ECLI:NL:GHAMS:2014:2192

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
200.139.449 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uitbreiding van het onderzoek in een enquêteprocedure betreffende de coöperatie TICA U.A.

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 11 juni 2014, wordt het verzoek van Kinta c.s. tot uitbreiding van een eerder gelast onderzoek in een enquêteprocedure afgewezen. Kinta c.s. hadden verzocht om het onderzoek uit te breiden naar nieuwe feiten en omstandigheden die zich na de eerdere beschikking van 27 februari 2014 hebben voorgedaan. De Ondernemingskamer oordeelt dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende zijn om aan het beleid van de coöperatie TICA te twijfelen. De Ondernemingskamer verwijst naar eerdere beschikkingen en stelt vast dat de door Kinta c.s. aangevoerde gronden niet leiden tot de conclusie dat er nieuwe gegronde redenen zijn om het onderzoek uit te breiden. De Ondernemingskamer concludeert dat de statuten van TICA, die op 13 december 2013 zijn gewijzigd, de leden de mogelijkheid bieden om hun participatiereserves vrijelijk over te dragen aan andere leden, wat de basis vormt voor de beslissing van de Ondernemingskamer. Kinta c.s. worden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 2.682. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.139.449/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 11 juni 2014
inzake
1. de commanditaire vennootschap
KINTA C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KITCHEN TREND PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
3.
[[als gedefiniëerd in de beschikking van 27 februari 2014 in deze zaak; OK] verzoeker 4a]en
[verzoeker 4b ],
vennoten van
[verzoeker 4c] v.o.f.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan de IJssel,
4.
[verzoeker 5],
handelend onder de naam
ROCAFLOR,
wonende te Uithoorn,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RUSTIK LYS B.V.,
gevestigd te Rijnsaterwoude,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROLIGHT AALSMEER B.V.,
gevestigd te Tienhoven,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FIDRIO B.V.,
gevestigd te Woerden,
8.
[verzoeker 9],
handelende onder de naam
JAMA TRADE EUROPE,
wonende te Huizen,
VERZOEKERS,
advocaten:
mr. S.N. Vlaar, kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n
de coöperatie
COÖPERATIE TRENDS-IN-CENTER-AALSMEER (TICA) U.A.,
gevestigd te Aalsmeer,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. B.W. Brouwer, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende 1] B.V.,
gevestigd te Haelen,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. H.M.L. Dings, kantoorhoudende te Venlo.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen worden hierna als volgt aangeduid:
verzoekers gezamenlijk als Kinta c.s.;
verzoekster sub 2 als Kitchen Trend;
verweerster als TICA;
belanghebbende als [belanghebbende 1].
1.2
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 27 februari 2014 en 14 maart 2014.
1.3
Bij beschikking van 27 februari 2014, gegeven tussen – onder meer – de in de kop van deze beschikking vermelde partijen, heeft de Ondernemingskamer – voor zover hier van belang – (i) een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van TICA over de periode vanaf 1 oktober 2013 en (ii) bij wijze van onmiddellijke voorziening het besluit van de algemene ledenvergadering van TICA van 29 november 2013 tot instemming met het door [belanghebbende 1] uitgebrachte bod op alle aandelen in TICA Aalsmeer B.V. (hierna: TICA Aalsmeer) en tot goedkeuring van het besluit tot het vervreemden van de deelneming in TICA Aalsmeer, geschorst en het bestuur van TICA verboden om met gebruikmaking van dit besluit de aandelen in TICA Aalsmeer te vervreemden. Bij beschikking van 14 maart 2014 heeft de Ondernemingskamer mr. E.M. Soerjatin te Amsterdam aangewezen als onderzoeker.
1.4
Kinta c.s. hebben bij op 1 april 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd,
1. te bepalen dat het bij beschikking van 27 februari 2014 gelaste onderzoek tevens betrekking zal hebben op de in het verzoekschrift genoemde onderwerpen en/of andere onderwerpen waarnaar de Ondernemingskamer onderzoek nuttig of wenselijk acht;
2. bij wijze van (nadere) onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
a. primair: de leden van het bestuur van TICA te schorsen en een bestuurder te benoemen;
subsidiair: een bestuurder of commissaris te benoemen aan wie (de uitvoering van) alle bestuursbesluiten ter goedkeuring dient/dienen te worden voorgelegd;
b. althans zodanige voorziening te treffen als de Ondernemingskamer noodzakelijk acht;
3. kosten rechtens.
1.5
TICA heeft bij op 17 april 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van Kinta c.s., althans tot afwijzing van hun verzoek, met hun veroordeling, hoofdelijk en uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding.
1.6
[belanghebbende 1] heeft bij op 17 april 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van Kinta c.s.
1.7
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 8 mei 2014. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunten toegelicht, Kinta c.s. en TICA bij monde van hun advocaten en [belanghebbende 1] bij monde van haar (indirect) bestuurder [B], telkens onder overlegging van pleitnotities. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord. Mr. Vlaar heeft desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat het verzoek van 1 april 2014 geacht moet worden niet mede namens twee in dit verzoekschrift genoemde (rechts)personen te zijn ingediend, te weten: [verzoeker 3] (B.V.) en [verzoeker 10a] en [verzoeker 10b] (vennoten van [verzoeker 10c]).

2.De feiten

2.1
De Ondernemingskamer verwijst naar de feiten opgesomd in haar beschikking van 27 februari 2014. In aanvulling daarop gaat de Ondernemingskamer tevens uit van het volgende.
2.2
De notulen van de bijzondere algemene ledenvergadering van TICA van 20 januari 2014 (welke vergadering plaatsvond na indiening van het verzoekschrift dat heeft geleid tot de beschikking van 27 februari 2014) houden onder meer in:

Het scenario 2 is volgens de heer [S][sprekend namens Kitchen Trend, toev. Ondernemingskamer]
dat de verkoop beslissing wordt teruggedraaid, maar niet de statutenwijziging. Daarbij kan de groep [belanghebbende 1] streven naar maximaal stemrecht binnen de coöperatie maar ook de groep Coöperatie (Kitchen Trend + 11) zal streven naar invloed op basis van meer dan 25% van de stemmen via de huidige statuten waarmee een complexe situatie ontstaat.
[belanghebbende 1]: Waaruit bestaat de “Groep Coöperatie”. Er is een bod gedaan door Kitchen Trend Products en niet door een groep (…). Blijft het bod van Kitchen Trend [P]roducts gelden?
[S]: er is geen bod van Kitchen Trend Products. [E]r is een garantie voor het voortbestaan van de Coöperatie.
[G]: zegt u nu dat er geen bod is? Volgens mij wel. Die staat op papier. Over de ontkenning van het bod van Kitchen Trend Products ontstaat veel discussie. (…)
[belanghebbende 1]: (…) Kitchen Trend Products heeft al een exit regeling geboden van 130.000 Euro.
[S]: Neen niet Kitchen Trend maar meerdere leden.
(…)
[S]: Als de coöperatie overliquiditeit heeft dan zal de bank wel een lidmaatschap financieren. De bank financiert en het lidmaatschap wordt overgenomen.
2.3
Naar aanleiding van de beschikking van de Ondernemingskamer van 27 februari 2014 heeft het bestuur van TICA bij e-mail van 28 februari 2014 aan de leden medegedeeld dat door deze beschikking de ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst tussen TICA Holding B.V. (hierna: TICA Holding) en [belanghebbende 1] met betrekking tot de aandelen in Tica Aalsmeer is vervuld en dat die verkoop niet doorgaat. Op dezelfde datum heeft Tica Holding jegens [belanghebbende 1] gesteld dat de koopovereenkomst van rechtswege is ontbonden door vervulling van de ontbindende voorwaarde.
2.4
Bij e-mail van 6 maart 2014 heeft Kitchen Trend, “namens de groep, blijvend TICA Coöperatie” aan ieder van de (overige) leden van TICA aangeboden hun gehele participatiereserve te kopen voor € 130.000 en daarbij vermeld dat dit bod tot en met 14 maart 2014 kan worden aanvaard en dat het bod alle voorgaande biedingen doet vervallen.
2.5
Op 17 maart 2014 heeft het bestuur van TICA de leden opgeroepen voor een algemene ledenvergadering op 3 april 2014.
2.6
Op 26 maart 2014 heeft [belanghebbende 1] aan (onder meer) Kinta c.s. het volgende bericht:

(…) wij (hebben) geconcludeerd dat Kitchen Trend haar oorspronkelijke aanbod kennelijk niet wil nakomen, “de groep” mogelijk ook niet alle participatiereserves wil overnemen en dat het bovendien hoogst onzeker is of de benodigde financiële middelen daarvoor aanwezig zijn. Deze nieuwe ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande onzekerheden hebben ons doen besluiten om niet verder contact te zoeken met Kitchen Trend of “de groep” over hun biedingen maar, in het belang van TICA en ter bescherming van onze rechtspositie en die van de leden die ons hun vertrouwen hebben geschonken, alsnog over te gaan (…) tot het overnemen van participatiereserves.
(…) [W]ij (hebben) (…) inmiddels gedeeltelijk de participatiereserves van twaalf coöperatieleden (…) overgenomen. Gedeeltelijk in die zin dat de verkopende coöperatieleden één euro participatiereserve behouden en daarmee lid van de coöperatie blijven. (…) In ieder geval staat op dit moment vast dat [belanghebbende 1] de meerderheid van de participatiereserves in de coöperatie bezit.
Hierbij delen wij mede dat [belanghebbende 1] bereid is om van elk coöperatielid dat wil verkopen, haar volledige participatiereserve over te nemen. Voor een participatiereserve ter grootte van 1/25 deel van het ondernemingsvermogen (…) bieden wij een koopsom van € 130.000,-. (…) Dit aanbod doen wij gestand tot en met 2 april 2014.
2.7
Op 28 maart 2014 heeft het bestuur aan de leden een schriftelijke toelichting bij de agenda voor de vergadering van 3 april 2014 gezonden. Die toelichting houdt onder het punt “Winstbestemming resultaat 2013” onder meer in:

De winst van TICA Aalsmeer over 2013 bedraagt EUR 468.000. In november 2013 is door TICA Aalsmeer al een interim dividend uitgekeerd van EUR 200.000 wat daarop door Tica Holding is uitgekeerd aan de Coöperatie en waaruit vervolgens door de Coöperatie de uitkering uit de participatiereserve is gedaan. Het slotdividend dat TICA Aalsmeer aan de Holding zal uitkeren bedraagt EUR 268.000 (…). Omdat dit jaar een besluit zal moeten worden genomen over de toekomstige huisvesting stelt het bestuur voor om, in afwachting van dit besluit, het bedrag van EUR 268.000 toe te voegen aan de strategische reserve van Tica Holding. Tica Holding beschikt daarmee over een reserve van circa EUR 570.000.
Het bestuur heeft op 28 maart 2014 voorts aan de leden toegezonden onder meer: de winst- en verliesrekening van TICA Aalsmeer 2013-2014, het publicatierapport TICA Aalsmeer 2013, het verslag inzake jaarstukken TICA Holding 2013, het verslag inzake jaarstukken TICA 2013 en het investeringsplan 2014 TICA Aalsmeer.
2.8
In de algemene ledenvergadering van 3 april 2014 is [H], (indirect) bestuurder van [belanghebbende 1], gekozen tot bestuurder van TICA en is [A] als zodanig afgetreden. Het bestuur van TICA bestaat sindsdien uit [C] (voorzitter), [D] (secretaris) en [H] (penningmeester).

3.De gronden van de beslissing

3.1
Kinta c.s. hebben aan hun verzoek – kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd.
a. [belanghebbende 1] heeft, in strijd met haar verklaring ter zitting van 6 februari 2014, participatiereserves van andere leden gekocht en het bestuur van TICA en [belanghebbende 1] hebben daarbij “een gesloten front” gevormd. In plaats daarvan had het bestuur aan de leden bekend moeten maken dat [belanghebbende 1] alsnog besloten had participatiereserves op te kopen.
b. Leden van de coöperatie die hun gehele participatiereserve minus € 1 aan een ander lid hebben overgedragen, kunnen redelijkerwijs niet geacht worden lid te zijn van de coöperatie en kunnen daarom, gelet op artikel 8 van de statuten, geen bestuurslid zijn.
c. De jaarcijfers van TICA Aalsmeer over 2013 kunnen niet goed beoordeeld worden omdat de cijfers niet tijdig zijn verstrekt en de onderliggende stukken ontbreken. Zonder goede reden wordt de winst van TICA Holding niet aan TICA uitgekeerd.
3.2
TICA en [belanghebbende 1] hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van Kinta c.s. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op die verweren ingaan.
3.3
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt.
3.4
Een verzoek tot uitbreiding van een reeds gelaste enquête kan worden toegewezen indien in de periode na indiening van het oorspronkelijke verzoek feiten en omstandigheden aan het licht zijn gekomen of zich hebben voorgedaan die een nieuwe gegronde reden om aan een juist beleid te twijfelen opleveren of die zozeer samenhangen met de redenen voor het reeds gelaste onderzoek dat die feiten en omstandigheden in het onderzoek betrokken dienen te worden. Het één noch het ander doet zich hier voor. Ook overigens ziet de Ondernemingskamer geen aanleiding voor uitbreiding van het onderzoek.
3.5
Het door de Ondernemingskamer in haar beschikking van 27 februari 2014 gelaste onderzoek heeft betrekking op de gang van zaken met betrekking tot de besluitvorming over het bod van [belanghebbende 1] op alle aandelen in TICA Aalsmeer (zie r.o. 3.10 van die beschikking). Die transactie is inmiddels van de baan (zie 2.3). De door Kinta c.s. aan hun onderhavige verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden hebben zich voorgedaan in de periode na de beschikking van 27 februari 2014 en er is geen reden die feiten en omstandigheden te betrekken in het onderzoek naar de besluitvorming over het bod van [belanghebbende 1] op TICA Aalsmeer.
3.6
De door Kinta c.s. aangevoerde feiten en omstandigheden zijn, op zichzelf bezien, evenmin gegronde redenen om aan een juist beleid van TICA te twijfelen.
In de beschikking van 27 februari 2014 heeft de Ondernemingskamer in r.o. 3.15 slechts ten overvloede geconstateerd dat [belanghebbende 1] naar eigen zeggen niet voornemens was participatiereserves van andere leden te kopen. [belanghebbende 1] heeft in haar bericht van 26 maart 2014 (zie 2.6) uitgelegd waarom zij nadien alsnog besloten heeft participatiereserves van andere leden over te nemen en zij heeft dit ter zitting nader toegelicht. De Ondernemingskamer heeft, ook gelet op de onduidelijkheid die, naar blijkt uit de onder 2.2 geciteerde notulen, tijdens de algemene ledenvergadering van 20 januari 2014 was ontstaan over het bod van (de groep rondom) Kitchen Trend op de participatiereserves van andere leden, geen aanleiding om aan de juistheid van de toelichting van [belanghebbende 1] te twijfelen. De wijziging van de statuten van TICA, waartoe op 29 november 2013 door de algemene ledenvergadering is besloten, strekt ertoe dat een lid een gedeelte van zijn participatiereserve vrijelijk kan overdragen aan een ander lid (zie r.o. 2.10 van de beschikking van 27 februari 2014). In het licht daarvan kan niet gezegd worden dat op het bestuur de verplichting rust om, indien het op de hoogte is van het voornemen van een lid om (een deel van de) participatiereserve(s) van een of meer andere leden te verwerven, de leden van de coöperatie daarover te informeren. Kinta c.s. hebben geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die doen vermoeden dat het bestuur heeft samengespannen of zich op andere ontoelaatbare wijze (door “geheimhoudingsafspraken”) heeft verbonden met [belanghebbende 1].
De op 13 december 2013 gewijzigde statuten van TICA houden in dat het lidmaatschap van een lid eindigt door (onder meer) overdracht van zijn gehele participatiereserve aan een ander lid (artikel 4-A, lid 3, aanhef en sub i), dat een lid een gedeelte van zijn participatiereserve te allen tijde vrijelijk kan overdragen aan een ander lid (artikel 4-B lid 1, vierde volzin), dat het bestuur uit de leden wordt benoemd (zij het dat een niet-lid tot bestuurslid kan worden benoemd met een versterkte meerderheid) (artikel 6 lid 1) en dat ieder lid een zodanig aantal stemmen heeft als overeenkomt met het aantal euro’s dat is begrepen in zijn participatiereserve op het tijdstip van het uitbrengen van zijn stem (artikel 7 lid 7). Gelet op dit samenstel van bepalingen en het uitgangspunt dat statuten aan de hand van objectieve maatstaven uitgelegd dienen te worden, is het feit dat de bestuursleden [D] en [C] in de overdracht van hun participatiereserve minus € 1 geen aanleiding hebben gezien terug te treden als bestuurder, niet aan te merken als een gegronde reden om aan een juist beleid te twijfelen. Daaraan doet niet af dat, zoals ter zitting aannemelijk is geworden, voorafgaand aan het besluit tot wijziging van de statuten, door de algemene ledenvergadering niet uitdrukkelijk onder ogen is gezien dat die wijziging tot gevolg zou hebben dat leden zonder hun lidmaatschap te verliezen vrijwel hun gehele participatiereserve kunnen overdragen en dat één lid (of enkele leden tezamen) de meerderheid van stemmen in de algemene ledenvergadering kan (kunnen) verwerven door participatiereserves van andere leden vrijwel geheel over te nemen. De Ondernemingskamer heeft vooralsnog uit te gaan van de geldigheid van de statutenwijziging.
Kinta c.s. hebben niet gespecificeerd welke financiële stukken ten onrechte niet aan de leden zijn verstrekt, hetgeen op hun weg lag gelet op de op 28 maart 2014 door het bestuur van TICA toegezonden stukken (zie 2.7). Die stukken zijn niet onredelijk kort voor de algemene ledenvergadering aan de leden toegezonden. Kinta c.s. hebben niet bestreden dat het al jaren gebruikelijk is dat de publicatiestukken van TICA Aalsmeer met een beknopte winst- en verliesrekening aan de leden worden toegezonden en dat de volledige jaarstukken van TICA Aalsmeer voor de leden ter inzage liggen. De Ondernemingskamer ziet geen reden een vraagteken te plaatsen bij het voorstel van het bestuur om, in afwachting van een besluit over de toekomstige huisvesting, de nog niet uitgekeerde winst van TICA Holding over 2013 te reserveren. Kinta c.s. hebben niet weersproken dat de algemene ledenvergadering op 3 april 2014 unaniem heeft besloten om het besluit tot uitkering dan wel reservering van de (resterende) winst van TICA Holding uit te stellen tot de volgende algemene ledenvergadering. Kinta c.s. hebben niet aannemelijk gemaakt dat de gang van zaken tijdens de algemene ledenvergadering van 3 april 2014 ten aanzien van enig besluit als “rituele dans” kan worden gekwalificeerd.
3.7
Op grond van de bovenstaande overwegingen zal de Ondernemingskamer het verzoek tot uitbreiding van het bij beschikking van 27 februari 2014 gelaste onderzoek afwijzen. Zij ziet evenmin aanleiding tot het treffen van nadere onmiddellijke voorzieningen. Kinta c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk in de kosten van de procedure aan de zijde van TICA worden veroordeeld.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van Kinta c.s. af;
veroordeelt Kinta c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van TICA begroot op € 2.682;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. P. Ingelse en mr. E.F. Faase, raadsheren, en G.A. Cremers en prof. drs. E. Eeftink RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 11 juni 2014.