Met betrekking tot het verweer ten aanzien van de verklaring van [getuige] stelt het hof het volgende vast. Op 29 oktober 2013, omstreeks 14:43 uur zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], op dat moment belast met fietssurveillance, een witte BMW opvallend langzamer rijden dan de overige auto’s die ter plaatse deelnemen aan het verkeer. Het hof plaatst hier de kanttekening dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard met de medeverdachte in een witte BMW te hebben rondgereden, dat hij de verbalisanten destijds heeft opgemerkt en dat hij op dat moment bezig was met zijn telefoon. De verbalisanten besluiten vervolgens een stopteken te geven. Verbalisant [verbalisant 2] maakt contact met de verdachte, zittende op de bijrijdersstoel, en hem valt een blauwkleurige mobiele telefoon op (doorgenummerde bladzijde 1). Kort daarop wordt het stopteken genegeerd door de bestuurder, te weten de medeverdachte. De verbalisanten hebben de achtervolging ingezet, maar zijn de witte BMW uit het oog verloren. Op dat moment wordt portofonisch gecommuniceerd dat verscheidene politie-eenheden op zoek gaan naar de witte BMW. Op de Hoofdweg wordt verbalisant [verbalisant 1] aangesproken door een onbekend gebleven persoon die verklaart dat hij een witte auto met hoge snelheid de Davidsstraat in heeft zien rijden. In de Davidsstraat wordt verbalisant [verbalisant 1] vervolgens door een andere onbekend gebleven persoon gewezen in de richting van een auto – die op dat moment geparkeerd staat in de Hudsonstraat – met de mededeling dat de inzittenden zijn weggerend. Kort daarna hoort verbalisant [verbalisant 1] dat een collega – het hof begrijpt dat het gaat om verbalisant [verbalisant 3] – twee personen staande heeft gehouden ter hoogte van perceel nummer [nummer] (doorgenummerde bladzijde 2).Verbalisant [verbalisant 1] merkt op dat een van de verdachten voldoet aan het signalement van de bestuurder van de witte BMW en even later bevestigt verbalisant [verbalisant 2] dat beide personen voldoen aan het signalement van de twee mannen uit de witte BMW die hij eerder staande heeft willen houden (doorgenummerde bladzijde 3).
Getuige [getuige], wonende op de [woonadres getuige], verklaart dat zij op 29 oktober 2013, omstreeks 14:45 uur, schuin tegenover haar woning twee mannen heeft zien lopen. Zij heeft gezien dat beide mannen in elke hand een aantal vuilniszakken droegen. [getuige] heeft voorts opgemerkt dat de mannen gehaast waren en dat zij de vuilniszakken tussen twee geparkeerde auto’s hebben neergelegd. Meteen hierna heeft zij gezien dat er van alle kanten politie aankwam en dat de politie de mannen aanhield (doorgenummerde bladzijde 10).
De verklaring van [getuige] strookt met hetgeen verbalisant [verbalisant 3] ziet op het moment dat hij de Hudsonstraat in komt rijden. Hij ziet ter hoogte van perceel [nummer] twee mannen met versnelde pas lopen en schichtig om zich heen kijken. Nadat de personen de kant van verbalisant [verbalisant 3] op hebben gekeken beginnen zij nog sneller te lopen (doorgenummerde bladzijde 6). Verbalisant [verbalisant 3] spreekt twee personen aan, genaamd [verdachte] en [medeverdachte], en ziet dat [verdachte] een blauwkleurige telefoon uit zijn zak pakt (doorgenummerde bladzijde 5).
Daar komt bij dat verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] volgens het door hun opgemaakte proces-verbaal tevens worden aangesproken door een getuige die hen wijst op de vuilniszakken die de aangehouden personen bij zich droegen en naast een geparkeerde auto hadden neergelegd (doorgenummerd bladzijde 9). Ook verbalisant [verbalisant 3] maakt hier melding van in het door hem opgemaakte proces-verbaal. Hij krijgt namelijk de melding van een eenheid die op dat moment stilstaat ter hoogte van perceel nummer 83 dat deze eenheid daar een berg vuilniszakken heeft zien liggen en dat de eenheid door een getuige is aangesproken die kon beamen dat de twee personen, die verbalisant [verbalisant 3] op dat moment staande heeft gehouden, deze vuilniszakken daar hebben neergelegd. Hierop volgt de aanhouding van de verdachte en de medeverdachte (doorgenummerde bladzijde 5).
Vanaf het moment van eerste signalering van het opmerkelijk langzaam rijden van de BMW is de auto en zijn vervolgens ook de inzittenden gevolgd, dan wel via communicatie en getuigen in beeld geweest van de betrokken verbalisanten. De hiervoor omschreven gang van zaken, zoals in de bewijsmiddelen vervat, acht het hof, in onderling verband en samenhang bezien, voldoende om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen de verdachte is tenlastegelegd.