ECLI:NL:GHAMS:2014:1642

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
8 mei 2014
Zaaknummer
200.070.641-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar oorzaak brand in spuitcabine

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van de besloten vennootschap Castricum Trucks B.V. tegen de naamloze vennootschap Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V. De zaak draait om de oorzaak van een brand die heeft plaatsgevonden in de spuitcabine van Castricum. Het hof heeft eerder, op 11 juni 2013, een tussenarrest uitgesproken en heeft nu besloten dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden om de oorzaak van de brand vast te stellen. Delta Lloyd heeft aangegeven bewijs te willen leveren door middel van een deskundigenbericht, en het hof heeft besloten dat deze gelegenheid moet worden geboden.

Het hof heeft in het tussenarrest relevante bewijsthema's geformuleerd en heeft vragen opgesteld die aan de deskundige voorgelegd moeten worden. Delta Lloyd heeft zich verenigd met de voornemens van het hof, terwijl Castricum bezwaar heeft gemaakt tegen enkele van deze voornemens. Het hof heeft echter geen reden gezien om terug te komen op zijn eerdere beslissing over het bewijsthema. Delta Lloyd heeft de last om te bewijzen dat de brand is ontstaan als gevolg van laswerkzaamheden in de nabijheid van de spuitcabine, maar tot nu toe heeft zij onvoldoende bewijs geleverd.

Het hof heeft ir. [L] van het Nederlands Forensisch Instituut bereid gevonden om het deskundigenonderzoek uit te voeren. De deskundige zal onder andere moeten vaststellen of de brand is ontstaan in of nabij het vloerrooster van de spuitcabine, of er een technische oorzaak kan worden uitgesloten, en of de brand is ontstaan door open vuur of gesmolten aluminium spetters. Voordat de deskundige aan het werk gaat, zal er een comparitie van partijen plaatsvinden om de doelstellingen en inrichting van het onderzoek te bespreken. Het hof heeft verder bepaald dat Castricum een voorlopig voorschot van € 2.000,- moet betalen voor de kosten van de deskundige. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat het deskundigenonderzoek is uitgevoerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.070.641/01
zaaknummer rechtbank : 435207/HA ZA 09-2511
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 mei 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidCASTRICUM TRUCKS B.V.,
gevestigd te Winkel, gemeente Niedorp,
appellante,
advocaat: mr. E.C.M.J. van Kempen te Cuijk,
tegen
de naamloze vennootschapDELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom Castricum en Delta Lloyd genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 11 juni 2013 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Partijen hebben zich ieder bij akte uitgelaten over het te gelasten deskundigenbericht en de te benoemen deskundige.
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat Delta Lloyd te kennen heeft gegeven bewijs van de toedracht van de brand te willen leveren door middel van een deskundigenbericht. Het hof heeft beslist dat die gelegenheid moet worden geboden en
het in dit verband relevante bewijsthema geformuleerd.
Verder heeft het hof onder woorden gebracht welke vragen het aan de deskundige wil voorleggen alsmede het voornemen geuit om deskundige expertise in te winnen bij een een ter zake kundige medewerker van het Nederlands Forensisch Instituut en om het voorschot op het aan de deskundige toekomende loon ten laste van Castricum te brengen. Partijen mochten zich nog uitlaten over de voornemens.
2.2
Delta Lloyd kan zich met de voornemens van het hof verenigen.
Castricum heeft tegen een aantal van de voornemens bezwaar gemaakt. Castricum heeft onder meer betoogd dat het hof moet terugkomen van zijn beslissing over het tussen partijen relevante bewijsthema. Dit zou te royaal zijn gekozen.
2.3
Het hof ziet ontoereikende grond om terug te komen van zijn beslissing over het bewijsthema dat moet worden onderzocht.
In de processtukken van Delta Lloyd valt op tal van plaatsen te lezen dat zij uitgaat van laswerkzaamheden dan wel voorbereidende laswerkzaamheden in de spuitcabine. Die stellingen zijn evenwel niet van zodanige aard en/of inhoud dat zij moeten worden aangemerkt als een gerechtelijke erkenning dat de omstreden werkzaamheden niet in de onmiddellijke nabijheid van de spuitcabine hebben plaatsgehad. Dat valt in die stellingen niet te lezen. Het hof blijft er dus bij dat het tussen partijen relevante bewijsthema luidt:
dat de brand is ontstaan als gevolg van laswerkzaamheden of voorbereidende laswerkzaamheden van [D] in dan wel in de onmiddellijke nabijheid van de spuitcabine waarbij vonken zijn vrijgekomen.
2.4
Op Delta Lloyd rust de last om deze toedracht te bewijzen. Tot nu toe heeft zij tegenover de gemotiveerde betwisting door Castricum onvoldoende bewijs bijgebracht.
De getuigenverklaringen boden onvoldoende houvast om in rechte te aanvaarden dat de brand is ontstaan als gevolg van laswerkzaamheden of voorbereidende laswerkzaamheden van [D] in dan wel in de onmiddellijke nabijheid van de spuitcabine waarbij vonken zijn vrijgekomen.
Delta Lloyd wil thans door middel van deskundigenonderzoek bewijzen dat de brand geen andere oorzaak kan hebben dan de gedragingen van [D]. Zij heeft zich daartoe in de kern op het standpunt gesteld dat een technische oorzaak van de brand redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Castricum heeft bestreden dat een technische oorzaak van de brand redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
2.5
Delta Lloyd heeft zich ter ondersteuning van haar standpunt beroepen op:
- de foto’s die haar schade-expert [X] heeft gemaakt op 30 juni 2008,
- de rapportage van Brandtechnisch Bureau Nederland BV van 14 juli 2008 (voorlopig) en 11 september 2008,
- de rapportage van [Z], technisch onderzoeker bij Delta Lloyd,
van 3 september 2008,
- de rapportage van DGMR Bouw B.V. van 14 mei 2009.
2.6
Castricum heeft zich in dit verband in het bijzonder beroepen op
- de rapporten met bijlagen van Stork FDO B.V van 15 juli 2008 (voorlopig), 24 juli 2008 en 2 oktober 2008, aangevuld bij brief van 22 januari 2009,
- het rapport met bijlagen van Custos contra forensics d.d. 23 maart 2009.
2.7 Deskundigenonderzoek kan licht werpen op de oorzaak van de brand. Het hof zal daarom een deskundigenonderzoek gelasten. Als op basis van de bevindingen van de deskundige een alternatieve oorzaak redelijkerwijs kan worden uitgesloten, kan Delta Lloyd daaraan bewijs ontlenen.
2.8
Het hof heeft ir. [L], werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, in beginsel bereid gevonden om dit onderzoek uit te voeren.
2.9
Het hof heeft het voornemen om aan de deskundige de volgende vragen voor te leggen:
a. is de brand ontstaan in of in de directe omgeving van het vloerrooster van de spuitcabine?
b. zo neen, kunt u een andere plaats aanwijzen waar de brand is ontstaan?
c. is de brand ontstaan door open vuur (vonken) en/of door gesmolten aluminium spetters?
d. kunt u een technische oorzaak van de brand uitsluiten?
e. heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?
2.10 Het komt het hof raadzaam voor om alvorens de deskundige zijn werkzaamheden aanvangt een comparitie van partijen te houden. Deze comparitie heeft tot doel om in aanwezigheid van de deskundige nader van gedachten te wisselen over doel, omvang en inrichting van het onderzoek dat het hof voor ogen staat. Het hof wil door middel van een comparitie eraan bijdragen dat het uit te voeren onderzoek doelmatig verloopt binnen de grenzen die in dit geding gelden na alle reeds gegeven beslissingen. Bij die gelegenheid zal onder meer aan de orde komen:
- of en zo ja in hoeverre onderzoek ter plaatse redelijke zin heeft,
- of en in hoeverre de getuigenverklaringen relevant kunnen zijn voor de deskundige,
- de verwachtingen van partijen ten aanzien van de door de deskundige te verrichten werkzaamheden,
- de omvang van het te houden onderzoek,
- de begroting van het te betalen voorschot op de kosten van de deskundige,
- de kans dat het uit te voeren onderzoek kan leiden tot de conclusie dat een technische oorzaak redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
2.11
Het hof zal in dit stadium van de procedure slechts een voorlopig voorschot vaststellen. Daaruit kunnen de eerste kosten van de deskundige worden voldaan, waaronder die voor het bijwonen van de te houden comparitie.
Betaling van dit voorlopige voorschot op de deskundigenkosten komt op de voet van het bepaalde in artikel 195 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering voor rekening van Castricum. Hetgeen Castricum in dit verband te berde heeft gebracht aangaande de omstandigheden van het geding, geeft het hof geen althans onvoldoende aanleiding, anders te oordelen dan overeenkomstig de wettelijke hoofdlijn.
Het hof heeft verder het voornemen om ter comparitie met partijen te spreken over de vraag welke partij het voorschot op het loon van de deskundige dient te betalen.
De gedachtewisseling tijdens de comparitie zal naar verwachting voorts meer duidelijkheid verschaffen over de omvang van het te houden onderzoek en het hof in staat stellen een definitief voorschot te begroten.
2.12
In elk geval zal het hof partijen, eerst Delta Lloyd en daarna Castricum, in de gelegenheid stellen bij memorie op het deskundigenrapport te reageren, nadat de deskundige zijn rapport bij het hof heeft ingediend.
2.13
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.Beslissing

Het hof:
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
a. is de brand ontstaan in of in de directe omgeving van het vloerrooster van de spuitcabine?
b. zo neen, kunt u een andere plaats aanwijzen waar de brand is ontstaan?
c. is de brand ontstaan door open vuur (vonken) en/of door gesmolten aluminium spetters?
d. kunt u een technische oorzaak van de brand uitsluiten?
e. heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
ir. [L],
werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, postbus 24044, 2490 AA Den Haag;
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest alsmede van de daaraan voorafgaande tussenarresten van 23 augustus 2011, 22 januari 2013 en 11 juni 2013 aan de deskundige zal toezenden;
bepaalt dat beide partijen vóór 1 juni 2014 kopieën van de overige gedingstukken aan de deskundige zullen doen toekomen, alsmede, na een verzoek daartoe van de deskundige, de andere door deze noodzakelijk geachte stukken, voor zover mogelijk;
bepaalt dat de deskundige een voorlopig voorschot toekomt van € 2.000,-;
bepaalt dat Castricum vóór 1 juni 2014 als voorlopig voorschot op de kosten van de deskundige voornoemd bedrag ter griffie van het hof zal deponeren door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.505 van de Royal Bank of Scotland, ten name van Ministerie van Justitie MvJ ontvangsten gerechtshof, onder vermelding van ‘code 80 51 H, voorschot deskundige, zaak Castricum/Delta Lloyd zaaknummer 200.070.641/01’;
bepaalt dat partijen vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is, tezamen met hun advocaten, tot het hiervoor onder 2.10 omschreven doel zullen verschijnen ten overstaan van mr. G.B.C.M. van der Reep, daartoe als raadsheer‑commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen dag en tijdstip;
bepaalt dat de advocaat van Castricum
uiterlijk op 2 juni 2014 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van de betrokken vertegenwoordigers van partijen alsmede hun raadslieden in de periode van 1 september 2014 tot en met 31 oktober 2014 aan het hof, ter attentie van mr. M. van Vuuren, dient te verzoeken een datum te bepalen;
verzoekt partijen, voor het geval zij zich ter comparitie willen bedienen van (nog niet in de procedure overgelegde) schriftelijke bewijsstukken, deze uiterlijk 2 weken voor de comparitiedatum toe te zenden aan de raadsheer‑commissaris, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, M.P. van Achterberg en E.J.H. Schrage en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.