ECLI:NL:GHAMS:2013:4962

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
200.118.831-01 GDW en 200.119.067-01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder met betrekking tot betekening van vonnissen tijdens wrakingsverzoek

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder die tijdens een hangend wrakingsverzoek vonnissen heeft betekend. De klagers, die in hoger beroep zijn gegaan, stellen dat de gerechtsdeurwaarder laakbaar heeft gehandeld door de vonnissen van de voorzieningenrechter van 27 oktober 2011 en het herstelvonnis van 31 oktober 2011 te betekenen, terwijl er een wrakingsverzoek liep. Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld en is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met tuchtrechtelijke normen. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder, gezien de omstandigheden, niet anders kon handelen dan de instructies van zijn opdrachtgever opvolgen. De klacht van de klagers wordt ongegrond verklaard. Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing

_____________________________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.118.831/01 GDW
zaaknummer: 200.119.067/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 530.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 17 december 2013
inzake (200.1118.831/01):
1. [klager],
2. [klaagster],
beiden wonende te [plaatsnaam],
APPELLANTEN,
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder],
waarnemend gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
[naam],
en inzake (200.119.067/01):
[gerechtsdeurwaarder],
waarnemend gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
APPELLANT,
gemachtigde:
[naam],
t e g e n
1. [klager],
2. [klaagster],
beiden wonende te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDEN.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Van de zijde van de appellanten in zaaknummer 200.118.831/01, verder te noemen klagers, is bij een op 19 december 2012 ter griffie ingekomen verzoekschrift - met 36 bijlagen - hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 20 november 2012, verzonden op 29 november 2012. Een kopie van de beslissing is gehecht. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet van klagers tegen de eerdere beschikking van de voorzitter van de kamer van 15 mei 2012 gegrond verklaard en de door klagers tegen geïntimeerde, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, ingediende klacht voor een deel gegrond verklaard, waarbij is afgezien van het opleggen van een maatregel.
De gerechtsdeurwaarder heeft een verweerschrift – met bijlage – ingediend, ter griffie ontvangen op 30 januari 2013.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is bij een op 21 december 2012 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – eveneens hoger beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van de kamer, welke procedure zaaknummer 200.119.067/01 heeft gekregen. Klagers hebben een verweerschrift – met bijlagen – ingediend, ter griffie ontvangen op
12 februari 2013.
1.3. In beide zaken zijn van partijen – telkens zonder nadien gemaakt bezwaar van de wederpartij – aanvullende stukken ter griffie ontvangen. Van de zijde van klagers op 28 december 2012 en 6 juni 2013; van de zijde van de gerechtsdeurwaarder op 23 augustus 2013.
1.4. De zaken zijn gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van
12 september 2013. Klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager sub 1 en de gemachtigde aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2 De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat. Die feiten behelzen het volgende:
klager sub 1 heeft in een tegen hem aangespannen kort geding de voorzieningenrechter gewraakt;
niettegenstaande het wrakingsverzoek heeft de voorzieningenrechter vervolgens bij vonnis van 27 oktober 2011 een aantal ordemaatregelen genomen, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
op 31 oktober 2011 heeft dezelfde voorzieningenrechter een herstelvonnis gewezen;
beide vonnissen zijn door de gerechtsdeurwaarder op respectievelijk 5 en 28 november 2011 aan klager sub 1 betekend met bevel tot betaling;
het wrakingsverzoek is op 29 november 2011 toegewezen;
de gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mailbericht van 21 december 2011 aan klager sub 1 meegedeeld dat de eerder uitgebrachte exploten als gevolg van de beslissing van de wrakingskamer waren vervallen;
bij vonnis van 31 januari 2012 heeft de voorzieningenrechter de oorspronkelijke vorderingen alsnog toegewezen op straffe van verbeurte van dwangsommen;
de gerechtsdeurwaarder heeft op 3 februari 2012 laatstgemeld vonnis aan klager sub 1 betekend met bevel tot betaling. Op 10 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder dat vonnis nogmaals betekend, met een herhaald bevel tot betaling.
in het exploot van 3 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder vermeld dat hij een afschrift van de grosse van het vonnis van 31 januari 2012 aan klager sub 1 heeft gelaten. Omdat klager sub 1 weigerde het exploot in ontvangst te nemen, heeft de gerechtsdeurwaarder het exploot en het afschrift van de grosse in een gesloten envelop achtergelaten.
bij brief van 4 februari 2012 heeft klager sub 1 de stukken aan de gerechtsdeurwaarder geretourneerd.
bij exploot van 10 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis van 31 januari 2012 nogmaals aan klager sub 1 betekend, onder vermelding dat de grosse van dat vonnis al eerder, op 3 februari 2012, aan klager sub 1 was betekend.
ook deze stukken heeft klager sub 1 aan de gerechtsdeurwaarder geretourneerd, met de vermelding dat het betekende vonnis als een vervalsing moest worden beschouwd, omdat het niet was opgemaakt en afgegeven als grosse in executoriale vorm.

4.Het standpunt van klagers

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder – naar de kern genomen – het volgende.
4.1.
De gerechtsdeurwaarder was op de hoogte van het wrakingsverzoek, maar heeft desondanks het vonnis van 27 oktober 2011 (alsmede het herstelvonnis van 31 oktober 2011) betekend. Klagers achten het laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder niet eerst de uitslag van het wrakingsverzoek, die op 1 december 2012 werd verwacht, heeft afgewacht.
4.2.
De vonnissen die de gerechtsdeurwaarder heeft betekend zijn niet rechtsgeldig opgemaakt en niet ondertekend.
4.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 3 februari 2012 en 10 februari 2012 een bevel tot betaling gedaan dat niet rechtsgeldig is, nu onder meer verzuimd was aan het hoofd van het vonnis de woorden “In Naam der Koningin” te vermelden en het vonnis niet was ondertekend en afgegeven door de daartoe bevoegde griffier van de rechtbank. De gerechtsdeurwaarder had moeten weigeren deze stukken te betekenen.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de stellingen van klagers gemotiveerd betwist. Voor zover van belang zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

6.De beoordeling

6.1.
Het hof behandelt de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang. Daarbij worden alleen in beschouwing genomen klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. In de loop van de klachtprocedure in hoger beroep hebben klagers hun oorspronkelijke klacht aangevuld met klachten over nieuwe incidenten en meer in het algemeen de kantoororganisatie van de gerechtsdeurwaarder. Deze nieuwe klachten zal het hof in dit hoger beroep niet als zodanig behandelen. Het wordt aan klager(s) overgelaten deze nieuwe klachten al dan niet in te dienen bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders.
6.2.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet kan worden tegengeworpen dat hij hangende het wrakingsverzoek is overgegaan tot betekening van het vonnis van de voorzieningenrechter van 27 oktober 2011 alsmede het herstelvonnis van
31 oktober 2011. Als uitgangspunt geldt het bepaalde zoals in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet is geformuleerd: behoudens de uitzonderingen zoals in dit artikel genoemd, dient de gerechtsdeurwaarder te voldoen aan zijn ministerieplicht. Dit houdt in dat, nu de voorzieningenrechter ondanks het wrakingsverzoek het geraden heeft geacht vonnis te wijzen en daarin ordemaatregelen te treffen op verbeurte van dwangsommen, de gerechtsdeurwaarder niet anders kon doen, dan gevolg geven aan de instructies van zijn opdrachtgever hieromtrent. Die instructies luidden om de vonnissen te betekenen.
6.3.
Mede ter adstructie van deze beslissing van het hof is het navolgende van belang. Artikel 230 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat het vonnis wordt ondertekend door de rechter en de griffier. Van het vonnis bestaat maar één origineel. Die versie wordt ‘de minuut’ genoemd. Die minuut wordt niet aan partijen verstrekt, maar blijft op de griffie van de rechtbank.
Een grosse is weliswaar een afschrift van die minuut, maar een bijzondere vorm van een afschrift. De grosse wordt door de griffier klaargemaakt om als executoriale titel te kunnen dienen; artikel 231 lid 1 Rv. Artikel 430 Rv vereist dat de partij die het vonnis wil tenuitvoerleggen eerst de grosse van het vonnis aan de wederpartij dient te betekenen. Anders dan het gewone afschrift van het vonnis, bevat de grosse aan het hoofd de woorden “In naam des Konings” (ten tijde van het betekenen in de onderhavige zaak was dat nog “In naam der Koningin”).
Anders dan waarvan klagers uitgaan, wordt de grosse niet door de rechter en griffier ondertekend; zij tekenen immers maar eenmaal en dat is op het origineel, de minuut. Om toch te waarmerken dat de grosse een afschrift van het vonnis is, wordt door de griffier op de grosse vermeld “w.g. griffier” en “w.g. rechter”. De griffier verklaart daarmee dat het origineel was getekend door de griffier en de rechter. Die verklaring van de griffier wordt dan weer voorzien van zijn handtekening.
Het stuk dat op 3 februari 2012 door de gerechtsdeurwaarder aan klager sub 1 werd betekend, vermeldde aan het hoofd de woorden “In naam der Koningin”, aan het slot de vermeldingen “w.g. de griffier” en “w.g. de rechter” en “Voor eerste grosse, de griffier van de rechtbank ’s-Hertogenbosch” een handtekening van de griffier en een handgeschreven datering “31 januari 2012”.
6.4.
Van een gerechtsdeurwaarder kan geen diepgaand onderzoek naar de rechtsgeldigheid van een aan hem ter hand gestelde titel worden verlangd. In deze zaak was het vonnis vastgesteld en door de griffie van de rechtbank was daarvan op de gebruikelijke wijze een grosse afgegeven. De gerechtsdeurwaarder mocht er daarom van uit gaan dat dit een rechtsgeldig opgemaakte grosse was. Dat hij die aan klager sub 1 heeft betekend is daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar. Sterker, indien de gerechtsdeurwaarder het standpunt van klagers zou volgen en dus zou weigeren de grosse om die reden te betekenen, zou hij ten opzichte van zijn opdrachtgever tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Hij zou zich dan immers niet gedragen zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.
6.5.
Gelet op wat hiervoor is overwogen komt het hof tot het oordeel dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met enige tuchtrechtelijke norm.
De klacht dient dan ook geheel ongegrond te worden verklaard.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7.
Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende,
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, H.T. van der Meer en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 17 december 2013 door de rolraadsheer.