In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem over de waardebepaling van zijn woning aan [a-straat 1] te [Z]. De heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem had de waarde van de woning vastgesteld op € 286.000 voor het kalenderjaar 2011, met een bijbehorende aanslag onroerende-zaakbelastingen van € 273,50. Belanghebbende stelde dat bij deze waardebepaling onvoldoende rekening was gehouden met waardedrukkende factoren, zoals achterstallig onderhoud en overlast van het buurpand. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Het Hof Amsterdam bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De vergelijkingsobjecten in het taxatierapport waren voldoende vergelijkbaar en de heffingsambtenaar had rekening gehouden met de onderhoudstoestand van de woning. Het Hof wees erop dat de persoonlijke beleving van belanghebbende over de overlast van zijn buren niet leidde tot een objectieve waardedaling van de woning. De stelling dat het burenconflict de woning onverkoopbaar maakte, werd verworpen, omdat er geen negatieve impact op de buurt als geheel was aangetoond.
De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten. De uitspraak werd gedaan door mr. J. den Boer, lid van de belastingkamer, en is op 8 augustus 2013 in het openbaar uitgesproken.