagvaarding bevat de grieven.
1.2
[appellant] heeft zes grieven geformuleerd en bescheiden in het geding gebracht, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis zal vernietigen en, alsnog de vorderingen van Hemony zal afwijzen, met veroordeling van Hemony in de kosten.
1.3
Daarop heeft Hemony geantwoord en bescheiden in het geding gebracht, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten.
1.4
De partijen hebben de zaak ter zitting van 23 september 2013 doen bepleiten door hun respectieve advocaten, mr. Sarolea aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Hemony heeft nog een productie in het geding gebracht.
1.5
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
De kantonrechter heeft in het vonnis onder het kopje “Feiten” enige feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
2.2
Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende.
( i) (De rechtsvoorganger van) Hemony heeft ruim veertig jaar geleden aan [appellant] verhuurd de woning gelegen aan de [adres]. Bij de woning hoort een aan de voorzijde van de vierde verdieping, de zolder, gelegen lattenberging. De huurprijs bedraagt thans € 104,99 per maand.
(ii) Hemony heeft het pand waarin de woning is gelegen in 2007 verworven met het doel dit te renoveren, te splitsen in appartementsrechten en de appartementsrechten te verkopen.
(iii) Ten einde op de zolderverdieping van het pand een woning te kunnen realiseren heeft Hemony [appellant] bij brief van 6 oktober 2012 voorgesteld de lattenberging aan haar ter beschikking te stellen, waartegenover hij de beschikking zou krijgen over een aan de achterzijde van de zolder gelegen berging.
(iv) [appellant] is niet op het verzoek van Hemony ingegaan.
( v) Bij brief van 11 oktober 2012 heeft Hemony de huurovereenkomst met [appellant] opgezegd, omdat hij weigert in te stemmen met een redelijk aanbod als bedoeld in artikel 7:274 lid 1 sub d BW.
2.3
In eerste aanleg vorderde Hemony, kort gezegd, [appellant] te veroordelen de lattenberging te ontruimen. De kantonrechter heeft deze vordering bij wijze van voorlopige voorziening toegewezen. Inmiddels, zo is ter zitting gebleken, heeft [appellant] de lattenberging afgestaan, heeft Hemony de verbouwing gerealiseerd en staat de woning op de zolderverdieping te koop.
2.4
Naar de kern genomen gaat deze zaak over de vraag of aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het voorstel dat Hemony [appellant] heeft gedaan -kort gezegd, ruil van de bergingen- een redelijk aanbod is tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst.
Hemony heeft alle benodigde splitsings- en bouwvergunningen verkregen om het pand te renoveren. Ook voor de bouw van een woning op de vierde verdieping heeft zij een vergunning. Om die woning te kunnen realiseren is noodzakelijk dat de zolderverdieping anders wordt ingedeeld en de lattenberging onderdeel van de nieuw te realiseren woning wordt. Hemony heeft [appellant] een andere berging aangeboden, waarvan onvoldoende gebleken is dat deze minder is dan de lattenberging. De ruil van de bergingen is, gelet op het grote belang van Hemony bij realisatie van haar plannen waartegenover [appellant] niet achteruit gaat in gebruiksmogelijkheid van de woning, naar het voorlopig oordeel van het hof een redelijk aanbod. Aannemelijk geworden is ook dat Hemony een spoedeisend belang had en nog heeft bij het in gebruik nemen van de lattenberging, ten einde haar bouwplannen te kunnen realiseren.
2.5
[appellant] verzet berust niet zo zeer op bezwaren tegen de ruil van de bergingen als wel tegen het realiseren van een woning op de zolderverdieping. Hij vreest dat daardoor zijn rustig woongenot zal afnemen. Hij is alleen bereid in te stemmen met de plannen van Hemony indien op voorhand wordt vastgelegd dat tussen de woningen een isolatie wordt aangebracht die voldoet aan de normen voor nieuwe woningen.
In deze kortgedingprocedure kan het hof niets anders dan concluderen dat Hemony, ondanks dat [appellant] waar mogelijk bezwaar heeft gemaakt, alle benodigde vergunningen heeft verkregen voor de realisatie van de verbouwingen. Het ligt dan in beginsel niet op de weg van de burgerlijke rechter om, zoals [appellant] feitelijk beoogt, aanvullende voorwaarden te stellen waaraan Hemony moet voldoen alvorens zij gebruik zou kunnen maken van die vergunningen. In dit geding is niet aannemelijk geworden dat er grond is van voormeld beginsel af te wijken.
2.6
Voorts heeft [appellant] nog betoogd dat de kantonrechter zijn vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad had mogen verklaren. Dat moge zo zijn bij toewijzing van een vordering op grond van de artikel 7:272 lid 1 BW, doch in dit geval heeft de kantonrechter een voorlopige voorziening getroffen op grond van artikel 254 Rv. Het spoedeisend karakter daarvan brengt mee dat deze wèl -en zelfs ambtshalve, zoals volgt uit artikel 258 Rv- uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard.
2.7
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis kan worden bekrachtigd. De afzonderlijk grieven behoeven dan geen bespreking, omdat zij ook bij gegrondbevinding niet tot een andere beslissing kunnen leiden. [appellant] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het hoger beroep te dragen.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Hemony begroot op € 683,-- aan verschotten en € 2.682,-- voor salaris;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Huijzer, mr. R.H.C. van Harmelen en mr. J.F.M. Strijbos, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013.