In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid, gepleegd op 12 en 16 mei 2011 in een bus in Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte zich opzettelijk oneerbaar gedroeg door over zijn geslachtsdeel te wrijven tijdens de busrit, in het zicht van andere passagiers. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 3 april 2014 gehouden, waarbij de aangifte van de aangeefster werd ondersteund door camerabeelden waarop de verdachte te zien was. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de persoon op de beelden was en heeft zijn gedragingen in de bus bevestigd.
Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten. De eerdere veroordeling door de politierechter kon niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten en heeft de gedragingen van de verdachte gekwalificeerd als schennis van de eerbaarheid.
De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met bijzondere voorwaarden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal eenzelfde straf gevorderd, maar zonder bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden, en heeft een geheel voorwaardelijke taakstraf opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de impact van de gedragingen van de verdachte op de slachtoffers en de publieke moraal. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.