ECLI:NL:GHAMS:2013:5185

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2013
Publicatiedatum
28 april 2014
Zaaknummer
23-005632-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P. Greve
  • R.C.P. Haentjens
  • H.W.J. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrouwbaarheid getuigenverklaringen in hoger beroep met betrekking tot mishandeling en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2012. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor diefstal met geweld en mishandeling. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van een portemonnee en een telefoon, waarbij geweld werd gebruikt tegen het slachtoffer. Daarnaast was er een aanklacht voor opzettelijke mishandeling van een tweede slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 december 2013 heeft het hof de verklaringen van de getuigen en slachtoffers beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, ondanks enige inconsistenties, voldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire aanklacht van schuldheling en de mishandeling van het tweede slachtoffer. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 115 dagen en een werkstraf, maar het hof heeft de straf verlaagd naar 6 weken gevangenisstraf. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de diefstal die de schade had veroorzaakt. Het hof heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-005632-12
datum uitspraak: 16 december 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-660150-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 december 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 februari 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een telefoon (Sony Ericsson), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] is/zijn gevolgd en/of (met kracht) een ketting van een slot om de nek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedaan en/of gehouden en/of die [slachtoffer 1] een of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt;
subsidiair.
hij op of omstreeks 04 februari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een telefoon (Sony Ericsson) en/of simkaart heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 28 november 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (met kracht) een (vuist)slag op de neus, althans in het gezicht heeft gegeven, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde

Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
subsidiair.
hij op 4 februari 2010 te Amsterdam een telefoon (Sony Ericsson) en simkaart voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2:
hij op 28 november 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met kracht een vuistslag in het gezicht heeft gegeven, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking van bewijsverweren ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

De raadsman van de verdachte heeft, kort gezegd, aangevoerd dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] en getuige [getuige] gekleurd, door alcohol ingegeven en deels ongeloofwaardig zijn. Hun verklaringen kunnen daarom niet voor het bewijs worden gebezigd, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Zowel aangever [slachtoffer 2] als getuige [getuige] heeft op 28 november 2009 over het ten laste gelegde een duidelijke verklaring afgelegd ten overstaan van de politie. Dat ze ruim 11 maanden nadien, te weten 14 september 2010, door een rechter-commissaris andermaal zijn gehoord en dat [slachtoffer 2] daarbij op onderdelen niet meer (zeker) wist hoe het een en ander is gegaan en [getuige] na het dicteren van diens verklaring op een tweetal punten daarop terugkomt, acht het hof, gezien het tijdsverloop, niet vreemd en doet aan hun eerdere verklaringen dan ook niet af. Weliswaar heeft [slachtoffer 2] ook nog bij de rechter-commissaris verklaard dat er alcohol in het spel was, maar hij wist uiteindelijk niet meer hoeveel. De verbalisanten maken in ieder geval geen melding dat [slachtoffer 2] en [getuige] vlak na het ten laste gelegde een beschonken indruk op hen wekten.
Het hof acht, gezien het voorgaande, de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige], zoals afgelegd ten overstaan van de politie, voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te bezigen. Dat die verklaringen gekleurd, door alcohol ingegeven en deels ongeloofwaardig zouden zijn, vermag het hof niet inzien.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 115 dagen met aftrek van voorarrest en een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen en een werkstraf voor de duur van 50 uur, subsidiair 25 dagen, beide met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte een gestolen telefoon voorhanden heeft gehad en deze ook heeft gebruikt, waardoor hij heeft geprofiteerd van het misdrijf van een ander.
Voorts heeft de verdachte zonder enige aanleiding daartoe iemand in het openbaar een vuistslag in het gezicht gegeven. Daarmee heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 november 2013 is de verdachte eerder voor misdrijven onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, ziet het hof geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 9a Sr, zoals door de raadsman is verzocht. Ook de opstelling van het openbaar ministerie in dezen en het lange tijdsverloop in eerste aanleg geven daartoe geen aanleiding.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.457,17. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen en de benadeelde partij heeft deze in hoger beroep gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, nu de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De raadsman, die vrijspraak heeft bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde, heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
Het hof overweegt als volgt.
Nu de verdachte door het hof niet schuldig zal worden verklaard ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 300 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 Nokia zaktelefoon, kleur: blauw, beslagnummer: 3778847
- 1 LG zaktelefoon, kleur: grijs, beslagnummer: 3778849.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 4 Philips CD-R CD-roms, beslagnummer: 3776480.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. R.C.P. Haentjens en mr. H.W.J. de Groot, in tegenwoordigheid van mr. M. Goedhart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 december 2013.
Mr. R.C.P. Haentjens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]