ECLI:NL:GHAMS:2014:1622

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
200.121.301/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.L.G.A. Stille
  • A.H.N. Stollenwerck
  • G. Kleykamp-van der Ben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing van de kamer van toezicht over notarissen inzake klacht tegen notaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kamer van toezicht over notarissen in Utrecht, waarbij de klacht van klager tegen de notaris ongegrond werd verklaard. Klager, de zoon van de erflater, heeft de notaris aangeklaagd vanwege vermeende partijdigheid en het niet in acht nemen van de geestelijke toestand van zijn vader bij het opstellen van de uiterste wilsbeschikking. De vader van klager overleed op 25 april 2011, en de notaris had eerder testamenten opgesteld in 2010. Klager stelt dat de notaris niet onpartijdig heeft gehandeld en dat hij niet heeft voldaan aan de zorgplicht die voortvloeit uit de Wet op het notarisambt.

Het hof heeft de zaak behandeld op 20 februari 2014, waarbij klager en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de notaris niet. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer en de ingediende stukken. Klager heeft zes klachtonderdelen ingediend, die door het hof zijn beoordeeld. Het hof oordeelt dat de notaris niet partijdig heeft gehandeld en dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de erflater. De notaris heeft voldoende stappen ondernomen om de geestelijke toestand van de erflater te beoordelen en heeft geen tuchtrechtelijke tekortkomingen vertoond.

Uiteindelijk bevestigt het hof de beslissing van de kamer van toezicht en verklaart de klacht van klager in al zijn onderdelen ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de belangen van alle betrokken partijen, maar concludeert dat de notaris in deze zaak correct heeft gehandeld.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.121.301/01 NOT
nummer eerste aanleg : 18/2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 mei 2014
inzake
[klager],
wonend te[woonplaats],
appellant,
gemachtigde: [oud-notaris], oud-notaris te [vestigingsplaats 1],
tegen:
[notaris]
notaris te[vestigingsplaats 2]
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F. van der Woude, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant (hierna klager) is bij een op 4 februari 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Utrecht (hierna de kamer) van 8 januari 2013, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna de notaris) in al haar onderdelen ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 1 mei 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Voorts zijn ter griffie van het hof nog ontvangen van de zijde van klager op 1 maart 2013 een schriftelijk stuk met aanvullende gronden van beroep en op 11 februari 2014 een brief met een aantal producties.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 februari 2014. Klager en zijn gemachtigde zijn verschenen alsmede de advocaat van de notaris en hebben het woord gevoerd. De notaris is - met voorafgaande berichtgeving - niet verschenen.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het hof klager verzocht de bijlagen behorende bij zijn klachtschrift, gedateerd op 12 juni 2012, aan het hof en de notaris te zenden. Voormelde stukken heeft het hof ontvangen op 24 februari 2014.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort samengevat gaat het in deze zaak om het volgende. De vader van klager (hierna erflater) is overleden op 25 april 2011. De notaris heeft op 17 september 2010 de uiterste wilsbeschikking van erflater verleden, alsmede een aanvulling daarop op 24 november 2010. Erflater is in algehele gemeenschap van goederen getrouwd geweest met mevrouw [de eerste echtgenote] (hierna de eerste echtgenote). Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren, waaronder klager. Het huwelijk is ontbonden door het overlijden van de eerste echtgenote. Na het overlijden van de eerste echtgenote is erflater met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen met mevrouw [de tweede echtgenote]hierna de tweede echtgenote) getrouwd. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.

4.De standpunten van partijen en de beoordeling

Klager is ontvankelijk
4.1.
Het meest verstrekkende verweer van de notaris is dat klager niet in zijn klachten kan worden ontvangen, omdat hij niet kan klagen over de dienstverlening van de notaris aan zijn vader, stiefmoeder en zijn broer en zuster, maar alleen over de dienstverlening aan klager zelf. Het hof verenigt zich met het oordeel dat de kamer daarover heeft gegeven en de daaraan ten grondslag liggende gronden, zodat klager in zijn klachten kan worden ontvangen.
Zes klachtonderdelen
4.2.
De klacht bestaat uit zes onderdelen, die in hoger beroep nader zijn toegelicht. Per klachtonderdeel zal de klacht kort worden samengevat aan de hand van de nadere toelichting in hoger beroep in combinatie met de klacht zoals omschreven in het klaagschrift, gedateerd op 12 juni 2012. Vervolgens zal, voor zover van belang, het verweer van de notaris worden weergegeven, waarna het oordeel van het hof volgt.
Klachtonderdeel 1
4.3.
Kort gezegd komt deze klacht erop neer dat de notaris in zijn brief van 15 juni 2010 niet de vereiste onpartijdigheid in acht heeft genomen terwijl hij in een onverdeeldheid opereerde. Daarbij moet worden bezien dat een belangrijk vermogensbestanddeel van erflater zijn 5/8ste aandeel was in de woning waarin hij woonde en waarvan het resterende 3/8ste deel toebehoorde aan zijn kinderen. Daarnaast heeft hij niet op evenwichtige wijze de belangen van alle betrokken deelgenoten recht gedaan.
4.4.
De notaris heeft in hoger beroep en in eerste aanleg het volgende aangevoerd. De brief van de notaris van 15 juni 2010 aan klager bevat op verzoek van erflater en diens tweede echtgenote een uitnodiging om de onverdeeldheden te bespreken, zodat, in geval van overlijden van erflater, diens tweede echtgenote zo goed mogelijk verzorgd achter bleef. De notaris vermeldt in deze brief – onder meer – dat hij had gesignaleerd dat de nalatenschap van de eerste echtgenote en die van een aan erflater vooroverleden broer van klager niet waren afgewikkeld en dat erflater en zijn drie kinderen, waaronder klager, nog in een onverdeelde boedel verkeerden, waartoe ook de woning waarin erflater en de tweede echtgenote leefden, behoorde. De notaris heeft klager, zijn broer en zuster uitgenodigd voor een gesprek met erflater om tot oplossingen te komen en daartoe enkele voorstellen geformuleerd.
4.5.
Het hof overweegt als volgt. In het licht van voormelde gemotiveerde uiteenzetting van de notaris heeft klager onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de notaris partijdig is opgetreden in de hier aan de orde zijnde onverdeelde boedel. Verder heeft klager onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de notaris niet op evenwichtige wijze aan de belangen van alle betrokken deelgenoten recht heeft gedaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 2
4.6.
Na het overlijden van erflater heeft de notaris verzuimd de erfgenamen binnen een redelijke termijn op de hoogte te stellen van de twee ten overstaan van hem verleden uiterste wilsbeschikkingen. De notaris mocht niet wachten met het informeren van de erfgenamen over het bestaan van de testamenten totdat hem daarom werd gevraagd.
4.7.
De notaris heeft gesteld dat hij, bij gebrek aan een opdracht om als boedelnotaris te fungeren, niet uit zichzelf hoefde te handelen. Daarnaast was er, nadat hij zijn opdracht als boedelnotaris had aanvaard, voldoende tijd om de nalatenschap van erflater af te wikkelen.
4.8.
De kamer heeft op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, klachtonderdeel 2 ongegrond verklaard. Aangezien niet is betwist dat de notaris na het overlijden van erflater geen opdracht had ontvangen om werkzaamheden te verrichten, was het niet aan de notaris om uit zichzelf werkzaamheden te gaan verrichten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 3
4.9.
De notaris is er ten onrechte van uitgegaan dat erflater wilsbekwaam was en heeft ten onrechte het Stappenplan Beoordeling Wilsonbekwaamheid van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna het stappenplan) niet gevolgd bij de totstandkoming van de uiterste wilsbeschikking van 17 september 2010 en een aanvulling daarop van 24 november 2010. In hoger beroep heeft klager gesteld dat bij de mondelinge behandeling bij de kamer door de notaris is verklaard dat hij één gesprek met erflater heeft gevoerd en dat dat gesprek geen aanleiding tot twijfel van de wilsbekwaamheid van erflater gaf. Daarnaast heeft klager in hoger beroep gesteld dat het nalopen van het stappenplan de notaris had moeten weerhouden van het verlijden van de uiterste wilsbeschikkingen. Verder heeft klager in de zomer van 2010 de notaris erop gewezen dat erflater een reeds lange voorgeschiedenis van toenemende dementie had. Ook had hij de notaris gevraagd om het stappenplan zorgvuldig na te leven. De notaris heeft dat niet gedaan, maar heeft de tweede echtgenote gebeld en bericht dat er een medische keuring van erflater diende plaats te vinden om te bezien of hij wilsbekwaam was. Dit geeft aan dat de notaris inmiddels begon te twijfelen. Om die reden had hij tot zelfstandig onderzoek van de geestesvermogens van erflater moeten overgaan en het stappenplan met hem dienen door te nemen.
4.10.
De notaris stelt zich daarentegen op het standpunt dat hij op geen enkel moment over de wilsbekwaamheid van erflater heeft geaarzeld. Ook de twee aan zijn kantoor verbonden kandidaat-notarissen die erflater hebben gesproken, hadden geen twijfels. Bovendien beschikte erflater, om problemen achteraf te voorkomen, over een verklaring van een geriater. De notaris was bekend met de leeftijd en de gezondheidsproblemen van erflater, maar bij hem rees geen enkele twijfel over de welgemeendheid van het verzoek van erflater om de tweede echtgenote goed verzorgd achter te laten. Van enige beïnvloeding door de tweede echtgenote is hem niets gebleken en hij heeft erflater meestal ook buiten haar aanwezigheid gesproken, waarbij een aantal punten uit het stappenplan vanzelf ter sprake kwamen.
4.11.
Het hof overweegt als volgt. Het stappenplan schrijft voor dat eerst indien er aanleiding bestaat om daaraan te twijfelen, een notaris de geestesgesteldheid van zijn cliënt nader dient te onderzoeken. Het hof is met de kamer van oordeel dat in de onderhavige zaak niet is gebleken dat de notaris redenen had om te twijfelen aan de geestelijke toestand van erflater. Aan dat oordeel ligt het volgende ten grondslag. Op grond van het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de kamer is voldoende aannemelijk geworden dat de notaris op verschillende manieren heeft geprobeerd vast te stellen of erflater in staat was zijn wil te bepalen en wat diens wensen met betrekking tot de inhoud van de uiterste wilsbeschikkingen inhielden. Uit voormeld proces-verbaal blijkt dat er verscheidene gesprekken tussen de notaris en erflater hebben plaatsgevonden. Deze gesprekken begonnen bij de notaris op kantoor, later bij erflater thuis. Bij twee gesprekken was steeds een kandidaat-notaris aanwezig. Nu zijn bevindingen voor de notaris geen grond behoefden op te leveren te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater, was er voor de notaris geen aanleiding het stappenplan toe te passen. Daarvoor is blijkens dat plan immers eerst aanleiding als een notaris wel aanleiding ziet aan de wilsbekwaamheid van een opdrachtgever te twijfelen. Desalniettemin is een geriater ingeschakeld, maar dit kan niet zonder meer worden uitgelegd als twijfel van de notaris aan de wilsbekwaamheid van erflater.
Klachtonderdeel 4
4.12.
Enerzijds verwijt klager de notaris dat hij bij het redigeren van de aanvulling op de uiterste wilsbeschikking van 17 september 2010 een formulering heeft gebruikt die dubbelzinnig is en aanleiding heeft gegeven tot nadere discussies. De notaris heeft de hulp van [een adviseur](hierna de adviseur ) in moeten roepen om de uiterste wilsbeschikking overeind te houden. De notaris had met klager moeten overleggen over de keuze van de adviseur en de hem te stellen vragen. In ieder geval geeft het geen pas om vervolgens de antwoorden van de adviseur als een soort bindend advies te presenteren en te gebruiken. Bij e-mail van 8 juli 2010 had de notaris al een uitleg gegeven die verder advies overbodig maakte.
4.13.
Anderzijds verwijt klager de notaris dat hij de kosten van voormeld advies ten laste van de boedel heeft gebracht. Dit advies had de notaris vooral nodig om zijn eigen positie te redden.
4.14.
De notaris heeft op beide punten verweer gevoerd, waarop het hof in zijn beoordeling - voor zover van belang - nader zal ingaan.
4.15.
Het hof overweegt dat de gebruikte terminologie ‘het is mijn uitdrukkelijke wens’ in de aanvulling van 24 november 2010 op de uiterste wilsbeschikking van 17 september 2010 een gebruikelijke terminologie is. Niet is gebleken dat de notaris ondeskundig is geweest bij het redigeren van de inhoud daarvan. De notaris heeft nog aangevoerd dat de reden dat de notaris de adviseur heeft ingeschakeld was dat klager de notaris had meegedeeld geen vertrouwen meer in hem als notaris te hebben. Met het inschakelen van een adviseur hoopte de notaris de twijfel bij klager weg te nemen. Onder deze gegeven omstandigheden oordeelt het hof dat de notaris niet klachtwaardig heeft gehandeld door zonder overleg met klager advies in te winnen. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de notaris het inwinnen van het advies op voorhand met de tweede echtgenote in haar hoedanigheid van executeur heeft besproken. Uit de stukken blijkt verder niet dat er sprake is van een bindend advies, zoals door klager is betoogd. Van klachtwaardig handelen door de notaris is naar het oordeel van het hof dan ook op geen enkele wijze gebleken.
4.16.
Het hof stelt vast dat de kamer het klachtonderdeel zoals hiervoor weergegeven in rechtsoverweging 4.13 niet heeft behandeld en daarover geen oordeel heeft gegeven. Het hof zal dit alsnog doen. Gelet op het overwogene onder rechtsoverweging 4.15 heeft de notaris niet klachtwaardig gehandeld door de kosten van de adviseur ten laste van de boedel te brengen.
Klachtonderdeel 5
4.17.
Dit klachtonderdeel bestaat uit de volgende drie verwijten:
a. de notaris heeft de adviesaanvraag aan de adviseur onzorgvuldig toegelicht en heeft dat advies vervolgens onzorgvuldig gebruikt door enerzijds niet in te gaan op de aard van dat advies en anderzijds de inhoud van dat advies met betrekking tot de aanwijzing en het functioneren van de boedelnotaris onjuist weer te geven,
b. de notaris heeft te laat aandacht gegeven aan de waardering van de onroerende zaak, gelegen aan de Mauritslaan 5 te Amersfoort, en
c. de notaris heeft bij het verlenen van de taxatieopdracht te laat, onzorgvuldig en onbevoegd gehandeld.
4.18.
De kamer heeft op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, klachtonderdeel 5 ongegrond verklaard. Het hof voegt ten aanzien van klachtonderdeel 4.17 onder a daar nog aan toe dat ingevolge artikel 4:146 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek één van de privatieve bevoegdheden van een executeur het aanwijzen van een boedelnotaris is. Dat de tweede echtgenote in haar hoedanigheid van executeur de notaris als boedelnotaris heeft aangewezen, kan de notaris derhalve niet worden verweten. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 6
4.19.
Dit klachtonderdeel bestaat uit de volgende vier verwijten:
a. het niet, althans niet tijdig en volledig beantwoorden van de vragen gesteld in de brief van klager van 3 oktober 2011 aan de notaris en de opmerkingen van oud-notaris [oud-notaris] aan de notaris van 20 oktober 2011, althans het overlaten van de beantwoording aan de advocaat van de tweede echtgenote,
b. het bij zijn afwezigheid delegeren en overlaten aan de advocaat van de tweede echtgenote van de ambtsplichten van artikel 43 van de Wet op het notarisambt (Wna) door de aanbieding van de concept-verdelingsakte, daaronder begrepen de
Belehrungspflichten de
Beratungspflichtdoor deze advocaat te laten verrichten,
c. een aantal gebreken in de concept-verdelingsakte,
d. het niet accepteren van op 24 oktober 2011 ter doorzending naar de notaris bij een notaris in Den Haag gedeponeerde getekende en gelegaliseerde volmacht, zodat deze per koerier moest worden aangeboden.
4.20.
De notaris heeft klachtonderdeel 4.19 onder a gemotiveerd weersproken zodat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een tuchtrechtelijke tekortkoming van de notaris.
4.21.
Ten aanzien van klachtonderdeel 4.19 onder b heeft klager aangevoerd dat hij op of kort na 14 oktober 2011 per deurwaardersexploot en per gewone post een brief van de advocaat van de tweede echtgenote heeft ontvangen waarin hij werd gesommeerd om aan de ondertekening van de verdelingsakte mee te werken en werd uitgenodigd om op 24 oktober 2011 om 13.30 uur ten kantore van de notaris te verschijnen. Als bijlage was (onder meer) de concept-verdelingsakte bijgevoegd. Artikel 43 lid 1 Wna bepaalt dat de partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen tijdig tevoren de gelegenheid krijgen om van de inhoud van de akte kennis te nemen. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de notaris reeds bij brief van 2 augustus 2011 aan klager (onder meer) de concept-verdelingsakte heeft toegestuurd. Dit betekent dat klager derhalve tijdig tevoren de gelegenheid heeft gekregen om van de inhoud van de concept-verdelingsakte kennis te nemen. Het feit dat hij op voormelde brief niet heeft gereageerd komt dan ook voor zijn eigen rekening en risico. Niet kan worden geconcludeerd dat de notaris in strijd met artikel 43 lid 1 Wna heeft gehandeld. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat het op de weg van klager lag om kort na 14 oktober 2011 contact te zoeken met de notaris om toelichting te vragen over de stukken die door de advocaat van de tweede echtgenote waren toegezonden. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
4.22.
Ten aanzien van klachtonderdeel 4.19 onder c overweegt het hof dat de notaris alle gebreken in de concept-verdelingsakte gemotiveerd heeft weersproken. Hij heeft erkend dat hij, nadat klager hem daarop had gewezen één gebrek, heeft hersteld. Niet kan worden geoordeeld dat de notaris met zijn handelwijze tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
4.23.
Met betrekking tot de gang van zaken die heeft geleid tot klachtonderdeel 4.19 onder d overweegt het hof dat, gezien de gehele voorgeschiedenis tussen partijen, het niet ongebruikelijk is geweest dat de notaris aan klager heeft gevraagd hem de getekende volmacht uiterlijk op 24 oktober 2011 en derhalve tijdig ter hand te stellen.
Slotsom
4.24.
De klacht is in al zijn onderdelen ongegrond. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan onbesproken blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
4.25.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de besteden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.H.N. Stollenwerck en G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 mei 2014 door de rolraadsheer.