ECLI:NL:GHAMS:2014:1311

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
23-004590-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op noodweer bij poging doodslag gehonoreerd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag en had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. De Hoge Raad der Nederlanden had de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam na vernietiging van het eerdere arrest van het gerechtshof 's-Gravenhage. De verdachte had op 31 oktober 2009 in Rotterdam een vuurwapen getrokken tijdens een handgemeen en had daarbij een kogel afgeschoten op het been van het slachtoffer, wat leidde tot de beschuldiging van poging tot doodslag.

Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte handelde uit noodweer. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht en geconcludeerd dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De verdachte had het vuurwapen getrokken om zichzelf te verdedigen tegen de belagers. Het hof oordeelde dat de wijze van verdediging noodzakelijk was en dat de verdachte niet strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De beslissing van het hof is gebaseerd op de overtuiging dat de verdachte handelde uit noodweer, waardoor de overige rechtsvragen niet verder hoefden te worden besproken. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.

Uitspraak

parketnummer: 23-004590-13
datum uitspraak: 20 februari 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 24 september 2013 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2010 in de strafzaak onder parketnummer 10-630318-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres].

Procesgang

De rechtbank Rotterdam heeft bij voormeld vonnis de verdachte voor het onder 1 primair (poging tot doodslag), 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
3
jaren met aftrek van voorarrest
De verdachte en het openbaar ministerie hebben tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof 's-Gravenhage heeft in hoger beroep bij arrest van 13 mei 2011 het vonnis vernietigd en de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit (poging tot doodslag) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest. Het hof heeft voorts de tenlastelegging ten aanzien van feit 3 nietig verklaard en de verdachte van het onder 2 subsidiair en
4
ontslagen van alle rechtsvervolging.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld. Blijkens de akte rechtsmiddel is dit cassatieberoep enkel gericht tegen de beslissingen ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 24 september 2013 het bestreden arrest van het gerechtshof 's-Gravenhage vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde poging doodslag gegeven beslissingen en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam verwezen teneinde deze op het bestaande hoger beroep (het hof begrijpt: in zoverre) opnieuw te berechten en af te doen.
Derhalve is thans in hoger beroep alleen de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag aan de orde en blijven de overige beslissingen in het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage in stand.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van
1 september 2010 en, na verwijzing, op de terechtzitting van dit hof van 20 februari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover thans nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1
primair:
hij op of omstreeks 31 oktober 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft (af)geschoten op het been, althans op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer], zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft afgeschoten op het been van voornoemde [slachtoffer], zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld en daarom van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen. Ook de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens noodweer.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken.
De verdachte was op 30 oktober 2009 op een feestje in de Corverstraat te Rotterdam. Kort voor middernacht ontstond op dit feestje een handgemeen tussen een vriend van de verdachte en een Antilliaanse man. Deze ruzie heeft zich vervolgens naar buiten verplaatst en is geëscaleerd, waardoor een dreigende sfeer is ontstaan. De verdachte heeft op enig moment een vuurwapen te voorschijn gehaald en heeft dit vuurwapen enkele aanwezige personen gericht, naar eigen zeggen om hen op een afstand te houden. Vervolgens is de verdachte weggerend en - in een uiterste poging om aan zijn belagers te ontkomen - een tram ingevlucht. Het latere slachtoffer [slachtoffer] is samen met een ander de verdachte achterna gerend en eveneens in de tram gesprongen. In de tram heeft de verdachte zich omgedraaid en met het vuurwapen op zijn belagers geschoten. Hierbij is [slachtoffer] in zijn been geraakt.
Voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk te zijn. Van alle voornoemde elementen is naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval sprake. Het hof volgt dan ook de advocaat-generaal en de raadsman en acht het bewezen verklaarde niet strafbaar. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Gelet hierop behoeven de overige rechtsvragen geen nadere bespreking.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde (poging tot doodslag) heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor vermeld.
Verklaart het bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. T.A.C. van Hartingsveldt en mr. C.P.M. Cleiren, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 februari 2014.
Mr. Van Hartingsveldt is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.