ECLI:NL:GHAMS:2014:2160
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- D.B. Bijl
- E.M. Vrouwenvelder
- B.A. van Brummelen
- Rechtspraak.nl
Douane-indeling van keramisch proppant en navordering door de inspecteur
In deze zaak gaat het om de indeling van keramisch proppant S138-3050 onder de juiste GN-code en de vraag of de inspecteur van de Belastingdienst/Douane terecht een uitnodiging tot betaling (UTB) heeft opgelegd. De belanghebbende, vertegenwoordigd door C.H. Bouwmeester van Loyens & Loeff N.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de UTB van € 3.201,10 die op 12 november 2010 door de inspecteur is uitgereikt. De rechtbank Haarlem heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam is ingediend op 20 augustus 2012.
De inspecteur heeft de indeling van het product onder GN-post 6909 verdedigd, terwijl de belanghebbende stelt dat het onder GN-post 2606 moet worden ingedeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat het product keramisch is en dat de bewerkingen die het heeft ondergaan niet gebruikelijk zijn voor de metallurgie, waardoor indeling onder post 2606 niet mogelijk is. Het Hof volgt de inspecteur in zijn stelling dat het product moet worden ingedeeld onder post 6909, aangezien het een artikel voor technisch gebruik betreft.
Daarnaast heeft de belanghebbende zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, maar het Hof oordeelt dat niet aan alle voorwaarden voor afzien van navordering is voldaan. De inspecteur is niet gehouden om af te zien van navordering, omdat de belanghebbende niet aan alle voorschriften van de douaneaangifte heeft voldaan. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.