ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ1151
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R. Veldhuisen
- A.E.M. Röttgering
- M.E.A. Wildenburg
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid hoger beroep bij bijzondere volmacht aan griffiemedewerker
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat is ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte heeft via zijn advocaat, Mr. W. Hendrickx, een bijzondere schriftelijke volmacht verleend aan een griffiemedewerker om het hoger beroep in te stellen. Echter, in de volmacht ontbreekt de mededeling dat de verdachte voorafgaand heeft ingestemd met het in ontvangst nemen van de appeldagvaarding door de griffiemedewerker. Dit is in strijd met artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat in beginsel zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
Het hof oordeelt echter dat, aangezien het openbaar ministerie niet heeft geprobeerd de dagvaarding uit te reiken op het moment van instellen van het hoger beroep, deze omissie in dit specifieke geval geen grond voor niet-ontvankelijkheid oplevert. Desondanks is de verdachte niet verschenen ter terechtzitting in hoger beroep, noch was er een gemachtigd raadsman aanwezig om de bezwaren tegen het vonnis mondeling op te geven. Ook is er geen schriftelijke grieven ingediend en is er geen rechtens te beschermen belang aangetoond dat een onderzoek van de zaak rechtvaardigt.
Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, verklaart het hof de verdachte niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2013. Mr. Wildenburg was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.