ECLI:NL:GHAMS:2014:1008

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
23-003829-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijs van medeplegen van opzetheling na inbraak in woning te Badhoevedorp

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft zich gebogen over de tenlastelegging van opzetheling, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij een inbraak in een woning te Badhoevedorp op 27 januari 2013. Tijdens de inbraak zijn diverse goederen, waaronder bankpassen, een mp3-speler en een gouden ketting, ontvreemd.

De verdachte werd kort na de inbraak aangetroffen in een auto waarin de gestolen goederen aanwezig waren. De verbalisanten hebben waargenomen dat de verdachte en zijn mededaders zich verdacht gedroegen bij een parkeerautomaat. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat hij zich in een auto bevond met gestolen goederen, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzetheling. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, en het hof heeft deze straf bevestigd, waarbij het ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf heeft gelast.

Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder al onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen opgelegd gekregen voor vermogensdelicten, wat zijn recidive verklaart. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-003829-13
datum uitspraak: 7 maart 2014
TEGENSPRAAK
Promis arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 13-741033-13 en 09-900927-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is blijkens de akte door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat
1
primair:
hij op of omstreeks 27 januari 2013 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ([straatnaam]) heeft/hebben weggenomen
- een spelcomputer (merk/type: playstation 3) en/of
- een mp3speler (merk/type: Apple/Ipod) en/of
- een kluis met inhoud, betreffende één of meer bankpas(sen) t.n.v. [benadeelde] en/of één of meer autopapier(en) en/of één of meer autosleutel(s) en/of één of meer DIGID gegeven(s) en/of wachtwoorden van internetbankieren, en/of
- één of meer siera(a)d(en) (een gouden ketting met een gouden hanger in de vorm van een letter 'S' en/of een gouden (dames)ring) en/of
- een (Swissair) legitimatiebewijs (ten name van [benadeelde]) en/of
- één of meer rugtas(sen) (merk: Eastpack) en/of
- een (hand-/pols)tas (merk: Guess) met inhoud (ongeveer 30 euro) en/of
- een trouwboekje en/of - één of meer aankoopbon(nen),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de familie) [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van het (cilinder)slot van de (voor)deur van voornoemde woning, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming in voornoemde woning, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
1
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 januari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- één of meer bankpas(sen) t.n.v. [benadeelde] en/of
- een mp3speler (merk/type: Apple/Ipod) en/of
- een autosleutel (merk: Ford) en/of
- een gouden ketting (met een gouden hanger in de vorm van een lettel 'S') en/of
- een brief van de bank gericht aan [benadeelde] met daarop een pincode van een creditcard/bankpas, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen kan niet in stand blijven, omdat het hof de voorkeur geeft aan een andere bewijsconstructie dan de door de eerste rechter gebezigde.

Bewijsoverweging

Redengevende feiten en omstandigheden [1]
[aangever] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning te Badhoevedorp gepleegd op 27 januari 2013 tussen 17.00 uur en 20.00 uur. Bij de inbraak zijn onder meer weggenomen twee bankpassen op naam van [benadeelde], een brief van de bank gericht aan [benadeelde] met daarin gegevens over een pincode van een creditcard, een Ipod mp3speler, een gouden ketting met een gouden hanger in de vorm van een ‘S’ en een autosleutel van het merk Ford. [2]
Op 27 januari 2013 omstreeks 19.00 uur zien de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de Anton Waldorpstraat te Amsterdam twee mannen uit een auto stappen en naar de parkeerautomaat met nummer 15093 lopen. Dit terwijl het zondag is en er dus geen parkeergeld hoeft te worden voldaan voor het parkeren in dit stadsdeel. Zodra de twee mannen bij de parkeerautomaat staan, zien de verbalisanten dat zij op de knoppen drukken en vermoedelijk een pas in de gleuf steken en er weer uit halen. [3]
Uit de historische gegevens van de parkeerautomaat met nummer 15093 blijkt dat op zondag 27 januari 2013 slechts één login was gedaan, te weten een om 19:02 uur. Deze transactie is geannuleerd. Het ingevoerde kenteken betrof [kenteken]. [4]
Doordat één van de ramen van de auto van de verbalisanten op een kier staat, horen de verbalisanten - op het moment dat de mannen teruglopen naar hun auto - dat de mannen druk met elkaar aan het converseren zijn. Eén van de mannen heeft een papiertje in zijn hand en kijkt ernaar. De verbalisanten horen hem zeggen: “Kijk hier staat het: geachte mevrouw, hierbij pincode. Maar die pincode werkt niet.” Verbalisanten zien dat de mannen weer instappen en horen dat zij ook in de auto nog doorpraten over het briefje met de pincode. [5] [6] [7] Vervolgens rijdt de auto weg. Een paar minuten later nemen verbalisanten waar dat bij een onbemand tankstation weer een man uit dezelfde auto stapt, bij de pinautomaat van het tankstation gaat staan en daar handelingen verricht. Zij zien dat er geen brandstof wordt getankt. Vervolgens zien de verbalisanten dat de auto wegrijdt, even verderop bij een metroviaduct weer stopt en dat de bijrijder uitstapt. Op het moment dat zij deze persoon willen aanspreken, rent hij weg. Dit blijkt later de verdachte te zijn. [8]
Op 27 januari 2013 omstreeks 19.10 uur worden in de auto respectievelijk onder de stoel van de bestuurder, onder het zitgedeelte van de achterbank en in de kofferbak bovengenoemde bij de inbraak in de woning van aangever [benadeelde] gestolen goederen aangetroffen. [9] [10] Naast de verdachte zitten er op dat moment nog drie andere personen in de auto. [11]
Vrijspraak van feit 1 primair
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat op grond van het voorgaande niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 subsidiair
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat wetenschap van de verdachte over de in de auto aangetroffen gestolen goederen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is met drie anderen kort na een inbraak in een auto aangetroffen, waarin een deel van de kort daarvoor gestolen goederen (onder meer bankpassen) aanwezig was, nadat de inzittenden de aandacht van de politie hadden getrokken met handelingen en teksten die tot de verdenking aanleiding gaven dat de inzittenden met vermoedelijk valselijk gebruik van een betaalpas in de weer waren. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat de verdachte één van de twee personen is geweest die naar de parkeerautomaat is gelopen, hebben beide verbalisanten als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij hoorden dat de mannen ook in de auto doorpraatten over het briefje met de pincode. Op het moment dat de verdachte wordt aangesproken door verbalisanten bij het metroviaduct, rent hij meteen weg.
Ondanks dat deze bevindingen in onderlinge samenhang bezien vragen om een verklaring van de verdachte, heeft hij zich zowel bij de politie als op de terechtzitting in eerste aanleg op zijn zwijgrecht beroepen De verdachte heeft eerst tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep het scenario opgeworpen dat hij op straat liep in de buurt van zijn woning en daar de medeverdachten in de auto zag rijden, omdat hij niets te doen had in de auto is gestapt en een stukje is meegereden. Hij verklaart ongeveer vijftien minuten in de auto te hebben gezeten. Desgevraagd ontkent de verdachte dat hij naar de parkeerautomaat is gelopen. Op de vraag wie wel naar de parkeerautomaat zijn gelopen, heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen. Wetenschap van de in de auto aangetroffen gestolen goederen heeft de verdachte ontkend.
Het hof stelt voorop dat dit opgeworpen scenario geen afbreuk doet aan de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, met name de verklaringen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de twee personen die naar de parkeerautomaat liepen ook in de auto doorpraatten over het briefje met de pincode. Ten overvloede overweegt het hof dat aan geen van de verklaringen van de mede-inzittenden en ook overigens enige steun voor het door de verdachte ter zitting in hoger beroep verklaarde is te ontlenen. Daarbij in aanmerking nemende dat de verdachte tijdens zijn ruim drie maanden durende voorlopige hechtenis en daarna geen gewag heeft gemaakt van dit scenario, wordt dit scenario als ongeloofwaardig door het hof terzijde geschoven.
Uit het aantreffen van de gestolen goederen op diverse plaatsen in de auto – onder de zitplaatsen van de achterbank aan de voeten van een der inzittenden, in de vanuit het zitgedeelte bereikbare kofferruimte – in combinatie met het eerder waargenomen gesprek betreffende de pincode van de betaalpas, de handelingen bij betaalautomaten en het wegvluchten van de verdachte, concludeert het hof dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist dat hij zich in een auto bevond met tal van van misdrijf afkomstige goederen, nu het om een kleine twee-deurs auto ging van waaruit enkele inzittenden naar een parkeerautomaat en een onbemande benzinepomp liepen om handelingen te verrichten met een betaalkaart en daar zowel buiten als in de auto over spraken.
Het hof verwerpt gelet op het voorgaande het door de verdachte opgeworpen verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de auto de goederen tezamen en in vereniging met de overige inzittenden voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat deze van misdrijf afkomstig waren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 januari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
- bankpassen t.n.v. [benadeelde] en
- een mp3speler, merk/type: Apple/Ipod en
- een autosleutel, merk: Ford en
- een gouden ketting met een gouden hanger in de vorm van een letter 'S' en
- een brief van de bank gericht aan [benadeelde] met daarop een pincode van een creditcard, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten, dat het door diefstal verkregen goederen betrof.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzetheling van diverse goederen die kort daarvoor bij een inbraak waren gestolen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de teruggave van de gestolen goederen aan de rechthebbende verhinderd. Dit rekent het hof de verdachte zeer aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 februari 2014 is de verdachte eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Dat heeft de verdachte er kennelijk niet van weten te weerhouden te recidiveren.
Aan de rapportage door de reclassering kan geen argument voor een lagere of andere vorm van bestraffing dan de in eerste aanleg opgelegde straf worden ontleend.
Gelet op het voorgaande acht het hof de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te 's-Gravenhage van 14 december 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur één maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gerequireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde en dientengevolge tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit - wederom een vermogensdelict - heeft schuldig gemaakt. Daarom zal door het hof na bewezen verklaring van het ten laste gelegde de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 14 december 2012, parketnummer 09-900927-12, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot en mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 maart 2014.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]

Voetnoten

1.[...]
2.[...]
3.[...]
4.[...]
5.[...]
6.[...]
7.[...]
8.[...]
9.[...]
10.[...]
11.[...]