ECLI:NL:GHAMS:2013:4177

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
200.116.828/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.L.G.A. Stille
  • A.H.N. Stollenwerck
  • G. Kleykamp-van der Ben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris inzake afwikkeling nalatenschap en verwijten van partijdigheid

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris over de afwikkeling van de nalatenschap van haar overleden moeder. De klacht betreft het handelen van de notaris, dat volgens klaagster niet adequaat en niet voortvarend was. De notaris zou zich bovendien partijdig hebben opgesteld ten opzichte van de broer van klaagster, die als executeur was aangesteld. De klacht is ingediend bij de kamer van toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen in 's-Hertogenbosch, die op 25 oktober 2012 een beslissing heeft genomen. Klaagster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam. Het hof heeft op 12 november 2013 de bestreden beslissing van de kamer bevestigd. Het hof oordeelt dat de klacht op verschillende onderdelen niet-ontvankelijk is, omdat deze betrekking heeft op handelingen van de notaris die vóór de vervaltermijn van drie jaar zijn verricht. Daarnaast heeft klaagster haar stellingen niet voldoende onderbouwd, waardoor de klacht ongegrond is verklaard. Het hof concludeert dat de notaris niet kan worden verweten dat de afwikkeling van de nalatenschap niet vlotter is verlopen, aangezien de vertraging vooral te wijten is aan de slechte verhouding tussen klaagster en haar broer. De notaris heeft zijn taken naar behoren uitgevoerd en de gelden van de boedel zijn nog steeds op de derdengeldrekening aanwezig. De beslissing van de kamer van toezicht wordt bevestigd, en de klacht wordt in al zijn onderdelen ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing

_______________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.116.828/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 12.09
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 november 2013
inzake:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
gemachtigde: [naam] te [woonplaats],
t e g e n
[notaris],
notaris te ’[plaats],
geïntimeerde.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 16 november 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder de kamer, van 25 oktober 2012, waarbij de kamer klaagster in haar klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris, op een onderdeel niet-ontvankelijk heeft verklaard en de klacht voor het overige ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de notaris is op 3 januari 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 15 augustus 2013. De gemachtigde van klaagster en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3. De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4. Het standpunt van klaagster

4.1. Met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van mevrouw[naam], de moeder van klaagster, verwijt klaagster de notaris het volgende:
4.1.1. De notaris heeft in zijn functie van boedelnotaris de afwikkeling van de nalatenschap niet goed en niet voortvarend aangepakt.
De notaris heeft zich voortdurend ten gunste van de broer van klaagster, tevens de executeur, opgesteld, zodat lange tijd geen afwikkeling van de nalatenschap heeft kunnen plaatsvinden. Zo heeft de notaris verzuimd tijdig correcte notulen van de bijeenkomsten van 4 augustus 2004 en van 3 september 2004 te maken en aan klaagster te verstrekken en heeft hij voorts toegestaan dat de executeur de op die bijeenkomsten door hem gedane toezeggingen niet nakwam. Ook heeft de notaris geweigerd in het kader van een gerechtelijke procedure in 2006 tussen klaagster en haar broer een brief aan klaagster te verstrekken met daarin de tussen partijen gemaakte afspraken inzake de sieraden uit de nalatenschap. Voorts heeft de notaris meegewerkt aan een door de executeur voorgestelde verdeling van aandelen op het moment dat hierover reeds overeenstemming was bereikt.
4.1.2. De notaris heeft zich gelden van de derdengeldrekening toegeëigend. Een gedeelte daarvan behoort tot de erfenis en voorts betreft het een som voor zijn honorarium.
4.2. In hoger beroep heeft klaagster - voor zover van belang - nog aangevoerd dat de vervaltermijn van drie jaar hier niet toegepast zou moeten worden omdat door het handelen van de notaris in 2004 de afwikkeling van de nalatenschap zich tot op heden voortsleept. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft klaagster nog het volgende verklaard. Ten tijde van de bijeenkomsten in 2004 waren partijen het met elkaar eens, daarna heeft de executeur de gang van zaken geblokkeerd. De notaris heeft daarna pogingen gedaan de executeur bij de verschillende vergaderingen deel te laten nemen. Thans wordt wederom een procedure met de executeur gevoerd, dit maal over de verdeling van de gelden van de nalatenschap.

5. Het standpunt van de notaris

De notaris heeft de stellingen van klaagster betwist en zich als volgt verweerd.
5.1. Tijdens de twee bijeenkomsten in 2004 is aan de hand van een door (een medewerker van) de notaris gemaakte lijst met geschilpunten een aantal tussen partijen bestaande problemen opgelost. Bij die bijeenkomsten waren ook de toenmalige advocaat van klaagster en een adviseur van de broer van klaagster aanwezig. Op dat moment bestond er reeds overeenstemming over de verdeling van de aandelen, zodat hierover toen niet is gesproken. Van de twee bijeenkomsten heeft de notaris juiste aantekeningen gemaakt. Dat de conclusie uit die bijeenkomsten niet door klaagster wordt geaccepteerd, doet daaraan niet af. De notaris heeft zich in ieder geval op geen enkel moment partijdig opgesteld. Door de buitengewoon slechte verhouding tussen klaagster en haar broer was het moeilijk tot een goede en soepele afwikkeling van de nalatenschap te komen. Om die reden is het ook tot verschillende procedures tussen partijen gekomen. De geschillen heeft de notaris ondanks al zijn voorstellen, gelet op de houding van partijen jegens elkaar en de voortdurende wijziging van de wederzijdse standpunten, niet kunnen overbruggen. Ook de wijze van procederen door partijen is hier debet aan. Met betrekking tot de verdeling van de aandelen hebben partijen medio 2007 de ter zake van belang zijnde stukken getekend. Anders dan klaagster betoogt, staan de gelden uit de boedel nog immer op de derdengeldrekening. Zodra partijen het eens zijn over de verdeling ervan kunnen de gelden (met rente) worden overgemaakt. Voorts staat de declaratie van de notaris voor de door hem verrichte werkzaamheden nog open.
5.2. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de notaris - voor zover van belang - verklaard dat er in 2010 tussen de executeur en klaagster een procedure in kort geding heeft plaatsgevonden, waarbij - kort gezegd - door de rechter is bepaald dat partijen met betrekking tot een drietal punten overeenstemming dienen te bereiken. Een van die punten is de openstaande declaratie van de notaris ad € 47.000,00. Op het moment dat partijen het op die punten met elkaar eens zijn, kan tot verdeling van de nalatenschap worden overgegaan.

6. De beoordeling

6.1.1. Ten aanzien van het hiervoor onder 4.1.1. weergegeven klachtonderdeel wordt het volgende overwogen. Met de kamer is het hof van oordeel dat de klacht van klaagster mede betrekking heeft op het handelen of nalaten van de notaris, verricht vóór de vervaltermijn van drie jaar als bedoeld in artikel 99 lid 12 (oud) van de Wet op het notarisambt, thans lid 15. Dit betreft het niet tijdig opmaken en verstrekken aan klaagster van correcte notulen van de bijeenkomsten van 4 augustus en 3 september 2004, het toestaan dat de executeur de op die bijeenkomsten door hem gedane toezeggingen niet nakwam, de weigering in het kader van een gerechtelijke procedure in 2006 een brief aan klaagster te verstrekken en het meewerken aan een door de executeur voorgestelde verdeling van aandelen. Deze aan de notaris verweten handelingen dateren uit de periode 2004-2007. De klacht van klaagster is op 19 april 2012 bij de kamer ingekomen, zodat klaagster de klacht ten aanzien van deze onderdelen te laat - want na ommekomst van de termijn van drie jaar - heeft ingediend. Dit betekent dat de kamer klaagster met betrekking tot deze aan de notaris verweten handelingen terecht niet ontvankelijk heeft verklaard.
6.1.2. Aangezien klaagster haar stelling dat de notaris de afwikkeling van de nalatenschap niet goed heeft aangepakt niet nader - dat betekent anders dan de hiervoor onder 6.1.1. genoemde handelingen - heeft onderbouwd, is dit onvoldoende aannemelijk geworden. Ook de stelling van klaagster dat de notaris niet voortvarend te werk is gegaan bij de afwikkeling van de nalatenschap, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Door hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, in het bijzonder hetgeen partijen ter zitting in hoger beroep hebben verklaard, wordt het beeld geschapen dat klaagster en haar broer het telkenmale niet eens hebben kunnen worden over de verdeling van de nalatenschap. Het feit dat partijen in verschillende procedures verwikkeld zijn geraakt, bevestigt dit vermoeden. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat dit de notaris niet kan worden verweten. Het hof volgt de kamer derhalve in zijn oordeel dat klachtonderdeel 4.1.1. voor het overige ongegrond is.
6.2. Met betrekking tot het hiervoor onder 4.2. weergegeven klachtonderdeel is het hof van oordeel dat de stelling van klaagster dat de notaris zich gelden van de boedel zou hebben toegeëigend onder meer ter voldoening van zijn honorarium, tegenover de betwisting hiervan door de notaris, onvoldoende aannemelijk is gemaakt. In dit kader is van belang dat de notaris ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat zijn declaratie ad € 47.000,00 thans nog openstaat en uit de boedelgelden nog enkele betaling daarvan heeft plaatsgevonden. Ook dit klachtonderdeel heeft de kamer terecht ongegrond verklaard.
6.3. Nu het hof tot dezelfde beslissing komt als de kamer, zal de bestreden beslissing worden bevestigd.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7. De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.H.N. Stollenwerck en G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 november 2013 door de rolraadsheer.
KLN 12.09
25 oktober 2012
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de volgende beslissing op de klacht van mevrouw [klaagster], hierna te noemen klaagster, tegen de heer [notaris], notaris te [plaats], hierna te noemen de notaris.

1.De procedure

1.1
Bij brief van 18 maart 2012 heeft de woordvoerder van klaagster de klacht tegen de notaris geformuleerd. Deze klacht is op 19 april 2012 bij de kamer van toezicht ontvangen.
1.2
De notaris heeft geantwoord op 5 juni 2012. Dit antwoord is op 6 juni 2012 bij de kamer van toezicht ontvangen.
1.3
Bij brief van 19 juni 2012, ontvangen bij de kamer van toezicht op 20 juni 2012, heeft de woordvoerder van klaagster gerepliceerd.
1.4
De notaris heeft gedupliceerd bij brief van 11 juli 2012, bij de kamer van toezicht ontvangen op 16 juli 2012
1.5
De plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht heeft de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.6
De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 26 september 2012. De woordvoerder van klaagster, haar echtgenoot [naam] is verschenen. De notaris is eveneens verschenen.

2.De feiten

2.1
Op 10 maart 2003 is mevrouw [naam] (hierna: erflaatster) overleden te [woonplaats]. Haar vermogen was onder bewind gesteld en haar gelden werden beheerd door Moret, Ernst & Young te Eindhoven. In haar testament heeft zij haar zoon[X] benoemd als executeur.
2.2
De erfgenamen van mevrouw [naam] zijn haar zoon, de heer [X], en haar dochter, mevrouw [klaagster] (klaagster).
2.3
De notaris heeft de opdracht gekregen voor de afwikkeling van de nalatenschap van mevrouw [naam]. Op 4 augustus 2004 en op 3 september 2004 heeft een vergadering plaatsgevonden op het kantoor van de notaris, waarbij de verdeling van de erfenis van mevrouw[naam] is besproken. Deze verdeling is thans nog niet afgerond.
2.4
De notaris heeft nog een geldbedrag van de boedel van ongeveer 170.000 euro op zijn derdengeldrekening staan.

3.De klacht en het verweer daartegen

3.1
Klaagster stelt, zakelijk weergegeven, het volgende.
De notaris is in 2004 door de executeur van de nalatenschap van erflaatster belast met de afwikkeling van deze nalatenschap. Het is mede aan de notaris te wijten dat deze afwikkeling niet voortvarend is geschied. Dat is al begonnen met de vergaderingen over de verdeling van de nalatenschap in 2004. Pas na een tweede kort geding bij de kantonrechter in ’s-Hertogenbosch is tot een grove verdeling van de boedel gekomen. De notaris heeft zich naar de mening van klaagster een hoeveelheid geld van de derdenrekening toegeëigend. Een deel als som voor zijn honorarium en een deel som die tot de erfenis behoorde. Door te handelen als voornoemd heeft de notaris in strijd met de zorgplicht klachtwaardig gehandeld.
3.2
De notaris stelt, zakelijk weergegeven, het volgende.
De notaris heeft in 2004 van de executeur van de nalatenschap van erflaatster opdracht gekregen tot afwikkeling van deze nalatenschap. De notaris heeft de verdeling van de nalatenschap voortvarend willen afwerken, maar omdat de betrokkenen steeds met nieuwe geschilpunten kwamen, kon en kan deze verdeling nog niet worden afgehandeld. De notaris heeft daar geen invloed op. Hij voert de opdracht uit die hem is gegeven. Het geld uit de boedel staat nog steeds op de derdengeldrekening van de notaris en de notaris heeft daar geen bedrag vanaf gehaald.
De notaris is van mening dat hij aan zijn opdracht ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap heeft voldaan en dat hij niet klachtwaardig heeft gehandeld. De klacht dient ongegrond te worden verklaard.

4.De beoordeling

4.1
Klaagster heeft bij deze kamer van toezicht een klacht ingediend waarin de notaris wordt verweten dat hij de opdracht tot afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster niet goed (1) en niet voortvarend (2) heeft afgehandeld en dat hij gelden van zijn derdengeldrekening zou hebben opgenomen die tot de boedel van de nalatenschap zouden behoren (3).
4.1.1
Uit de stukken en op de zitting is gebleken dat de klacht mede betrekking heeft op handelen dan wel nalaten van de notaris, verricht vóór de termijn van drie jaar als bedoeld in artikel 99, twaalfde lid, van de Wet op het notarisambt (Wna). De klacht is ten aanzien van dat handelen dan wel nalaten niet-ontvankelijk. Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel is de kamer van toezicht van oordeel dat overigens niet is gebleken dat de notaris de afwikkeling van de nalatenschap niet goed heeft gedaan, zodat dit onderdeel van de klacht ongegrond is. Het verwijt van partijdigheid is niet met feiten onderbouwd.
4.1.2
Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt dat de notaris niet voortvarend te werk is gegaan bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. De kamer van toezicht overweegt hiertoe dat de notaris uitvoering heeft gegeven aan de opdracht van de executeur van de nalatenschap. Partijen worden het vervolgens niet eens over de wijze van verdeling van de nalatenschap. Ook wordt door (een van de) partijen geen uitvoering gegeven aan een vaststellingsovereenkomst. In zoverre kan de notaris geen verwijt worden gemaakt. Overigens heeft klager niet onderbouwd dat de vertraging in de afwikkeling van de nalatenschap het gevolg is van handelen of nalaten van de notaris. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
4.1.3
Het derde klachtonderdeel betreft het geld van de boedel van de nalatenschap. De notaris heeft betwist dat hij geld van de boedel van zijn derdengeldrekening heeft opgenomen en dat het bedrag nog op deze rekening staat tot de partijen de verdeling van de nalatenschap hebben afgerond. Klager heeft deze stelling van de notaris niet gemotiveerd betwist. Nu het geld van de boedel nog onder de notaris op diens derdengeldrekening staat is dit klachtonderdeel ongegrond.

5.De beslissing

De kamer van toezicht:
verklaart de klacht voor zover deze feiten ouder dan drie jaar betreffen niet-ontvankelijk;
verklaart de klacht voor het overige in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. J.P.M. van der Ham, plaatsvervangend voorzitter,
mr. M.A.M. Kessels, mr. M.H.G. Giesbers, J.J.G.M. Kuijpers, leden, mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend lid, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2012,
in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift  binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.