ECLI:NL:GHAMS:2014:1618

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
200.132.412-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.L.G.A. Stille
  • A.H.N. Stollenwerck
  • G. Kleykamp-van der Ben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen kandidaat-notaris met betrekking tot onzorgvuldig handelen bij overboeking van gelden

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een kandidaat-notaris die in hoger beroep is ingesteld. De klacht betreft het onzorgvuldig handelen van de kandidaat-notaris bij de overboeking van gelden die door klager op de derdengeldrekening van het notariskantoor waren gestort. Klager had een obligatieovereenkomst afgesloten met een beleggingsmaatschappij, waarbij hij een bedrag van € 65.000,- had geïnvesteerd. Van dit bedrag is 10% rechtstreeks aan de beleggingsmaatschappij betaald, terwijl de resterende 90% op de derdengeldrekening van het notariskantoor is gestort. Deze gelden zijn echter eerder aan de beleggingsmaatschappij doorbetaald dan dat er een hypotheekrecht was gevestigd, wat in strijd was met de afspraken in de obligatieovereenkomst.

Het hof heeft vastgesteld dat de kandidaat-notaris verantwoordelijk was voor de behandeling van het dossier en dat hij had moeten toezien op de correcte vestiging van het hypotheekrecht voordat de gelden werden overgeboekt. De kandidaat-notaris heeft aangevoerd dat hij dacht dat het hypotheekrecht al was gevestigd, maar het hof oordeelt dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door de gelden eerder over te boeken zonder dat het hypotheekrecht daadwerkelijk was gevestigd. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer voor het notariaat, die de klacht gegrond had verklaard en de maatregel van berisping had opgelegd aan de kandidaat-notaris. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.132.412/01
nummer eerste aanleg : SHE/2013/21
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 mei 2014
inzake
[kandidaat-notaris],
wonend te [plaatsnaam],
voorheen kandidaat-notaris te [plaatsnaam],
appellant,
tegen:
[klager],
wonend te [plaatsnaam],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant (hierna: de kandidaat-notaris) is bij een op 23 augustus 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 23 juli 2013, waarbij – voor zover in dit hoger beroep van belang – de kamer de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) tegen de kandidaat-notaris gegrond heeft verklaard en hem deswege de maatregel van berisping is opgelegd.
1.2.
De kandidaat-notaris heeft de gronden van zijn hoger beroep nader aangevuld bij brief – met één bijlage – ter griffie van het hof ingekomen op 26 september 2013.
1.3.
Van de zijde van klager is op 9 oktober 2013 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 februari 2014. Klager en de kandidaat-notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
In deze zaak gaat het - samengevat weergegeven - om het volgende.
De kandidaat-notaris heeft vanaf 2006 notariële werkzaamheden verricht die samenhingen met de activiteiten van [BV] (hierna: [BV]), een beleggingsmaatschappij in onroerend goed. [BV] kocht in eigen beheer vastgoed dat in [land] en [land] via executieveilingen werd aangeboden, om dat daarna via de reguliere markt weer met winst te verkopen. Aan het nemen van obligaties van [BV] zou geen risico zijn verbonden, omdat aan de belegger een hypotheekrecht werd verstrekt met eenzelfde waarde als diens investering. Medewerkers van het kantoor waar de kandidaat-notaris werkzaam was stelden de obligatieovereenkomsten op en begeleidde de obligatiehouders bij het geldverkeer dat plaatsvond bij de vervreemding van de onroerende zaken en de verdere uitvoering van de obligatieovereenkomsten.
Klager is een dergelijke obligatieovereenkomst aangegaan met een deelname daarin voor een bedrag van in totaal € 65.000,-. 10% van de deelnamesom heeft klager rechtstreeks aan [BV] betaald, de resterende 90% heeft hij op 4 en 5 maart 2009 overgeschreven naar de derdengeldrekening van het notariskantoor. Op 6 maart 2009 is het gestorte bedrag doorbetaald aan [BV].

4.De standpunten van partijen

4.1.
De standpunten van partijen blijken uit de beslissing waarvan beroep en het door ieder hunner gestelde in de stukken van de procedure in appel.
4.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de kandidaat-notaris – voor zover van belang – nog aangevoerd dat het overboeken van gelden op zijn voormalig kantoor onder de verantwoordelijkheid van de notaris viel en niet onder de verantwoordelijkheid van de kandidaat-notaris. Hij heeft niet de opdracht tot overboeking aan [BV] gegeven. Laatstgenoemde heeft zich, zo stelt hij, bij de afhandeling van de zaak gehouden aan het protocol zoals dat gold op zijn kantoor.

5.De beoordeling

5.1.
De klacht van klager komt er in de kern op neer dat de gelden, die klager op 4 en 5 maart 2009 op de derdengeldrekening van het notariskantoor heeft gestort, niet eerder aan [BV] doorbetaald hadden mogen worden dan op het moment dat vaststond dat ten behoeve van klager een recht van eerste hypotheek was gevestigd.
5.2.
Uit de obligatieovereenkomst van 9 maart 2009, in het bijzonder artikel 2 daarvan, volgt dat de obligatiesom (met uitzondering van de reeds betaalde zekerheidsstelling van 10%) pas dan mocht worden overgeboekt naar [BV], wanneer [BV] door middel van een notariële akte aan klager had kenbaar gemaakt dat daadwerkelijk een hypotheekrecht ter grootte van de obligatiesom was gevestigd op een onroerende zaak. De kandidaat-notaris, als dossierbehandelaar, diende derhalve controle uit te oefenen op de correcte vestiging van het hypotheekrecht en het daarmee samenhangende geldverkeer. De kandidaat-notaris heeft verklaard dat hij op het moment van de uitboeking van de obligatiesom dacht dat het overeengekomen hypotheekrecht was gevestigd en dat de feitelijke uitoefening van het hypotheekrecht pas mogelijk was wanneer dit recht in de [land] openbare registers was verwerkt. De kandidaat-notaris was, zo stelt hij, tot deze onjuiste overtuiging gekomen door een telefonische toelichting van het [land] notariskantoor. Het hypotheekrecht, zo staat vast, is niet eerder gevestigd dan op 17 augustus 2009, terwijl de door klager op de derdengeldrekening gestorte gelden reeds op 6 maart 2009 zijn overgeboekt.
5.3.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de kandidaat-notaris onzorgvuldig heeft gehandeld. Het tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gevoerde betoog van de kandidaat-notaris dat niet hij maar uitsluitend de notaris verantwoordelijk was voor het buiten zijn medeweten overboeken van de gelden kan hem niet baten nu onweersproken vast staat dat de kandidaat-notaris de behandelaar was van dit dossier en hij mitsdien daarvoor in zoverre verantwoordelijk was. Er is dan ook sprake van een medeverantwoordelijkheid van de kandidaat-notaris met betrekking tot het overboeken van gelden inzake een dossier waarvan hij de enige behandelaar is. Dat hij niet zelf de overboekingshandeling heeft verricht, doet daar niet aan af. Als behandelaar van het dossier strekt zijn verantwoordelijkheid zich er ook toe uit erop toe te zien dat dossiergelden op de juiste wijze en tijdstip worden uitgeboekt. Het relaas van de kandidaat-notaris dat hij geen enkele bemoeienis heeft gehad met het overboeken van de gelden en dat de boekhouding van kantoor de betaling zelfstandig en zonder zijn medeweten heeft voorgelegd aan de notaris, inmiddels oud-notaris, komt het hof weinig aannemelijk voor. De kandidaat-notaris heeft ook niet kunnen verklaren hoe de boekhouding van het notariskantoor waar hij destijds werkzaam was kennelijk zonder enige informatie zijnerzijds wist welk bedrag, op welk tijdstip naar wie moest worden uitgeboekt.
5.4.
Gezien de aard en de ernst van de verweten gedraging ziet het hof geen aanleiding de kandidaat-notaris een andere maatregel op te leggen dan de kamer.
5.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan onbesproken blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.H.N. Stollenwerck, G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 mei 2014 door de rolraadsheer.