1. De feiten
De kamer gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
a. De ouders van klager zijn overleden, zijn vader op 8 januari 1998 en zijn moeder op
21 juli 2009. Tot de nalatenschap hoort het ouderlijk huis [ straat en plaats] (hierna: de woning), waar klager na het overlijden van zijn vader weer was gaan wonen. Klager heeft twee broers (Onke en Ayke) en één zuster, Swan. Aanvankelijk had Onke een algehele boedelvolmacht van allen om de nalatenschap af te wikkelen. Klager en zijn broer Ayke hebben nadien die volmacht ten aanzien van de verkoop en levering van de woning ingetrokken.
b. Ayke heeft op 23 oktober 2009 opdracht gegeven aan (naam) Makelaardij (hierna: de makelaar) om de woning te verkopen.
c. Op 10 maart 2011 is de woning verkocht voor een koopsom van € 745.000, - aan [A], onder financieringsvoorbehoud van twee maanden na het tekenen van de koopovereenkomst. Als ontbindende voorwaarde gold dat binnen twee maanden na ondertekening van de koopovereenkomst het huis van [A] moest zijn verkocht.
d. Bij vonnis in kort geding van 6 april 2011 tussen [naam] (Onke) en [naam] (Swan) als eisers en [naam] (klager) en [naam] (Ayke) als gedaagden is klager veroordeeld tot ontruiming van de woning, uiterlijk zeven dagen voor de met [A] of met een derde overeen te komen datum van levering. Uit de overwegingen in het vonnis blijkt dat, in verband met het feit dat Ayke geen “blanco cheque” wilde afgeven aan Onke en Swan en gelet op het feit dat alle partijen het erover eens waren dat de woning moest worden verkocht, omdat niemand tegen zijn zin gedwongen kan worden deel uit te maken van een onverdeelde boedel, er ook een “plan B” moest zijn voor het geval de hiervoor onder c bedoelde koop geen doorgang zou vinden. De beslissing van de voorzieningenrechter luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“De voorzieningenrechter
indien mevrouw [A] meewerkt aan de totstandkoming van de beoogde koopovereenkomst:
5.1. bepaalt dat alle partijen hun medewerking dienen te verlenen aan verkoop en levering van de woning aan mevrouw [A] tegen betaling van de koopprijs van € 745.000, - en met verdere bemiddeling van [de makelaar] en bepaalt dat alle partijen de adviezen van [de makelaar] dienen op te volgen,
indien verkoop en levering van de woning aan mevrouw [A] geen doorgang vinden:
5.2 machtigt eisers (Onke en Swan, kvt) om mede namens gedaagden (Ayke en klager, kvt) de woning te verkopen en te leveren aan een derde, mits voor een verkoopprijs niet lager dan
€ 700.000, - en mits door bemiddeling van makelaar [naam] en bepaalt dat alle partijen en adviezen van [de makelaar] dienen op te volgen.”
e. De koopovereenkomst voor de woning is op 3 mei 2011 door [A] getekend op [het collega-notariskantoor]. [A] heeft vervolgens een beroep gedaan op de ontbindende voorwaarde, omdat haar huis nog niet was verkocht en Onke niet had toegestemd met een verdere opschorting van de termijn van twee maanden.
f. Nadat [A] en haar partner, [naam], tot overeenstemming waren gekomen met de bank over verhuur van hun huis, is de woning opnieuw aan beiden aangeboden en is opnieuw een koopovereenkomst tot stand gekomen, thans tegen een koopprijs van € 700.000, -.
g. Vervolgens heeft kandidaat-notaris [naam], werkzaam bij notariskantoor [naam collega-notariskantoor], op 11 augustus 2011 per e-mailbericht aan de verkopend makelaar een volmacht tot levering van de woning gezonden alsmede een aanvullend koopcontract, te ondertekenen door klager. De makelaar heeft schriftelijk verklaard dat klager heeft geweigerd deze volmacht te tekenen, aangezien hij van mening was dat zijn broer Onke al over die volmacht beschikte en dat klager hem verder heeft verzocht om aan Onke te vragen of hij, klager, tot de datum van levering in de woning mocht blijven wonen.
h. Op 17 augustus 2011 heeft de verkopend makelaar per e-mailbericht, cc verzonden aan de notaris, aan [naam kandidaat-notaris van het collega-notariskantoor] geschreven, voor zover hier van belang:
“(...), verzoek ik je nogmaals om mij uiterlijk vandaag uitsluitsel te geven, zoals je besproken hebt met [de notaris] te [plaats], per e-mail te berichten of het nieuwe koopcontract via jullie kantoor loopt. De bank heeft deze week het koopcontract, met de daarin vermelde koopsom ad
€ 700.000, - nodig, zodat de leveringsakte op 5 september 2011 kan plaatsvinden. Ik geef de voorkeur aan jullie kantoor, daar alle gegevens bij jullie bekend zijn. Mocht er vandaag geen beslissing van jullie kant komen, dan neemt het notariskantoor van [de notaris] de opdracht over met toestemming van de kopers”.
i. Kandidaat-notaris [naam] heeft daarop in een e-mailbericht van 17 augustus 2011 aan de makelaar geantwoord: “Na overleg met notaris [naam andere notaris] kan ik je mededelen dat wij geen gewijzigde koopovereenkomst en akte van levering gaan opstellen met betrekking tot de [de woning], waarbij als verkopende partij [namen] optreden en waarbij de kopende partij [A] is, tegen een koopprijs van € 700.000, -. Dit om de jou bekende redenen.”
j. Op 23 augustus 2011 heeft de notaris aan klager het volgende geschreven: “Bijgaand zend ik u een kopie van het door uw broer (...) en uw zuster (...) ondertekende koopcontract. Ondertekening heeft plaatsgevonden namens u, en [Ayke], op grond van het vonnis van de Rechtbank Amsterdam op zes april tweeduizend elf. Laatstgenoemd vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waardoor ik aan de beslissing van de Rechtbank in opdracht van uw broer en uw zuster, gevolg dien te geven. De levering zal plaatsvinden op twee september tweeduizend elf. Ik heb begrepen dat u bezwaar heeft tegen de beslissing van de Rechtbank. Heeft u hiertoe gerechtelijke stappen ondernomen? Graag nodig ik u uit voor een gesprek te mijnen kantore ter toelichting van een en ander, op een u passend tijdstip.” Deze aangetekende brief is zowel aan klagers adres in [plaats] verzonden als naar het adres van de woning.
k. Op 25 augustus 2011 heeft klager de notaris geschreven dat hij een klacht tegen haar zou indienen in het geval de hiervoor genoemde levering op 2 september 2011 zou plaatsvinden, aangezien klager meent dat ten onrechte ondertekening van het koopcontract namens hem heeft plaatsgevonden op grond van de beslissing van de voorzieningenrechter van 6 april 2011.
l. Daarop heeft de notaris op 30 augustus 2011 teruggeschreven, voor zover hier van belang: “U geeft aan in genoemd schrijven dat u bezwaar heeft tegen de levering van bovengenoemd pand aan de heer en [A], omdat laatstgenoemden volgens u geen derden zouden zijn als vermeld in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam, bij vonnis van 6 april 2011. Aangezien u deze mening bent aangedaan, adviseer ik u in contact te treden met uw/een advocaat, teneinde in kort geding te vorderen dat de beslissing van genoemde Rechtbank wordt vernietigd, dan wel de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt gestaakt. Wellicht ten overvloede; ik deel uw mening niet. (...) Er is overigens wel haast geboden, aangezien de levering van bovengenoemd pand is gepland op 5 september a.s.
m. Op 8 september 2011 heeft klager aan de notaris geschreven, voor zover hier van belang: “Mijn broer [Onke], die op 23 augustus 2011 bij u een koopakte ondertekende betreffende [de woning], was tot nog toe boedelgevolmachtigde namens de erven van [erflaatster], dus ook namens mij. Ik trek bij deze deze volmacht aan [Onke] in. Gelden, die bij u binnenkomen, staan derhalve niet meer vrij tot zijn beschikking. Voorts maak ik bezwaar tegen zijn keuze voor U als notaris, om transacties uit te voeren. Ik wens u niet als notaris te gebruiken.”
n. Vervolgens heeft de notaris klager op 8 september 2011 een concept van de leveringsakte gezonden, met de mededeling dat de overdracht op 12 september 2011 zou plaatsvinden (de leveringsdatum is op verzoek van onder meer de bank verschoven).
o. In een brief van 10 september 2011 aan de notaris heeft klager zijn standpunt van 8 september 2011 herhaald en eraan toegevoegd dat hij meende dat de makelaar geen recht had op courtage.
p. De notaris heeft de leveringsakte gepasseerd op 12 september 2011.
q. De notaris heeft de courtage aan de makelaar uitbetaald.
r. Op 15 september 2011 heeft de notaris een bedrag van € 169.944,95 op klagers bankrekening overgemaakt.