ECLI:NL:GHAMS:2014:1847

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
21 mei 2014
Zaaknummer
23-002716-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een krat bier

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een krat bier en een hakselaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij de persoon was die op camerabeelden te zien was. Echter, het hof achtte de diefstal van het krat bier wel wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had op 27 mei 2013 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een krat bier weggenomen van een balkon. Dit gebeurde nadat een buurtbewoner had gezien dat een man op het balkon klom en iets naar beneden liet zakken. De verdachte werd kort daarna aangehouden en had een tas bij zich die overeenkwam met de beschrijving van de getuige. Het hof oordeelde dat de verdachte zich toegang had verschaft door inklimming en dat de diefstal strafbaar was. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen en een taakstraf van veertig uren. Het hof benadrukte de ernst van de diefstal en de overlast die dit soort feiten met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

parketnummer: 23-002716-13
datum uitspraak: 21 mei 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-702049-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 mei 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij op of omstreeks 27 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een balkon (behorende bij perceel [straatnaam 1]) heeft weggenomen een krat bier (merk Palm), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door inklimming, nu, hij, verdachte, over één of meer hek(ken) is geklommen en/of (vervolgens) op voornoemd balkon is geklommen;
2:
hij op of omstreeks 14 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een tuin (behorende bij perceel In de [straatnaam 2]) heeft weggenomen een hakselaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door inklimming, nu, hij, verdachte, over één of meer hek(ken) is geklommen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van feit 2.

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. In het bijzonder is onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte de persoon is die te zien is op de camerabeelden die op 14 mei 2013 bij perceel In de [straatnaam 2] zijn gemaakt. De verdachte moet hiervan dan ook worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.

Op 27 mei 2013 te 00.30 uur kregen verbalisanten een melding van een inbraak op de Mendelhof te Amsterdam. Een buurtbewoner verklaarde dat hij had gezien dat een man op het balkon van de woning klom en met een touw iets, vermoedelijk een kratje bier, vanaf dat balkon liet zakken. Deze man droeg een rood/wit petje, een zwarte leren jas en had een Albert Heijntas aan het stuur van zijn fiets hangen.
De verdachte is omstreeks 00.40 uur - fietsend in de buurt van de Mendelhof - door verbalisanten aangehouden omdat hij voldeed aan het opgegeven signalement en tevens in het bezit was van een Albert Heijntas die aan het stuur van zijn fiets hing. In deze tas is onder meer een lang dun touw aangetroffen. Het hof acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is geweest die de krat met bierflesjes van het balkon heeft gestolen. Dat de verdachte bij zijn aanhouding niet (meer) in het bezit was van dit krat, doet aan het voorgaande niet af. Gezien het tijdverloop tussen de melding en het aantreffen van de verdachte, kan hij het krat immers ergens hebben achtergelaten voordat de verbalisanten hem zagen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 mei 2013 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een balkon (behorende bij perceel [straatnaam 1]) heeft weggenomen een krat bier (merk Palm), toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door inklimming, nu hij, verdachte, over een hek is geklommen en vervolgens op voornoemd balkon is geklommen.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een krat met bierflesjes vanaf het balkon van een woning. Hij is hiertoe ’s nachts op dit balkon geklommen. Dit is een ergerlijk feit dat, naast materiële schade, hinder en overlast voor de gedupeerde met zich brengt. Bovendien veroorzaakt dit soort diefstallen gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 april 2014 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof heeft daarbij mede gelet op het thans in een andere strafprocedure door de reclassering ingezette begeleidingstraject van de verdachte. Het hof zal de verdachte daarnaast een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E.M. Röttgering, mr. P.F.E. Geerlings en mr. F.L. Muskens, in tegenwoordigheid van
mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 mei 2014.
Mr. Muskens is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
[...]