arrest
___________________________________________________________________ _ _
afdeling civiel en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.086.861/01
zaaknummer/rolnummer rechtbank Haarlem : 153005 / HA ZA 08- 1623
arrest van de meervoudige kamer van 5 maart 2013
[ APPELLANT ],
wonende te [ woonplaats ],
APPELLANT,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ GEÏNTIMEERDE ],
gevestigd te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J. Koekkoek te Haarlem.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Partijen worden hierna [ appellant ] en [ geïntimeerde ]genoemd.
1.2. Bij dagvaarding van 27 december 2010 is [ appellant ] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 29 april 2009 (hierna: het tussenvonnis) en 29 september 2010 (hierna: het eindvonnis), die de rechtbank Haarlem in deze zaak onder bovenvermeld zaak –/rolnummer heeft gewezen tussen hem als eiser in conventie, verweerder in reconventie en eiser in het exhibitie-incident, en [ X ] en [ geïntimeerde ] als gedaagden in conventie, eisers in reconventie, verweerders in het exhibitie-incident.
1.3. [ appellant ] heeft bij memorie tegen het eindvonnis, voor zover dat in conventie en in het exhibitie-incident is gewezen, drie grieven geformuleerd en toegelicht, bewijs aangeboden, zijn eis gewijzigd en geconcludeerd dat het hof de beide vonnissen waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, [ X ] en [ geïntimeerde ]zal veroordelen tot betaling aan hem van € 30.000 vermeerderd met rente en voorts zijn in eerste aanleg ingestelde vorderingen, zowel in hoofdzaak als in het incident, alsnog zal toewijzen, met veroordeling van – naar het hof begrijpt - [ geïntimeerde ]in de proceskosten van de beide instanties.
1.4. [ appellant ] heeft bij akte producties in het geding gebracht.
1.5. [ X ] en [ geïntimeerde ]hebben bij memorie de grieven bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd, kort gezegd, tot bekrachtiging, met veroordeling van [ appellant ] in de kosten van - naar het hof begrijpt - het hoger beroep.
1.6. Partijen hebben hun zaak ter zitting van 18 januari 2013 mondeling doen bepleiten. Aan het hof is meegedeeld dat de procedure tussen [ appellant ] en [ X ] is beëindigd. Voor [ appellant ] is gepleit door mr. J.P. Davids, advocaat te Amsterdam, en voor [ geïntimeerde ]door mr. Koekkoek voornoemd. Mr. Davids heeft zich bediend van aan het hof overgelegde pleitnotities.
1.7. Ten slotte is arrest gevraagd.
De rechtbank heeft in het eindvonnis onder 2.1 tot en met 2.6 de tussen partijen vaststaande feiten opgesomd. Omtrent de juistheid van deze feiten bestaat geen geschil zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
3.1. Het hof stelt vast dat tegen het tussenvonnis geen grieven zijn aangevoerd. [ appellant ] zal daarom in zijn hoger beroep tegen dit vonnis niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
(i) Alle aandelen in [ Y ] Holding B.V. (hierna: [ Y ] Holding) worden gehouden door de Stichting Administratiekantoor [ H ] (hierna: de Stichting). [ appellant ] en [ Q ] (hierna: [ Q ]) houden ieder 50% van de certificaten van aandelen in [ Y ] Holding . [ Q ] is tevens bestuurder van de Stichting en [ X ] was dat – tot 12 juni 2008 - ook. [ Y ] Holding houdt alle aandelen in (en is bestuurder van) Serviceplan Nederland B.V. (hierna: SPN) en SPN Catering B.V. (hierna: SPN Catering). [ appellant ] is als borg en hoofdelijk medeschuldenaar jegens de Rabobank verbonden voor voldoening van de schulden van [ Y ] Holding en SPN aan de Rabobank.
(ii) [ X ] is bestuurder van [ geïntimeerde ]. [ geïntimeerde ]is bestuurder van R.D. Service BV (hierna: Service) en Aropa BV (hierna: Aropa).
(iii) Begin 2008 raakt SPN in financiële moeilijkheden en wordt een partner gezocht om het kapitaal te versterken.
(iv) Op 25 april 2008 komt tussen de Stichting, [ Y ] Holding, [ Q ] en [ appellant ] enerzijds en [ geïntimeerde ]anderzijds een intentieverklaring (hierna: de Intentieverklaring) tot stand, strekkend tot mogelijke verkoop van aandelen/certificaten aan [ geïntimeerde ]. Op 22 mei 2008 wordt tussen genoemde partijen een intentieovereenkomst (hierna: de Intentieovereenkomst) getekend. Daarvan maakt onder meer onderdeel uit dat de mondelinge arbeidsovereenkomst tussen SPN en [ appellant ] met wederzijds goedvinden per 1 juli 2008 zal eindigen en in dat kader een beëindigingsovereenkomst gesloten zal worden, en dat de koopsom voor de aandelen deels zal worden voldaan aan een aan [ appellant ] toebehorende besloten vennootschap, deels door betaling aan [ appellant ] van een bedrag van € 100.000, te betalen in maandelijkse termijnen van € 5.000 met ingang van 1 maand na ondertekening van de koopovereenkomst, en door betaling aan [ appellant ] van een bedrag van € 350.000, mits voldaan is aan in de overeenkomst neergelegde voorwaarden, onder meer betrekking hebbende op het behalen van bepaalde bedrijfsresultaten.
(v) Bij beëindigingsovereenkomst van 12 juni 2008 wordt tussen SPN, de Stichting, [ Y ] Holding en [ appellant ] overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst tussen [ appellant ] en SPN met wederzijds goedvinden eindigt per 1 juli 2008, dat [ appellant ] over de periode 1 juli 2008 tot 31 december 2008 per maand een bedrag van € 5.000 zal ontvangen “ als voorschot op de koopsom zoals genoemd in de intentie overeenkomst” en dat [ appellant ] per direct aftreedt als bestuurder van de Stichting en als bestuurder van [ Y ] Holding.
(vi) Op 7 juli 2008 wordt tussen de Stichting als verkoper en [ geïntimeerde ]als koper een overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen gesloten (hierna: de Aandelenverkoopovereenkomst). De overdracht van de aandelen heeft plaats op 9 juli 2008. In de aanhef van de Aandelenverkoopovereenkomst, onder “Ondergetekenden”, staat onder meer [ appellant ] als (mede)verkoper vermeld. In artikel 3 van de overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
Artikel 3: Koopprijs en betaling Aandelen
3.1 De koopprijs voor de Aandelen is bepaald op € 1 (..) voor alle aandelen. (..)
(..)
3.4 A. Aan [ appellant ] zal worden voldaan een bedrag ad Euro 550.000,=, mits zal zijn voldaan aan alle van de in dit artikellid vermelde volgende voorwaarden:
1. (..)
2. (..)
3. (..)
B. (..)
C. (..)
D. (..)
3.5 Aan [ appellant ] zal bij wijze van voorschot op de earnout regeling zoals vermeld in het voorgaande artikellid worden voldaan een bedrag ad Euro 100.000 hetwelk betaald zal worden in termijnen van Euro 5.000,= per maand waarbij de eerste termijn vervalt in de maand juli 2008. Dit bedrag en de betalingsregeling zijn ook reeds onderdeel van voornoemde beëindigingsovereenkomst tussen SPN en [ appellant ]. Dit bedrag zal derhalve door [ appellant ] dienen te worden terugbetaald indien de earnoutregeling niet van toepassing zal blijken te zijn. (..).
In artikel 9 van de Aandelenverkoopovereenkomst is bepaald dat de koper het recht heeft de overeenkomst te ontbinden indien
“a. De door partijen voorgenomen en door de bank vereiste reorganisatie, waarbij de arbeidsovereenkomsten van een tiental werknemers zal worden ontbonden zonder dat daarbij een vergoeding behoeft te worden betaald, niet zou slagen.
b. Het resultaat van de vennootschappen over de maand juni 2008 niet gelijk is aan het gemiddelde resultaat van de vennootschappen over de afgelopen 5 maanden (..). “
(vii) Bij brieven van 21 augustus 2008 aan [ Q ], [ appellant ], de Stichting en [ Y ] Holding heeft [ geïntimeerde ]de Aandelenverkoopovereenkomst met beroep op de artikelen 9a en 9b buitengerechtelijk ontbonden. Bij notariële akte van 22 augustus 2008 heeft [ geïntimeerde ]de aandelen in [ Y ] Holding teruggeleverd aan de Stichting.
(viii) Bij notariële akte van (eveneens) 22 augustus 2008 zijn de bedrijfsactiviteiten van SPN en SPN Catering verkocht en geleverd aan Service respectievelijk Aropa voor een koopsom van € 600.000 respectievelijk € 140.000. Onderdeel van de overdracht is voorts een cessie van vorderingen van SPN/[ Y ] Holding op [ M ] B.V. en/of [ L ].
(ix) Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2008 is SPN in staat van faillissement verklaard.
3.3. [ appellant ] heeft [ X ] en [ geïntimeerde ]gedagvaard tot - voor zover in hoger beroep nog van belang - het betalen van schadevergoeding, op te maken bij staat. In de loop van het geding heeft [ appellant ] voorts een incidentele vordering, op de voet van de artikelen 22 en 843a Rv, ingesteld, strekkend tot afgifte van, kort gezegd, administratie met betrekking tot SPN en SPN Catering. Door [ X ] en [ geïntimeerde ] is een reconventionele vordering ingesteld. In het eindvonnis heeft de rechtbank de vordering van [ appellant ] in conventie en de incidentele vordering afgewezen, met veroordeling van [ appellant ] in de kosten. Ook de reconventionele vordering is door de rechtbank afgewezen. Tegen laatstgenoemde beslissing is geen appel ingesteld, zodat die vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is.
3.4. De afwijzing van de vordering in conventie heeft de rechtbank voornamelijk doen steunen op de volgende overwegingen:
– zonder (door [ appellant ] niet gegeven) toelichting valt niet in te zien welk nadeel [ appellant ] heeft ondervonden van de wijze van totstandkoming van de Aandelenverkoopovereenkomst;
– de ontbinding van de Aandelenverkoopovereenkomst heeft niet tot schade geleid omdat deze aandelen aan de Stichting zijn teruggeleverd;
– wat betreft de gestelde benadeling door de activatransactie en de cessie: 1. [ appellant ] treedt in de procedure niet, althans onvoldoende gesubstantieerd, op als schuldeiser van de SPN-vennootschappen, 2. met betrekking tot de hoedanigheid van [ appellant ] als (middellijk) aandeelhouder van [ Y ] Holding en de SPN-vennootschappen: indien de koopprijs voor de overgedragen activa al aanzienlijk onder de feitelijke marktwaarde zou liggen, dan stuit de gestelde onrechtmatigheid jegens [ appellant ] af op het gegeven dat [ appellant ] als aandeelhouder geen actie tot schadevergoeding kan instellen tegen de betrokkenen bij de activatransactie (verg. NJ 1995,288, Poot/ABP), terwijl geen bijzondere omstandigheden (het doel tot persoonlijke benadeling van [ appellant ]) zijn gesteld of gebleken;
– [ appellant ] kan [ geïntimeerde ]niet het verwijt maken zo weinig mogelijk voor activa als de vordering te hebben willen betalen.
De afwijzing van de incidentele vordering berust op de overweging dat [ appellant ] daarbij geen belang meer heeft.
3.5.In de grieven 1 en 2 komt [ appellant ] op tegen de oordelen van de rechtbank met betrekking tot de vorderingen in conventie. Volgens [ appellant ] is door [ geïntimeerde ]tegenover hem wel onrechtmatig gehandeld. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.6. Voor zover [ appellant ] stelt dat hij crediteur is van de SPN-vennootschappen en als zodanig ook in deze procedure optreedt kan het hof hem daarin niet volgen.
3.6.1. In de beëindigingsovereenkomst (zie 3.2.v) is het recht van [ appellant ] tot betaling van een bedrag van € 5.000 per maand, over de periode 1 juli 2008 tot 31 december 2008, aangeduid als voorschot op de koopsom zoals genoemd in de Intentieovereenkomst.
Tussen partijen is niet in geschil dat de koopsom zoals genoemd in de Intentieovereenkomst, is vervangen door de regeling zoals deze is opgenomen in de Aandelenverkoopovereenkomst. In die overeenkomst is in 3.5 overeengekomen dat het aan [ appellant ] toekomende bedrag niet verschuldigd is indien de earnoutregeling niet van toepassing zal blijken te zijn. Door [ appellant ] is niet gesteld – en ook overigens is niet gebleken – dat aan de voorwaarden van die regeling ooit is voldaan en dat [ appellant ] aan die regeling rechten heeft kunnen ontlenen. Integendeel, in de memorie van grieven beschrijft [ appellant ] uitgebreid (nr 17, onder a) dat de voorwaarden van de earnoutregeling zeer onduidelijk zijn, dat als al aan de voorwaarden voldaan zou zijn, hij nog tot 2018 zou hebben moeten wachten op volledige betaling en dat het er de schijn van heeft “dat de earn-out bepaling niet meer is dan een papieren letter, op basis waarvan enige betaling nauwelijks te verwachten is”. Het hof constateert dat, nog afgezien van het gegeven dat [ appellant ] zelf verdedigt dat de ontbinding van de Aandelenverkoopovereenkomst jegens hem niet kan worden ingeroepen (zie hierna), [ appellant ] niet heeft toegelicht en onderbouwd dat hij, door de ontbinding van de Aandelenverkoopovereenkomst, wel (weer) crediteur van de SPN-vennootschappen is geworden. De beëindigingsovereenkomst en de Intentieovereenkomst bieden daarvoor onvoldoende grondslag.
3.6.2. Ter gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep heeft [ appellant ], desgevraagd, verklaard (nog) niet door de Rabobank uit hoofde van de borgtocht/het hoofdelijk medeschuldenaar- schap te zijn aangesproken en, wanneer dat wel zou gebeuren, hij niets zou kunnen betalen omdat hij niets heeft. Tegen deze achtergrond kan er niet van worden uitgegaan dat [ appellant ] uit hoofde van vermelde hoedanigheid crediteur (uit hoofde van regres of subrogatie) van de SPN-vennootschappen is of dat zal worden.
3.6.3. Voor alle duidelijkheid wijst het hof er op dat de vennootschap van [ appellant ], Organisatie- en adviesbureau [ appellant ] B.V., welke vennootschap in de Intentieovereenkomst en in de Aandelenverkoopovereenkomst wordt genoemd, in de onderhavige procedure geen partij is zodat de door deze vennootschap gegeven achtergestelde lening en voldoening aan haar van enig deel van de koopsom voor de aandelen geen bespreking behoeven.
3.7. [ appellant ] heeft niet bestreden dat hij in deze procedure (tevens) optreedt als aandeelhouder/certificaathouder van [ Y ] Holding. Door [ appellant ] is niet gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat [ geïntimeerde ]een rechtstreeks jegens hem geldende zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Voor zover dan ook door [ geïntimeerde ]al onrechtmatig zou zijn gehandeld, zullen de daaruit voortvloeiende rechten door [ Y ] Holding moeten worden uitgeoefend.
3.8. Voor zover [ appellant ] zich ook in hoger beroep op het standpunt heeft gesteld dat het aangaan door [ geïntimeerde ]van de Aandelenverkoopovereenkomst, als gevolg van de daarin opgenomen voor [ appellant ] ongunstige bepalingen, jegens [ appellant ] onrechtmatig is geweest, moet dat betoog stranden op het gegeven dat uit de stellingen van [ appellant ] voortvloeit dat hij met die overeenkomst (eventueel met uitzondering van artikel 9b) heeft ingestemd. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, zijn gesteld noch gebleken.
3.9. Door [ appellant ] is aangevoerd dat [ geïntimeerde ]jegens hem als contractspartij bij de Aandelenverkoopovereenkomst wanprestatie c.q. een onrechtmatige daad heeft gepleegd door deze overeenkomst te ontbinden. Deze stelling vormt, zo heeft [ appellant ] ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep verklaard, zelfs de kern van het geschil tussen partijen.
3.10. De stelling gaat om diverse redenen niet op:
- ten eerste heeft [ appellant ] onvoldoende toegelicht/onderbouwd dat hij geen partij is bij de overeenkomst voor zover artikel 9b daarvan onderdeel uitmaakt. [ appellant ] heeft erkend dat de tekst van de overeenkomst, met daarin opgenomen het bepaalde in artikel 9b, voor het sluiten van de overeenkomst aan hem is toegezonden. Hij maakt aan mr. Koekkoek het verwijt dat deze hem niet speciaal heeft geattendeerd op de opname van artikel 9b. Wat hiervan moge zijn, [ appellant ] heeft niet toegelicht en onderbouwd dat hij dit verwijt ook kan tegenwerpen aan [ geïntimeerde ]. Temeer nu [ appellant ] - zo heeft hij tijdens het pleidooi in hoger beroep meegedeeld - aanwezig is geweest bij de notariële overdracht van de aandelen op 9 juli 2008, heeft [ geïntimeerde ]erop mogen vertrouwen dat de volledige Aandelenverkoopovereenkomst de instemming had van [ appellant ]. Terecht heeft [ geïntimeerde ]er in dit verband ook op gewezen dat [ appellant ] bij het inroepen door haar, [ geïntimeerde ], van de buitengerechtelijke ontbinding bij brief van 21 augustus 2008, niet tegen die ontbinding heeft geprotesteerd;
– ten tweede: ook in hoger beroep heeft [ appellant ] niet toegelicht welk nadeel hij als gevolg van de ontbinding heeft ondervonden. Uitvoerig heeft [ appellant ] immers aangevoerd dat de overeenkomst voor hem heel nadelig was en hem geen wezenlijke rechten toekende.
3.11. Voor zover daartoe na het vorenoverwogene nog aanleiding bestaat, verwerpt het hof ook de stelling van [ appellant ] dat de activatransactie van 22 augustus 2008 paulianeus c.q. onrechtmatig was. In het licht van het gegeven dat de transactie door de curator van SPN is onderzocht en dat door hem jegens [ geïntimeerde ]geen actie wegens benadeling van de crediteuren is ingesteld, heeft [ appellant ] zijn stelling onvoldoende toegelicht en onderbouwd. [ appellant ] heeft in dit verband niet kunnen volstaan met enkele algemene, door [ geïntimeerde ]bestreden, mededelingen omtrent hetgeen in dit soort transacties gebruikelijk zou zijn.
3.12. De conclusie van het vorenstaande is dat de grieven 1 en 2 geen doel treffen.
3.13. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat grief 3, waarin [ appellant ] opkomt tegen het oordeel van de rechtbank dat [ appellant ] geen belang heeft bij de incidentele vordering op grond van 843a en 22 Rv wegens het ontbreken van een grondslag aan die vordering eveneens dient te falen.
3.14. De grieven treffen geen doel. Het hof zal het eindvonnis daarom bekrachtigen. [ appellant ] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld.
- verklaart [ appellant ] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 29 april 2009;
- bekrachtigt het vonnis van 29 september 2010, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
- wijst de in hoger beroep vermeerderde vordering af;
- veroordeelt [ appellant ] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot deze uitspraak aan de zijde van [ geïntimeerde ]begroot op € 649,- aan verschotten en op € 2.682,- aan salaris;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Visser, D.J. Oranje en A. Bockwinkel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2013.