ECLI:NL:GHAMS:2014:181

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
12/00317 en 12/00353
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van douanerechten voor kerstfeestartikelen en speelgoed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van verschillende artikelen in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) met betrekking tot douanerechten. De betrokken partijen, [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, hebben in wezen verzocht om een verklaring voor recht over de indeling van 14 artikelen, waaronder kerstfeestartikelen en speelgoed. De rechtbank Haarlem had eerder de UTB's (uitnodigingen tot betaling) van de inspecteur verminderd, maar de inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het Hof heeft de feiten en de juridische context van de zaak uitvoerig besproken. De rechtbank had vastgesteld dat de artikelen in kwestie voornamelijk bestonden uit kerstartikelen die door [X] B.V. werden geïmporteerd. Het Hof heeft de indeling van de artikelen beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen, en de relevante Europese regelgeving. Het Hof heeft geconcludeerd dat bepaalde artikelen, zoals pluchen sneeuwmannen en andere versieringen, als kerstfeestartikelen kunnen worden ingedeeld onder post 9505 van de GN, terwijl andere artikelen, zoals de ijsblokmannen, ook als kerstfeestartikelen kunnen worden gekwalificeerd, ondanks dat ze niet zijn voorzien van een ophanglus.

De uitspraak van het Hof heeft geleid tot de vernietiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank, met de bepaling dat de inspecteur de UTB's dienovereenkomstig moet verminderen. Het Hof heeft ook de proceskosten van de belanghebbende toegewezen aan de inspecteur, en het griffierecht vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige beoordeling van de indeling van goederen in de douanerechten, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de artikelen en de relevante wetgeving.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 12/00317 en 12/00353
16 januari 2014
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.te [Z], belanghebbende,
gemachtigden: mr. ing. B.J.B. Boersma en A.P. van Breukelen (Customs Knowledge B.V.)
alsmede
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,
de inspecteur,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 09/1947 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 20 juli 2007 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt ten bedrage van € 5.561,69 aan douanerechten.
1.1.2.
De inspecteur heeft met dagtekening 18 december 2007 aan belanghebbende een UTB uitgereikt ten bedrage van € 61.879,91 aan douanerechten.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 10 maart
2009, de UTB’s verminderd tot respectievelijk € 4.939,18 (vermindering met een bedrag van € 622,51) en € 42.989,40 (vermindering met een bedrag van € 18.890,51).
1.3.
De inspecteur heeft bij beschikking van 10 juni 2009 de UTB’s ambtshalve verminderd tot respectievelijk € 1.545,33 (vermindering met een bedrag van € 3.393,85) en € 38.789,16 (vermindering met een bedrag van € 4.200,24).
1.4.
Bij uitspraak van 21 maart 2012 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de inspecteur opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van de uitspraak. Voorts is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.127.
1.5.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 april 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 2 mei 2012. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De inspecteur heeft bij brief van 17 juli 2012 medegedeeld af te zien van een reactie op het verweerschrift.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“2.1. Eiseres is groothandelaar in onder andere kerstartikelen, welke zij voornamelijk importeert vanuit het Verre Oosten. Van deze importen doet zij bij verweerder maandaangiften met gebruikmaking van de vereenvoudigde procedure door inschrijving van de goederen in haar administratie.
2.2.
Verweerder heeft bij eiseres een onderzoek ingesteld naar de gevolgde douaneformaliteiten bij invoer en de aanvaardbaarheid van de maandaangiften over de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 en heeft zich daarbij beperkt tot de volgende categorieën van goederen welke zijn aangegeven met de goederencodes uit de hoofdstukken 94 en 95 van de GN:
1. artikelen van kunststof;
2. poppen en opblaaspoppen;
3. verlichting en verlichtingsartikelen GN code 9405 40 39 en 9405 40 31;
4. speelgoed;
5. sloffen en sokken;
6. keramiek van GN-post 6913.
2.3.
De bevindingen van dit onderzoek staan in het rapport met datum 12 december 2007. Het onderzoek heeft geleid tot een boeking achteraf over het jaar 2004 (de utb van 20 juli 2007) en een boeking achteraf over de jaren 2005 en 2006 (de utb van 18 december 2007).”

3.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, waarbij zij - voor zover van belang - het volgende heeft overwogen:
“5.1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
5.2.
Voorts kan volgens de rechtspraak van het HvJ de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie o.m. arresten van 4 maart 2004, Krings, C-130/02, Jurispr. blz. I-2121, punt 28, en van 17 maart 2005 Ikegami, C-467/03, Jurispr. blz. I-2389).
5.3.1.
Blijkens de toelichting EG bij post 9505 moeten producten om als feestartikelen te worden ingedeeld, een decoratieve waarde (qua ontwerp en versiering) hebben en uitsluitend ontworpen, vervaardigd en te herkennen zijn als feestartikelen. Deze producten worden gebruikt tijdens een specifieke dag of periode in het jaar. Deze producten zijn op grond van constructie en ontwerp (opdrukken, versieringen, symbolen of opschriften) bedoeld voor gebruik voor een specifieke festiviteit. Een ‘festiviteit’ is een specifieke dag of een periode tijdens het jaar die door een gemeenschap wordt afgebakend met kenmerkende symbolen en bijbehorende gebruiken. Sommige daarvan stammen uit de oudheid, met de rituele viering van specifieke godsdienstige plechtigheden; andere worden in brede kring gevierd en vormen een belangrijk element van het nationale leven. Voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen zijn Kerstmis, Pasen, Halloween, Valentijnsdag, verjaardagen en huwelijken.
5.3.2.
De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 10 april 2009, LJN BI0577, met betrekking tot de indeling als feestartikelen in de zin van post 9505 10 GN als volgt overwogen:
“3.4.2. Anders dan het Hof heeft geoordeeld, kunnen goederen niet slechts als kerstfeestartikelen in de zin van post 9505 10 van de GN worden aangemerkt, indien de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan rechtstreeks en specifiek verband houden met het kerstfeest. Een meer verwijderd verband sluit goederen niet uit van indeling onder deze post, onder meer erop gelet dat volgens de hiervoor in 3.4.1 aangehaalde toelichting onder artikelen voor kerstboomversiering - welke onder het algemene begrip kerstfeestartikelen vallen - mede gerangschikt kunnen worden ’nabootsingen van andere voorwerpen’ dan dierfiguren. Ook artikelen die winterfiguren (sneeuwmannen en dergelijke) uitbeelden en voorts, gelet op hun afmeting en de omstandigheid dat zij daartoe een voorziening hebben, geschikt zijn om zonder meer ter versiering bevestigd te worden in een kerstboom, kunnen mitsdien als kerstfeestversiering in de zin van post 9505 10 van de GN worden aangemerkt. De middelen slagen daarom in zoverre.
3.4.3.
Gelet op het hiervoor in 3.4.2 overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De uitspraak en de stukken van het geding, alsmede de door belanghebbende overgelegde monsters laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat de onderwerpelijke artikelen volgens de hiervoor in 3.4.2 vermelde rechtsregel moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 9505 10 van de GN, nu deze artikelen winterfiguren uitbeelden, de artikelen aan de bovenzijde zijn voorzien van een oogje waarin een goud- of zilverkleurige draad in de vorm van een lus is bevestigd, en zij op grond van deze voorziening en hun afmeting geacht kunnen worden bestemd te zijn ter versiering van een kerstboom.”
5.3.3.
Uit vorenstaande uitspraak van de Hoge Raad leidt de rechtbank het volgende af:
1. niet alleen goederen die gelet op hun objectieve kenmerken en eigenschappen rechtstreeks en specifiek verband houden met het kerstfeest kunnen als kerstfeestartikel worden aangemerkt, ook een meer verwijderd verband met het kerstfeest sluit de goederen niet van indeling als kerstfeestartikel in de zin van post 9505 10 van de GN uit;
2. onder als kerstfeestartikelen te rangschikken kerstboomversieringen kunnen naast dierfiguren en nabootsingen van andere voorwerpen ook artikelen worden begrepen die winterfiguren (sneeuwmannen en dergelijke) uitbeelden en voorts, gelet op hun afmetingen en de omstandigheid dat zij daartoe een voorziening hebben, geschikt zijn om zonder meer ter versiering bevestigd te worden in een kerstboom.
5.4.
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting oordeelt de rechtbank over de indeling van de onderstaande goederen als volgt:
1. Verlichtingsartikelen:
a. Tien kleine led-lampjes aan zwart snoer met batterijhouder voor gebruik binnen. De lampjes hebben geen bevestigingsmogelijkheden, maar kunnen wel in elke stand gebogen worden (artikelnummer 480952).
Oordeel rechtbank
Gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen betreft het hier een verlichtingsartikel met meer algemene gebruiksmogelijkheden. Het artikel is niet specifiek ontworpen om in een kerstboom te gebruiken. Het artikel heeft geen kenmerken die verband houden met het kerstfeest. Het artikel moet worden ingedeeld onder GN-code 9405 40 39.
(...)
2. Speelgoed en poppen met een lusje:
a. Twaalf pluchen sneeuwmannen in een rieten mand met een hanger aan elke sneeuwman. Een sneeuwmannetje is 14 cm groot (artikelnummer 581186). De rieten mand is de verpakking. De sneeuwmannen kunnen er afzonderlijk worden uitgehaald.
Oordeel rechtbank
Gelet op het onder 5.3.3, punt 2, overwogene is het een artikel voor kerstboomversiering. Het artikel is ook opgevuld speelgoed, zijnde een nabootsing van een niet-menselijk wezen. Nu de posten even specifiek zijn en het wezenlijke karakter niet kan worden bepaald, moet gelet op indelingsregel 3c, indeling onder GN-code 9505 10 90 volgen.
(...)
c. Drie stoffen beren in verschillende ruit met een hanger. De beren zijn ieder 18 cm groot (artikelnummer 662215).
Oordeel rechtbank
Het betreft opgevuld speelgoed, zijnde nabootsingen van dieren. Gelet op de afmeting is dit artikel niet geschikt om in de kerstboom te hangen. Ook kan niet gesproken worden van een feestartikel in een meer verwijderd verband met het kerstfeest. Indeling onder GN-code 9503 41 00 moet volgen.
d. Een pluchen eekhoorn met hanger. De eekhoorn is circa 10 cm groot (artikelnummer 581232).
Oordeel rechtbank
Gelet op het onder 5.3.3, punt 2, overwogene is het een artikel voor kerstboomversiering. Het artikel is ook opgevuld speelgoed, zijnde een nabootsing van een niet-menselijk wezen. Nu de posten even specifiek zijn en het wezenlijke karakter niet kan worden bepaald, moet gelet op indelingsregel 3c, indeling onder GN-code 9505 10 90 volgen.
(...)
g. Twaalf beren met trui en muts in een rieten mandje. De beren zijn ieder 10 cm groot. De rieten mand is de verpakking. De poppetjes kunnen er afzonderlijk worden uitgehaald. Ze zijn voorzien van een hanger (artikelnummer 730900).
Oordeel rechtbank
Gelet op het onder 5.3.3, punt 2, overwogene is het een artikel voor kerstboomversiering (waaronder dierfiguren). Het artikel is ook opgevuld speelgoed, zijnde een nabootsing van een niet-menselijk wezen. Nu de posten even specifiek zijn en het wezenlijke karakter niet kan worden bepaald, moet gelet op indelingsregel 3c, indeling onder GN-code 9505 10 90 volgen.
3. Kunststof met lusje en slingers:
a. Een box met drie hangers van acryl met grote kralen, ieder 19 cm lang (artikelnummer 521287).
Oordeel rechtbank
Het betreft hier artikelen van kunststof. De objectieve kenmerken en eigenschappen van de artikelen duiden niet op enige relatie met het kerstfeest. Het betreft evenmin nabootsingen van dierfiguren of andere voorwerpen die gewoonlijk in de kerstboom worden gehangen. Het is een meer algemeen versieringsartikel. Indeling onder post 3926 moet volgen.
b. Drie (niet-werkende) koekoeksklokken als hanger. Iedere klok is circa 8 cm groot (artikelnummer: 531082).
Oordeel rechtbank
Het betreft nabootsingen van koekoeksklokken met een voorziening om in de kerstboom te hangen en is wat betreft afmetingen daar ook geschikt voor. Gelet op het onder 5.3.3, punt 2, overwogene is het een artikel voor kerstboomversiering. Het betreft eveneens een artikel van kunststof. Nu de posten even specifiek zijn en het wezenlijke karakter niet kan worden bepaald, moet gelet op indelingsregel 3c, indeling onder GN-code 9505 10 90 volgen.
c. Duo glitterster met veer en hanger. De totale lengte is 16 cm (artikelnummer 572405).
Oordeel rechtbank
Het betreft hier een artikel van kunststof dat gelet op de lengte niet geschikt is om in de kerstboom te hangen. De objectieve kenmerken en eigenschappen van het artikel duiden niet op enige relatie met het kerstfeest. Het betreft evenmin een nabootsing van dierfiguren of andere voorwerpen die gewoonlijk in de kerstboom worden gehangen. Het is een meer algemeen versieringsartikel. Indeling onder post 3926 moet volgen.
(...)
5. Engelenfiguren en elfjes
a. Drie in een verschillende stand zittende beertjes met truitje en een paar vleugels. Iedere beer is 15 cm groot (artikelnummer 530828).
Oordeel rechtbank
Het betreft hier geen engelfiguren, maar beertjes met vleugels. Er is geen relatie met het kerstfeest, ook niet in een meer verwijderd verband. Het is een artikel van kunststof, een beeldje of een ander versieringsvoorwerp. Indeling onder GN-code 3926 40 00 moet volgen.
b. Drie in verschillende stand zittende engeltjes. Ieder engeltje is 15 cm groot (artikelnummer: 530837).
Oordeel rechtbank
Het betreft hier cherubijntjes. Dit zijn geen engelen. Er is geen relatie met het kerstfeest, ook niet in een meer verwijderd verband. Het is een artikel van kunststof, een beeldje of een ander versieringsvoorwerp. Indeling onder GN-code 3926 40 00 moet volgen.
c. Twee figuren met vleugels spelend op een dwarsfluit, staand en geknield bij een glazen bol, met daarin een bloem (artikelnummer: 531120).
Oordeel rechtbank
Het betreft hier elfjes. Dit zijn geen engelen. Er is geen relatie met het kerstfeest, ook niet in een meer verwijderd verband. Het is een artikel van kunststof, een beeldje of een ander versieringsvoorwerp. Indeling onder GN-code 3926 40 00 moet volgen.
d. Pop van stof met winterkleding en vleugels. De afmeting is 50 cm (artikelnummer 560402).
Oordeel rechtbank
Het betreft hier een sierpop. Alhoewel donzige vleugels zichtbaar zijn, lijkt de pop niet op een engelfiguur. Het is geen artikel dat gewoonlijk bij het kerstfeest wordt gebruikt. Het is een dame met een feestelijke jurk. Het betreft een aangeklede pop, een nabootsing van een mens, van andere stoffen. Indeling onder GN-code 9502 10 90 moet volgen.
6. Kunststof overig:
a. Een ijsblokman van acryl met verlichting, zonder hanger. De afmetingen zijn 25x13x9 cm (artikelnummer 521335).
Oordeel rechtbank
Het betreft hier een siervoorwerp. Er is geen associatie met het kerstfeest. De enkele verwijzing naar de winter is hiervoor onvoldoende. Het betreft hier een artikel van kunststof, een beeldje of een ander versieringsvoorwerp. Indeling onder GN-code 3926 40 00 moet volgen.
b. Een ijsblokman van acryl op een plateau met twee bomen, zonder hanger. De afmetingen zijn 17x14x16 cm (artikelnummer: 521336).
Oordeel rechtbank
Het betreft hier een siervoorwerp. Er is geen associatie met het kerstfeest. De enkele verwijzing naar de winter is hiervoor onvoldoende. Het betreft hier een artikel van kunststof, een beeldje of een ander versieringsvoorwerp. Indeling onder GN-code 3926 40 00 moet volgen.
(...)
5.5.
Op grond van het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. Gelet op de afspraak tussen partijen kan de rechtbank geen uitspraak doen over de hoogte van de verschuldigde douanerechten. De rechtbank zal de zaak daarom terugwijzen en verweerder opdracht geven opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak.”

4.Geschil in hoger beroep

Bij het Hof is nog in geschil de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN) van 14 artikelen, die kunnen worden verdeeld in vijf groepen, te weten:
1. verlichtingsartikelen;
2. speelgoed en poppen met ophanglus;
3. kunststof voorwerpen met ophanglus;
4. engelachtigen;
5. overige kunststof voorwerpen.

5.Relevante teksten en toelichtingen van de GN

Post 3926
3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914:
(…)
3926 40 00 - beeldjes en andere versieringsvoorwerpen.
(...)
Post 9405
9405 Verlichtingstoestellen (zoeklichten en schijnwerpers daaronder begrepen) en
delen daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vast aangebrachte lichtbron, alsmede elders genoemde noch elders onder begrepen delen daarvan:
(…)
9405 30 00 - elektrische guirlandes van de soort gebruikt voor kerstboomverlichting
9405 40 - andere elektrische verlichtingstoestellen:
- - andere:
- - - van kunststof:
9405 40 39 - - - - andere
Post 9502 (tekst tot 1-1-2007)
9502 Poppen, zijnde nabootsingen van de mens:
9502 10 - poppen, ook indien aangekleed:
9502 10 10 - - van kunststof
9502 10 90 - - van andere stoffen
(...)
Post 9503 (tekst tot 1-1-2007)
9503 Ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten:
(...)
- speelgoed, zijnde nabootsingen van dieren of van niet-menselijke wezens:
9503 41 00 - - opgevuld
(...)
Post 9505
9505 Feestartikelen, carnavalsartikelen en andere ontspanningsartikelen, benodigdheden voor het goochelen en fop- en schertsartikelen daaronder begrepen:
9505 10 - kerstfeestartikelen:
9505 10 10 - - van glas
9505 10 90 - - van andere stoffen
9505 90 00 - andere
GS-toelichting bij post 9505
Deze post omvat de hierna genoemde groepen van producten.
A. Feestartikelen, carnavalsartikelen en andere ontspanningsartikelen die, in verband met hun gebruik, veelal van eenvoudige en weinig sterke makelij zijn.
Van deze artikelen kunnen worden genoemd:
1. feestversieringsartikelen voor het versieren van kamers, tafels, enz. (guirlandes, lantaarns, enz.); artikelen voor kerstboomversiering (engelenhaar, gekleurde kerstballen, dierfiguren, nabootsingen van andere voorwerpen, enz.); artikelen voor versiering van gebak die traditiegetrouw zijn verbonden met een bijzondere feestelijkheid (bijvoorbeeld dierfiguren, vlaggetjes);
2. artikelen die gewoonlijk bij kerstfeesten worden gebruikt, in het bijzonder imitatiekerstbomen, kerstkribben, personages en dierfiguren voor kerstkribben, engeltjes, kerstpistaches (knalbonbons), kerstkousen, kerstklompen en -blokken, kerstmannetjes, enz.;
(...)
Onder deze post worden evenwel niet ingedeeld, beelden en dergelijke voorwerpen van grote afmetingen (in de vorm van personages, van dieren, enz.), die kunnen dienen voor het versieren van kerken en van dergelijke plaatsen, waar de eredienst wordt uitgeoefend.
Van deze post zijn eveneens uitgezonderd artikelen waarop een feestelijk dessin, een versiering, een embleem of een motief met een versierend karakter is aangebracht en die een utilitaire functie hebben, bijvoorbeeld vaatwerk, keukengerei, toiletartikelen, tapijten en andere vloerbedekking van textielstof, kleding, beddenlinnen, tafellinnen, toiletlinnen, keukenlinnen.
B. (…)
GN-toelichting bij post 9505
In aanvulling op de toelichting IDR, onder A, op post 95.05, moeten producten, om als feestartikelen te worden ingedeeld, een decoratieve waarde (qua ontwerp en versiering) hebben en uitsluitend ontworpen, vervaardigd en te herkennen zijn als feestartikelen. Deze producten worden gebruikt tijdens een specifieke dag of periode in het jaar.
Deze producten zijn op grond van constructie en ontwerp (opdrukken, versieringen, symbolen of opschriften) bedoeld voor gebruik voor een specifieke festiviteit.
Een ‘festiviteit' is een specifieke dag of een periode tijdens het jaar die door een gemeenschap wordt afgebakend met kenmerkende symbolen en bijbehorende gebruiken. Sommige daarvan stammen uit de oudheid, met de rituele viering van specifieke godsdienstige plechtigheden; andere worden in brede kring gevierd en vormen een belangrijk element van het nationale leven. Voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen zijn Kerstmis, Pasen, Halloween, Valentijnsdag, verjaardagen en huwelijken.
De volgende producten worden ook als feestartikelen beschouwd:
1. figuurtjes in feestkleding, die seizoensgebonden thema's voorstellen of seizoensgebonden activiteiten verrichten;
2. kunstpompoenen voor Halloween (met al dan niet glimlachende gezichten);
3. artikelen die traditioneel bij het paasfeest worden gebruikt (bijvoorbeeld kunstpaaseieren, niet geschikt voor verpakkingsdoeleinden, gele paaskuikentjes en paashazen);
4. papieren versieringen die bij een bepaalde festiviteit horen en rond taarten worden aangebracht;
5. keramische artikelen met feestversiering die een decoratieve functie hebben.
Gebruiksartikelen zijn uitgezonderd, ook als zij ontworpen of versierd zijn met het oog op een specifieke festiviteit.
Deze post omvat niet:
1. speelgoed, met inbegrip van opgevulde speelgoeddieren en spellen;
2. permanente magneten met versiering (zogenaamde ‘koelkastmagneten');
3. fotolijsten;
4. kunstpaaseieren die voor verpakkingsdoeleinden worden gebruikt;
5. engelenbeeldjes;
6. miniatuurversieringen (bijvoorbeeld in de vorm van een handtas of een klok) die als verpakking voor chocolade of suikergoed worden gebruikt;
7. houders en dozen (bijvoorbeeld in de vorm van een kerstboom of een kerstman);
kandelaars met feestversiering;
8. keramische artikelen met feestversiering die een gebruiksartikel zijn;
9. tafelkleden, tafellopers en servetten voorzien van feestversiering;
10. kleding en kostuums.
Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur
(…)
3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b) of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a. a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;
b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;
c) in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
In de UTB’s is een groot aantal verschillende artikelen begrepen. Ter zitting van het Hof is komen vast te staan dat de aan het Hof voorgelegde artikelen alle zijn begrepen in de bestreden UTB’s. Deze artikelen zijn, aldus partijen, representatief voor andere artikelen die in de bestreden UTB’s zijn begrepen.
6.2.
Partijen hebben het Hof eenparig verzocht om te oordelen over de indeling van de voorgelegde artikelen. Aangezien de UTB’s ook producten omvatten die niet in geschil zijn zullen partijen vervolgens in onderling overleg de bijbehorende vermindering van de UTB’s berekenen.
6.3.
Het Hof overweegt dat het verzoek van partijen in wezen neerkomt op een verklaring voor recht, welke verklaring het belastingrecht niet kent. Het Hof heeft partijen voorgelegd dat de consequentie zou kunnen zijn dat deze beslissing geen stand houdt bij een beroep in cassatie, doch partijen hebben expliciet verklaard desalniettemin prijs te stellen op een uitspraak als hiervoor onder 6.2. overwogen. Gelet op dit expliciete eenparige verzoek van partijen komt het Hof aan dit verzoek tegemoet, met name om proceseconomische redenen. Het Hof doet gelet op dit verzoek uitspraak als hierna weergegeven.
1. Verlichtingsartikelen
6.4.
In geschil is de indeling van het product met artikelnummer 480952. Het betreft een elektrische guirlande van circa 2 meter lang, bestaande uit tien kleine led-lampjes aan een zwart snoer, met een batterijhouder, voor gebruik binnenshuis. Partijen houdt verdeeld of indeling dient te geschieden onder GN-onderverdeling 9405 30 00 (elektrische guirlandes van de soort gebruikt voor kerstboomverlichting), zoals belanghebbende voorstaat, dan wel onder GN-onderverdeling 9405 40 39 (andere elektrische verlichtingstoestellen van kunststof), zoals de inspecteur bepleit. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
6.5.
Naar belanghebbende ter zitting onweersproken heeft gesteld heeft het product dezelfde eigenschappen als de gebruikelijke kerstboomverlichting. Het product is uitgerust met een eigen stroomvoorziening in de vorm van een batterijhouder. Naar ’s Hofs oordeel valt de guirlande daarmee binnen de reikwijdte van het begrip 'van de soort geschikt voor kerstboomverlichting' als gebezigd in post 9405 30 00. Niet valt in te zien waarom de stroomvoorziening door middel van batterijen meebrengt dat geen sprake is van een guirlande van de soort gebruikt voor kerstboomverlichting.
Hieraan doet niet af dat het product, zoals de inspecteur heeft gesteld, ook kan worden aangewend voor andere (sfeer)verlichtingsdoeleinden, nu dit evenzeer heeft te gelden voor guirlandes van de soort geschikt voor kerstboomverlichting welke zijn voorzien van een aansluiting voor netvoeding in plaats van batterijvoeding.
6.6.
Gelet op het vorenoverwogene dient het product met toepassing van indelingsregel 1 en 6 te worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 9405 30 00. In zoverre slaagt het hoger beroep van belanghebbende.
2. Speelgoed en poppen met ophanglus
6.7.
In geschil is de indeling van de producten met de artikelnummers:
581186 Twaalf pluchen sneeuwmannen met oranje neus en zwarte oogjes, gekleed in een blauwe jas en blauwe muts, verpakt in een rieten mandje. De sneeuwmannetjes zijn ieder 14 cm lang en voorzien van een ophanglus.
662215 Drie beren uitgevoerd in een stof met verschillende rood/groene ruitpatronen. De beren zijn ieder 18 cm lang en voorzien van een ophanglus.
581232 Een pluchen eekhoorn met ophanglus. De eekhoorn is circa 10 cm lang.
730900 Twaalf pluchen beren met zwarte neus en zwarte oogjes, gekleed in bruin/rode trui, das en muts, verpakt in een rieten mandje. De beren zijn ieder 10 cm lang en voorzien van ophanglus.
6.8.
In de GS-toelichting bij post 9505 worden als voorbeeld van “Feestartikelen, carnavalsartikelen en andere ontspanningsartikelen” in de zin van post 9505 onder andere genoemd: “artikelen voor kerstboomversiering (engelenhaar, gekleurde kerstballen, dierfiguren, nabootsingen van andere voorwerpen, enz.)”.
6.9.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 april 2009, nr. 44030 (ECLI:
NL:HR:2009:BI0577), ten aanzien van een drietal artikelen (met een lengte variërend van ca. 5 tot ca. 18 cm) het volgende heeft overwogen:
“3.4.2. Anders dan het Hof heeft geoordeeld, kunnen goederen niet slechts als kerstfeestartikelen in de zin van post 9505 10 van de GN worden aangemerkt, indien de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan rechtstreeks en specifiek verband houden met het kerstfeest. Een meer verwijderd verband sluit goederen niet uit van indeling onder deze post, onder meer erop gelet dat volgens de hiervoor in 3.4.1 aangehaalde toelichting
(Hof: Toelichting IDR bij post 9505)onder artikelen voor kerstboomversiering - welke onder het algemene begrip kerstfeestartikelen vallen - mede gerangschikt kunnen worden ‘nabootsingen van andere voorwerpen’ dan dierfiguren. Ook artikelen die winterfiguren (sneeuwmannen en dergelijke) uitbeelden en voorts, gelet op hun afmeting en de omstandigheid dat zij daartoe een voorziening hebben, geschikt zijn om zonder meer ter versiering bevestigd te worden in een kerstboom, kunnen mitsdien als kerstfeestversiering in de zin van post 9505 10 van de GN worden aangemerkt. De middelen slagen daarom in zoverre.”
6.10.
Gelet op de onder 6.8 genoemde toelichting en het onder 6.9 aangehaalde arrest zijn alle vier artikelen naar ’s Hofs oordeel met toepassing van indelingsregel 1 en 6 in beginsel vatbaar voor indeling als ‘kerstfeestartikelen’ in de zin van GN-onderverdeling 9505 10, nu het in alle gevallen dierfiguren (eekhoorn) dan wel ‘nabootsingen van andere voorwerpen dan dierfiguren’ (sneeuwmannen, fantasieberen) betreft en deze dierfiguren en nabootsingen van andere voorwerpen gelet op hun afmetingen (10 tot 18 cm) en de aanwezigheid van een ophanglus direct geschikt zijn om ter versiering te worden bevestigd in een kerstboom. Het Hof acht daarbij van belang dat alle ‘nabootsingen van andere voorwerpen dan dierfiguren’, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, op enigerlei wijze verband houden met het kerstfeest. Sneeuwmannen zijn naar hun aard reeds aan te merken als ‘winterfiguren’. Bij de stoffen beren (art.nr. 662215) komt de relatie met kerst tot uitdrukking in de kleurstelling (rood/groen), bij de pluchen beren (art.nr. 730900) in de winterkleding. Zo indeling als ‘kerstfeestartikelen’ dient te geschieden is blijkens de stukken van het geding niet in geschil dat het om kerstfeestartikelen ‘van andere stoffen’ dan glas gaat, zodat in dat geval indeling in GN-onderverdeling 9505 10 90 moet volgen. Het Hof volgt deze zienswijze van partijen, nu deze geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en ook overigens gedragen wordt door de feiten.
6.11.
Gelet op hun objectieve kenmerken en eigenschappen zijn de artikelen naar ’s Hofs oordeel in beginsel eveneens vatbaar voor indeling onder GN-onderverdeling 9503 41 00, als ‘speelgoed, zijnde nabootsingen van dieren of van niet-menselijke wezens, opgevuld’. Aan deze indeling staat niet in de weg dat de artikelen niet zijn goedgekeurd voor verkoop als speelgoed.
6.12.
Nu voormelde posten even specifiek zijn en het wezenlijke karakter niet kan worden bepaald, dient met toepassing van indelingsregel 3c indeling onder GN-onderverdeling 9505 10 90 plaats te vinden. Naar ’s Hofs oordeel staat het bepaalde in de GN-toelichting bij post 9505 - “Deze post omvat niet: 1. speelgoed, met inbegrip van opgevulde speelgoeddieren en spellen” - niet aan dit oordeel in de weg, reeds omdat volgens vaste rechtspraak de GN-toelichting de draagwijdte van de GN niet kan wijzigen (vgl. HvJ EU 14 april 2011, nr. C-288/09 en C-289/09, British Sky Broadcasting Group plc en Pace plc, punt 64 en 65).
6.13.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep van belanghebbende inzake artikelnummer 662215 slaagt en dat het hoger beroep van de inspecteur inzake de artikelen met de nummers 581186, 581232 en 730900 faalt.
3. Kunststof voorwerpen met ophanglus
6.14.
In geschil is de indeling van de producten met de artikelnummers:
531082 Assortiment van drie (niet-werkende) koekoeksklokjes van kunststof, verpakt in doos. De klokjes zijn voorzien van een ophanglus. Ieder klokje is 10,5 cm hoog en 9 cm breed.
572405 Duo glitterster met veer en ophanglus. Het product bestaat uit twee rode glittersterren, geregen aan een draad, gescheiden door een rode kraal. Aan de onderzijde van onderste ster is een rood donsveertje bevestigd. De totale lengte is 16 cm.
521287 Drie hangers, bestaande uit staaldraad met daaraan grote kralen van acryl in de kleuren rood/goud, ieder 19 cm lang. De hangers zijn verpakt in een doos.
6.15.
Ten aanzien van het assortiment van drie koekoeksklokjes (art.nr. 531082) heeft naar ’s Hofs oordeel hetzelfde te gelden als voor de artikelen genoemd onder 6.7. De rechtsoverwegingen 6.8 tot en met 6.10 zijn van overeenkomstige toepassing, daar het ‘nabootsingen van andere voorwerpen dan dierfiguren’ betreft. Het Hof volgt de inspecteur niet in zijn stelling dat geen enkel verband bestaat tussen een koekoeksklok en het kerstfeest. Feit van algemene bekendheid is immers dat in Angelsaksische landen de koekoeksklok een traditioneel kerstornament is (‘Santa's Cuckoo Clock’). Het Hof acht de koekoeksklokjes daarom met toepassing van indelingsregel 1 en 6 vatbaar voor indeling onder GN-onderverdeling 9505 10 90 als ‘kerstfeestartikelen van andere stoffen’.
6.16.
De ‘duo glitterster’ (art.nr. 572405) en de hangers van kralen in de kleuren rood/goud (art.nr. 521287) (hierna tezamen aangeduid als: de hangers) dienen naar ’s Hofs oordeel te worden aangemerkt als artikelen voor kerstboomversiering. Gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen, waaronder de gebruikte materialen (glittersterren, kralen combinatie rood/goud), en de – naar belanghebbende onweersproken heeft gesteld – eenvoudige en weinig sterke constructie, valt niet in te zien voor welk ander doel dan de versiering van een kerstboom deze artikelen zouden kunnen worden aangewend. Anders dan de rechtbank acht het Hof de lengte van de kralenhangers (19 cm) geen beletsel voor aanwending als kerstboomversiering, reeds omdat de gewenste grootte van de versiering afhangt van de grootte van de te versieren boom. Het Hof acht de hangers daarom met toepassing van indelingsregel 1 en 6 vatbaar voor indeling onder GN-onderverdeling 9505 10 90 als ‘kerstfeestartikelelen van andere stoffen’.
6.17.
Tussen partijen is niet in geschil dat de drie artikelen tevens vatbaar zijn voor indeling onder GN-onderverdeling 3926 40 00 (andere artikelen van kunststof; andere versieringsvoorwerpen van kunststof). Gelet op de objectieve eigenschappen van de producten volgt het Hof partijen hierin.
6.18.
Nu post 9505 een meer specifieke goederenomschrijving bevat dan post 3926, dient met toepassing van indelingsregel 3a indeling onder GN-onderverdeling 9505 10 90 plaats te vinden.
6.19.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep van belanghebbende inzake de artikelnummers 572405 en 521287 slaagt en dat het hoger beroep van de inspecteur inzake het artikel met nummer 531082 faalt.
4. Engelachtigen
6.20.
In geschil is de indeling van de producten met de artikelnummers:
530828 Drie in een verschillende stand zittende lichtbruine beertjes gekleed in een dikke crèmekleurige wintertrui en voorzien van een paar vleugels. Het betreft kunststofbeeldjes van 15 cm, niet voorzien van ophanglus.
530837 Drie in verschillende stand zittende engeltjes (cherubijntjes). Het betreft kunststofbeeldjes van 15 cm, niet voorzien van ophanglus.
531120 Twee vrouwenfiguurtjes voorzien van een paar vleugels, spelend op een dwarsfluit, geplaatst op een voetstuk. Het ene vrouwenfiguurtje staat bij een glazenbol met daarin een bloem en het andere vrouwenfiguurtje zit geknield bij een glazen bol, met daarin een bloem. Het voorwerp is niet voorzien van een ophanglus en de kleurstelling is overwegend roze.
560402 Sierpop, gekleed in luxe winterkleding en voorzien van witte vleugels van veren. De lengte van de pop is 50 cm. Van de pop is het hoofdje zichtbaar en op het hoofdje zit een muts. De jurk is om een holle plastic koker bevestigd. De pop is niet voorzien van een ophanglus.
6.21.
Het Hof stelt voorop dat in de GS-toelichting op post 9505 expliciet melding wordt gemaakt van ‘engeltjes’ als voorbeeld van ‘artikelen die gewoonlijk bij kerstfeesten worden gebruikt’. In de GN-toelichting op deze post is evenwel vermeld dat deze post geen ‘engelenbeeldjes’ omvat.
Art. nr. 530828
6.22.
In voornoemd arrest Hoge Raad 10 april 2009, nr. 44 030, heeft de Hoge Raad overwogen dat niet alleen goederen die gelet op hun objectieve kenmerken en eigenschappen rechtstreeks en specifiek verband houden met het kerstfeest als ‘kerstfeestartikelen’ in de zin van post 9505 10 van de GN kunnen worden aangemerkt, maar ook goederen die een meer verwijderd verband hebben met het kerstfeest. Gelet op deze ruime uitleg van het begrip kerstfeestartikelen dienen naar ’s Hofs oordeel de beertjes, die zijn gekleed in een dikke wintertrui en daarom kunnen worden aangemerkt als ‘winterfiguren’, te worden gekwalificeerd als ‘artikelen die gewoonlijk bij kerstfeesten worden gebruikt’, als bedoeld in de GS-toelichting op post 9505. Hieraan doet niet af dat de beertjes niet zijn voorzien van een ophanglus, nu aan de aanwezigheid van een ophanglus weliswaar betekenis toekomt voor de vaststelling of sprake is van kerstboomversiering, doch de afwezigheid van een ophanglus niet uitsluit dat het artikel desondanks valt onder het (ruimere) begrip ‘kerstfeestartikel’ als gebruikt in post 9505.
Tussen partijen is niet in geschil dat het artikel tevens vatbaar is voor indeling onder GN-onderverdeling 3926 40 00 (andere artikelen van kunststof; beeldjes). Het Hof volgt partijen hierin.
Nu post 9505 een meer specifieke goederenomschrijving bevat dan post 3926, dient met toepassing van indelingsregel 3a indeling onder GN-onderverdeling 9505 10 90 plaats te vinden.
Art. nr. 530837
6.23.
Artikelnummer 530837 betreft sculpturen van kunststof die engeltjes (cherubijntjes) uitbeelden. De beeldjes zijn bestemd om neer te zetten ter decoratie; zij zijn niet voorzien van een ophanglus. Post 9505 omvat blijkens de GN-toelichting geen engelen
beeldjes.
Indeling dient daarom te geschieden onder GN-onderverdeling 3926 40 00 (andere artikelen van kunststof; beeldjes).
Art. nr. 531120
6.24.
De vrouwenfiguren met vleugels, spelend op een dwarsfluit, staand en geknield bij een glazen bol, met daarin een bloem (art.nr. 531120), zijn naar ’s Hofs oordeel gelet op de vorm, het uitgebeelde tafereel en de kleurstelling ‘elfjes’ (sprookjesfiguren) en geen engeltjes. Dit artikel kan ook anderszins niet worden gekwalificeerd als artikel dat gewoonlijk bij kerstfeesten wordt gebruikt, nu het geen enkele associatie met het kerstfeest oproept. Indeling dient daarom te geschieden onder GN-onderverdeling 3926 40 00 (andere artikelen van kunststof; beeldjes).
Art. nr. 560402
6.25.
De pop van stof met winterkleding en witte vleugels van veren (art.nr. 560402) is naar ’s Hofs oordeel een figuur in feestkleding, die verband houdt met een seizoensgebonden thema (kerstengel), als bedoeld in GN-toelichting op post 9505. Gelet op de aanwezigheid van vleugels is sprake van een artikel dat gewoonlijk bij kerstfeesten zal worden gebruikt. Van een nabootsing van de mens als bedoeld in post 9502 10 90 is geen sprake, omdat mensen niet beschikken over vleugels. Indeling dient te geschieden onder GN-onderverdeling 9505 10 90 (kerstfeestartikelen van andere stoffen).
6.26.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep van belanghebbende inzake de artikelnummers 530828 en 560402 slaagt en dat haar hoger beroep inzake de artikelen met de nummers 530837 en 531120 faalt.
5. Overige kunststof voorwerpen
6.27.
In geschil is de indeling van de producten met de artikelnummers:
521335 Een ijsblokman van acryl, zonder ophanglus, voorzien van verlichting op batterijen. De afmetingen van het product zijn 25x13x9 cm. Het ijsblokmannetje is opgebouwd uit een vijftal transparante ‘ijsblokjes’ van acryl, die verspringend op elkaar zijn bevestigd, gemonteerd op een rond voetstuk met kunstsneeuw. Het mannetje draagt een muts, een das en wanten.
521336 Een ijsblokman van acryl op een voetstuk met twee bomen, zonder ophanglus. Het ijsblokmannetje is opgebouwd uit transparante ‘ijsblokjes’ van acryl, die verspringend op elkaar zijn bevestigd. De bomen en het voetstuk zijn bedekt met kunstsneeuw. Voorzien van verlichting op batterijen. De afmetingen zijn 17x14x16 cm.
6.28.
De beide ijsblokmannen zijn van dezelfde soort als de ‘ijsblokjessneeuwman’ die aan de orde was in het meergenoemde arrest Hoge Raad 10 april 2009, nr. 44 030, met dien verstande dat deze ijsblokmannen – anders dan de ‘ijsblokjessneeuwman’ waarop het arrest betrekking heeft – zijn gemonteerd op een voetstuk en niet zijn voorzien van een ophanglus waarmee zij in een kerstboom kunnen worden gehangen.
6.29.
In voormeld arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat niet alleen goederen die gelet op hun objectieve kenmerken en eigenschappen rechtstreeks en specifiek verband houden met het kerstfeest als kerstfeestartikelen in de zin van post 9505 10 van de GN kunnen worden aangemerkt, maar ook goederen die een meer verwijderd verband hebben met het kerstfeest. Gelet op deze ruime uitleg van het begrip ‘kerstfeestartikelen’ dienen naar ’s Hofs oordeel ook de onderwerpelijke ijsblokmannen als kerstfeestartikelen in de zin van post 9505 10 90 te worden gekwalificeerd. Indeling dient te geschieden onder GN-onderverdeling 9505 10 90 (kerstfeestartikelen van andere stoffen). Aan deze indeling staat niet in de weg dat de ijsblokmannen niet zijn voorzien van een ophanglus, nu aan de aanwezigheid van een ophanglus weliswaar betekenis toekomt voor de vaststelling of sprake is van kerstboomversiering, doch de afwezigheid van een ophanglus niet uitsluit dat het artikel desondanks valt onder het (ruimere) begrip ‘kerstfeestartikel’ als gebruikt in post 9505.
6.30.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep van belanghebbende inzake de artikelnummers 521335 en 521336 slaagt.
Slotsom
6.31.
De slotsom is dat het hoger beroep van de inspecteur ongegrond is, dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is voor zover het de artikelnummers 530837 en 531120betreft, en dat haar hoger beroep gegrond is voor zover het de artikelnummers 480952, 662215, 572405, 521287, 530828, 560402, 521335, 521336 betreft, zodat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

7.Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief voor het hoger beroep op 3 (beroepschrift, verweerschrift, zitting) x € 487 x 2 (wegingsfactor) = € 2.922.

8. Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens het oordeel inzake de proceskosten en het griffierecht;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • verstaat dat de 14 aan het Hof voorgelegde artikelen worden ingedeeld met inachtneming van de onderhavige uitspraak en dat de 16 in hoger beroep niet meer in geschil zijnde artikelen worden ingedeeld met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank ter zake;
  • verstaat dat de inspecteur de UTB’s dienovereenkomstig vermindert;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten in hoger beroep van belanghebbende tot een bedrag van € 2.922;
  • bepaalt dat van de inspecteur een griffierecht wordt geheven van € 466.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, E.M. Vrouwenvelder en E. Polak, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen als griffier. De beslissing is op 16 januari 2014 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.