ECLI:NL:GHAMS:2014:1903

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
26 mei 2014
Zaaknummer
23-001362-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot zware mishandeling van een politiebiker

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De verdachte, geboren in 1991, was beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een politiebiker, die op 31 juli 2011 met zijn bromfiets tegen de fiets van de politiebiker aanreed. De politiebiker had de verdachte een stopteken gegeven, maar de verdachte reed met hoge snelheid door. De politiebiker liep letsel op aan zijn knie, terwijl de verdachte zelf ook gewond raakte met gebroken ribben.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte opzettelijk de politiebiker wilde aanrijden. Het hof overwoog dat de verdachte zelf ook een aanmerkelijk risico liep op letsel en dat het niet aannemelijk was dat hij de kans op een botsing met de stilstaande fietser opzettelijk had genomen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, de politiebiker, tot schadevergoeding van € 1.100,00, die in eerste aanleg was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig werd verklaard, werd de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.M. Huizenga, en mr. Van Hartingsveldt was buiten staat het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-001362-13
datum uitspraak: 6 maart 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 19 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer 14-045475-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 februari 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek
van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 juli 2011 te Beverwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een bromfiets, rijdende met hoge snelheid, tegen die [slachtoffer] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en het dossier is het volgende naar voren gekomen.
Op 31 juli 2011 reed de verdachte met een bromfiets op de openbare weg, de Plantage, te Beverwijk.
Verbalisant [slachtoffer], die op dat moment werkzaam was als ‘politiebiker’, is met zijn fiets op de rijbaan gaan staan en heeft de naderende verdachte een stopteken gegeven. De verdachte, die met een aanzienlijke snelheid reed, is daarop met zijn bromfiets tegen de fiets van verbalisant [slachtoffer] aangereden. Als gevolg van deze aanrijding heeft [slachtoffer] letsel aan zijn knie opgelopen. De verdachte is met de bromfiets gevallen en heeft twee gebroken ribben opgelopen.
Naar het oordeel van het hof is uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden niet zonder meer komen vast te staan dat de verdachte willens en wetens het aanmerkelijke risico heeft willen lopen verbalisant [slachtoffer] met zijn bromfiets aan te rijden. Daarbij heeft het hof meegewogen dat zich door deze aanrijding ook voor de verdachte zelf een aanmerkelijk risico op (ernstig) letsel heeft voorgedaan en naar ervaringsregels niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een botsing met de stilstaande fietser zou plaatsvinden en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het risico op letsel eveneens op de koop toeneemt.
Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigen bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een opzettelijke poging tot zware mishandeling van verbalisant [slachtoffer], zodat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. T.A.C. van Hartingsveldt en mr. C.P.M. Cleiren, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 maart 2014.
Mr. Van Hartingsveldt is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.