In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden voor een gewelddadige overval op een juwelier, waarbij hij en zijn mededaders het slachtoffer met geweld en bedreiging onder druk zetten. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het ook rekening hield met een eerdere vernietiging van een arrest door de Hoge Raad, die de zaak terugverwees naar het hof voor herbehandeling.
Tijdens de zittingen heeft het hof de betrouwbaarheid van een fotoconfrontatie beoordeeld, die eerder door de verdediging als onbetrouwbaar was bestempeld. De verdediging voerde aan dat de fotoconfrontatie niet voldeed aan de wettelijke eisen en dat dit de betrouwbaarheid ervan in gevaar bracht. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de fotoconfrontatie, ondanks de bezwaren, als bewijs kan worden gebruikt. Het hof heeft de stelling van de verdediging verworpen en vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren voor bewuste beïnvloeding van het slachtoffer tijdens de confrontatie.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, waaronder diefstal met geweld, en heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 36 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat ook in de strafmaat is meegenomen. Het hof heeft daarnaast de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 3 maanden, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit had schuldig gemaakt.