ECLI:NL:GHAMS:2014:2707

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
K13/0044
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van beklag ex artikel 12 Sv inzake geweldsincident met dodelijke afloop door politieagent

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2014 een beklag afgewezen dat was ingediend door klagers naar aanleiding van een geweldsincident op 14 mei 2011, waarbij een persoon door een politiekogel om het leven is gekomen en twee anderen gewond zijn geraakt. Klagers hadden aangifte gedaan van moord of doodslag, poging tot moord of doodslag, subsidiair zware mishandeling met voorbedachten rade, en het doen van valse aangifte en lasterlijke aanklacht tegen de beklaagde, een politieagent. Het hof heeft vastgesteld dat de beklaagde, die als hoofdagent werkzaam was, op het moment van het incident geconfronteerd werd met een gewelddadige situatie waarin hij zich genoodzaakt voelde om zijn vuurwapen te gebruiken. De klagers stelden dat de beklaagde zich schuldig had gemaakt aan strafbare feiten, maar het hof oordeelde dat redelijkerwijs moest worden uitgesloten dat de strafrechter tot een bewezenverklaring of veroordeling zou komen. Het hof baseerde zijn oordeel op de camerabeelden van het incident en de verklaringen van betrokkenen. Het hof concludeerde dat de beklaagde in een noodsituatie verkeerde en dat zijn handelen niet als opzettelijk strafbaar kon worden aangemerkt. De afwijzing van het beklag werd dan ook gerechtvaardigd, en het hof benadrukte dat de beklaagde geen verwijt te maken viel voor de fatale afloop van het incident. De beslissing werd genomen door een collegiaal hof, waarbij de onafhankelijkheid van het onderzoek door de Rijksrecherche werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking van op het beklag met het rekestnummer K13/0044 van
[Klagers],
woonplaats kiezende ten kantore van hun gemachtigde,
klagers,
gemachtigde: mr. J.W. Soeteman, advocaat te Amsterdam.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 13 juli 2012 door het hof ontvangen. Op 30 januari 2013 is een toelichting met bijlagen op het klaagschrift ontvangen.
Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde], domicilie kiezende aan politiebureau Raampoort te Amsterdam, ter zake van moord op of doodslag van [betrokkene 1], poging tot moord op of doodslag van [klager1], dan wel zware mishandeling met voorbedachten rade, het doen van valse aangifte tegen [klager 1] ter zake van poging tot doodslag en lasterlijke aanklacht tegen [klager 1].

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 9 december 2013 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Behalve van het klaagschrift en van het verslag heeft het hof kennis genomen van de in deze zaak door de politie en de rijksrecherche opgemaakte processen-verbaal, van de cd-roms met door twee beveiligingscamera’s gemaakte camerabeelden van het onderhavige incident, van de dvd’s met de reconstructies en van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie te Amsterdam van 4 september 2013.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft de klagers in de gelegenheid gesteld het beklag op 14 januari 2014 toe te lichten. De klagers zijn, bijgestaan door de gemachtigde, in raadkamer verschenen en hebben het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagde [beklaagde] in de gelegenheid gesteld eveneens op 14 januari 2014, maar op een ander tijdstip, te worden gehoord. De beklaagde was om persoonlijke redenen niet in de gelegenheid in raadkamer te verschijnen. Namens de beklaagde is zijn gemachtigde, mr. J.S. Pen, advocaat te Amsterdam, in raadkamer verschenen en heeft hij het hof verzocht de klacht af te wijzen.
Vervolgens heeft het hof de beklaagde in de gelegenheid gesteld op 22 april 2014 te worden gehoord. De beklaagde is, bijgestaan door zijn gemachtigde, in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft hij geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De eigen waarneming van het hof van de camerabeelden

Het hof heeft kunnen constateren dat de opnamen van de twee beveiligingscamera’s die zijn opgeslagen op de hiervoor genoemde cd-roms een vrijwel volledig beeld geven van hetgeen er in deze is voorgevallen. Het hof heeft die beelden bekeken en daarop - voor zover van belang - het volgende waargenomen. Voor zover daarbij namen van personen zijn genoemd heeft het hof die afgeleid uit hetgeen in de verklaringen omtrent de gedragingen van de verschillende personen is verklaard.
10.17.29, camera 21
[Betrokkene 1] en [betrokkene 4] verschijnen links in beeld. Zij staan even stil op de hoek van de Weteringschans met de Spiegelgracht en lopen vervolgens met de armen om elkaar heen geslagen en van links naar rechts slingerend verder de Spiegelgracht op (beide mannen, alsmede alle hierna te noemen personen met uitzondering van [beklaagde] behoren bij een amateurvoetbalelftal dat die dag kampioen was geworden).
10:18:16, camera 21
[Betrokkene 2] verschijnt in beeld. Hij loopt op twee passerende fietsers af en rent met hen mee over de Weteringschans. Vervolgens loopt hij vanaf de Weteringschans in de richting van de Spiegelgracht. In zijn handen houdt hij een grote, glimmende schaal (het hof begrijpt: de kampioensschaal).
10:18:30, camera 21
[Klager 1], [betrokkene 3] en nog twee mannen staan stil op de trambaan van de Weteringschans.
10:19:08, camera 21
Over de trambaan komt een taxi aanrijden. De taxi stopt, kennelijk omdat het groepje mannen op de trambaan stil blijft staan.
10:19:15, camera 21
[Klager 1], [betrokkene 3] en de andere twee mannen steken de Weteringschans over en lopen in de richting van de Spiegelgracht. [Klager 1] en [betrokkene 3] lopen met de armen om elkaar heen en van links naar rechts slingerend over de rijbaan.
10:19:32, camera 21
De vier hiervoor genoemde mannen lopen over de rijbaan van de Spiegelgracht. Zij hinderen daarbij fietsers en een taxi die vanaf de Weteringschans rechtsaf de Spiegelgracht op wil rijden.
10:19:35, camera 21
Terwijl [klager 1] en [betrokkene 3] over de rijbaan lopen, maakt [betrokkene 3] met zijn been een schoppende beweging in de richting van twee voorbij rijdende fietsers.
10:19:41, camera’s 21 en 23
Op de Weteringschans komt (uit de richting van het Leidseplein) een als zodanig herkenbare politiebus aanrijden die de Spiegelgracht op rijdt en schuin op de rijbaan vóór [klager 1] en [betrokkene 3] stil gaat staan.
[Beklaagde], gekleed in politie-uniform, stapt uit en loopt voor de bus langs naar [klager 1] en [betrokkene 3]. Twee andere mannen staan erbij.
10:20:05, camera 21
[Beklaagde] zet [klager 1] en [betrokkene 3] naast elkaar vlak naast de bus met hun gezicht naar de bus gekeerd. De twee andere mannen zijn doorgelopen.
10:20:06, camera 21
[Beklaagde] reikt met zijn linkerhand naar zijn koppel. [Betrokkene 4] komt naar de bus en praat tegen [beklaagde]. [Beklaagde] doet handboeien bij [klager 1] en [betrokkene 3] om; hij gebruikt daarbij één set handboeien en boeit de linkerpols van [klager 1] aan de rechterpols van [betrokkene 3].
10:20:35, camera 21
[Betrokkene 1] loopt naar de bus.
10:20:42, camera 23
[Betrokkene 5] rent in de richting van de bus en [betrokkene 2] loopt ook in die richting. [Betrokkene 2] houdt de kampioensschaal in zijn hand.
10:20:50, camera 21
Een groep van vijf personen staat vlak bij [beklaagde], die met zijn gezicht naar [betrokkene 1] toe gedraaid staat. [Klager 1] en [betrokkene 3] staan met hun gezicht naar de bus gekeerd. [Betrokkene 4] duwt [betrokkene 5], [betrokkene 2] en [betrokkene 6] weg bij [beklaagde]. [Betrokkene 1] blijft bij [beklaagde] staan.
10:20:53, camera 21
[Betrokkene 2] loopt om [betrokkene 4] heen en loopt in de richting van [beklaagde]. Als hij vlak bij [beklaagde] is, buigt hij zijn hoofd en komt hij met zijn hoofd vlak bij [beklaagde]. [Betrokkene 4] pakt [betrokkene 2] vast en trekt hem bij [beklaagde] weg.
10:21:04, camera 21
[Betrokkene 2] loopt om [betrokkene 4] heen en loopt in de richting van [beklaagde]. Als hij dicht bij [beklaagde] is, duwt deze [betrokkene 2] van zich af.
10:21:08, camera’s 21 en 23
[Betrokkene 2] loopt naar [beklaagde] en slaat hem met de kampioensschaal tegen de linkerkant van zijn hoofd. [Beklaagde] duwt [betrokkene 2] weg; de schaal valt op de grond.
10:21:11, camera 21
[Betrokkene 2] beweegt zich in de richting van [beklaagde]. [Betrokkene 4] pakt [betrokkene 2] vast en duwt hem een paar meter weg tot op de stoep ter hoogte van de voorzijde van de bus.
10:21:15, camera 21
[Beklaagde] opent de zijdeur van de politiebus en duwt [klager 1] en [betrokkene 3] naar binnen. [Betrokkene 4] houdt [betrokkene 5], die op [beklaagde] wil aflopen, tegen en trekt [betrokkene 1] weg. Ondertussen beweegt [betrokkene 2] zich in de richting van [beklaagde].
10:21:20, camera 21
[Betrokkene 2] loopt in de richting van [beklaagde] en trapt met gestrekt rechterbeen tegen hem aan. Hierdoor valt [beklaagde] schuin achterover de politiebus in. [Betrokkene 4] houdt [betrokkene 1] vast. [Betrokkene 5] en [betrokkene 7] staan er bij en kijken ernaar.
10:21:22, camera 21
[Betrokkene 2] trapt met zijn rechterbeen in de richting van [beklaagde], die in de bus is. [Beklaagde] schopt met één been twee maal in de richting van [betrokkene 2] maar raakt hem niet. [Betrokkene 4], [betrokkene 1], [betrokkene 5] en [betrokkene 7] staan er bij en kijken ernaar.
10:21:22, camera 23
[Klager 1] pakt [beklaagde] bij zijn kleding en trekt hem achterover. [Beklaagde] ligt op zijn rug in de bus. [Betrokkene 4] wijst naar [betrokkene 2] en houdt [betrokkene 1] vast. [betrokkene 5] en [betrokkene 7] staan er bij en kijken ernaar.
10:21:23, camera 21
[Betrokkene 4] pakt [betrokkene 2] vast en probeert hem bij [beklaagde] weg te houden. [Betrokkene 2] probeert zich steeds los te rukken en in de richting van [beklaagde] te bewegen. [Betrokkene 1] en [betrokkene 5] staan erbij en kijken ernaar.
10:21:29, camera 21
[Betrokkene 2] slaat met zijn handen meerdere keren in de richting van [beklaagde]. [Beklaagde] reikt met zijn bovenlichaam uit de bus en slaat met een lange wapenstok in de richting van [betrokkene 2]. [Betrokkene 4] houdt [betrokkene 2] vast en probeert hem weg te trekken. [Betrokkene 2] beweegt zich steeds weer in de richting van [beklaagde]. [Betrokkene 1] pakt [betrokkene 2] vast terwijl [beklaagde] [betrokkene 2] slaat met zijn wapenstok. [Betrokkene 1] trekt [betrokkene 2] naar achteren.
10:21:30, camera’s 21 en 23
[Betrokkene 4] staat naast de politiebus. [Betrokkene 1] houdt [betrokkene 2] vast. [Beklaagde] staat met zijn rug naar de bus en kijkt naar [betrokkene 2]. [Klager 1] komt met zijn bovenlichaam uit de politiebus en slaat zijn rechterarm om de keel van [beklaagde]. Hij trekt [beklaagde] achterover.
10:21:34, camera 21
[Betrokkene 1] laat [betrokkene 2] los. [Betrokkene 2] rent in de richting van [beklaagde] en trapt, terwijl hij een sprong maakt, met gestrekt rechterbeen in de richting van [beklaagde], die door [klager 1] om zijn keel wordt vastgehouden. Terwijl [klager 1] [beklaagde] blijft vasthouden, maakt [betrokkene 2] slaande bewegingen in de richting van het hoofd van [beklaagde]. [Beklaagde] slaat [betrokkene 2] met zijn wapenstok en duwt hem met zijn handen van zich af. [Betrokkene 5], [betrokkene 1] en [betrokkene 4] staan er bij en kijken ernaar.
10:21:35, camera’s 21 en 23
[Klager 1] staat buiten de politiebus en heeft [beklaagde] om zijn keel vast. [Betrokkene 3] slaat zijn linkerarm om het bovenlichaam van de [beklaagde]. [Beklaagde] valt achterover in de bus. [Betrokkene 2] rent naar de bus. [Betrokkene 1] loopt in de richting van [klager 1]. [Betrokkene 4] loopt weg.
10:21:38, camera 21
[Klager 1] staat in de deuropening van de politiebus met zijn rug naar de deuropening gekeerd. [Beklaagde] is in de bus. [Betrokkene 1] staat achter [klager 1] en houdt hem bij zijn schouders vast. [Betrokkene 2] trapt met gestrekt rechterbeen in de richting van [klager 1] en raakt hem, waardoor hij in de bus valt.
10:21:40, camera 21
[Betrokkene 1] staat in de deuropening van de bus voor [klager 1], die in de bus is. [Betrokkene 2] staat bij de deuropening en maakt met zijn handen slaande bewegingen naar binnen.
10:21:41, camera’s 21 en 23
[Betrokkene 1] valt achterover en blijft roerloos op zijn rug op straat liggen. [Betrokkene 2] staat bij de deuropening van de bus en maakt slaande bewegingen naar binnen. [Klager 1] komt uit de bus. [Beklaagde] en [betrokkene 3] zijn in de bus. [Klager 1] en [betrokkene 2] staan naar de bus gekeerd en voorovergebogen in de deuropening. [Betrokkene 2] maakt slaande bewegingen naar binnen en [klager 1] maakt duwende en trekkende bewegingen naar binnen.
10:21:42, camera 23
De rechterhand van [beklaagde] met daarin een vuurwapen steekt uit de bus naast [klager 1] en reikt om hem heen. Er is een inslag te zien op straat.
10:21:46, camera 23
[Betrokkene 2] maakt slaande en stompende bewegingen met zijn rechterhand en raakt daarbij het hoofd van [beklaagde].
10:21:52, camera 21
[Betrokkene 2] en [klager 1] maken nog steeds vechtende bewegingen in de deuropening van de bus terwijl [beklaagde] en [betrokkene 3] in de bus zijn. [Klager 1] houdt het rechterbeen van [beklaagde] vast, die achterover in de bus ligt, en [betrokkene 2] slaat [beklaagde].
10:21:59, camera 21 en 23
[Klager 1], [betrokkene 3] en [beklaagde] zijn in de bus. [Betrokkene 2] maakt nog steeds vechtende bewegingen in de deuropening van de bus.
10:22:00, camera 23
[Betrokkene 2] buigt voorover en reikt met twee handen naar zijn buik. Hij leunt tegen de bus aan. [Beklaagde], [klager 1] en [betrokkene 3] zijn in de bus.
10:22:01, camera 21
[Betrokkene 2] loopt voorovergebogen om de voorkant van de bus heen. Hij houdt zijn handen bij zijn buik.
10:22:16, camera 23
[Beklaagde], [klager 1] en [betrokkene 3] zitten in de bus. [Betrokkene 3] houdt [beklaagde] bij zijn arm vast. [Betrokkene 8] is achter de politiebus bij [betrokkene 2]. [Beklaagde] komt de bus uit en de versterking van de politie arriveert.

6.Omschrijving van de feiten

Op 14 mei 2011 in de avond heeft een zeer ernstig incident plaatsgevonden op de Spiegelgracht, vlakbij de Weteringschans, in Amsterdam, waarbij [betrokkene 1] door een politiekogel om het leven is gekomen en [klager 1] en [betrokkene 2] gewond zijn geraakt.
Uit de beelden en hetgeen uit het dossier verder naar voren komt, valt het volgende af te leiden.
[Betrokkene 1], [klager 1] en [betrokkene 2] maakten deel uit van een voetbalteam dat op die dag vierde dat zij kampioen waren geworden. Daarbij zijn grote hoeveelheden alcoholische drank genuttigd, al voordat de voetballers aankwamen in Amsterdam met een rondvaartboot. [Betrokkene 2] had daarnaast cannabis en MDMA gebruikt.
De beklaagde was die avond werkzaam als hoofdagent van politie (hondengeleider).
Hij zag vanuit zijn politiebus dat [klager 1] en [betrokkene 3], terwijl zij op straat liepen, het verkeer hinderden. Hij besloot hen aan te houden wegens openbare dronkenschap. De beklaagde verzocht om assistentie omdat zijn bus ongeschikt was om personen te vervoeren. De aanhouding verliep aanvankelijk rustig. De beklaagde gebruikte één stel handboeien en boeide de linkerpols van [klager 1] aan de rechterpols van [betrokkene 3]. Verschillende leden van het voetbalteam kwamen vervolgens bij de politiebus staan. [Betrokkene 1] informeerde bij de beklaagde waarom [klager 1] en [betrokkene 3] werden aangehouden.
De sfeer was toen nog rustig. Dit veranderde toen [betrokkene 2] zich bij het groepje voegde en zich met de aanhouding ging bemoeien. [Betrokkene 2] reageerde agressief jegens de beklaagde, waarna hij door [betrokkene 4] werd vastgepakt en weggetrokken. De beklaagde riep opnieuw versterking op. [Betrokkene 2] liep naar de beklaagde toe, die hem van zich af duwde. Vervolgens liep [betrokkene 2] wederom naar de beklaagde en sloeg hem met de kampioensschaal tegen het hoofd. De beklaagde reageerde hierop door [betrokkene 2] weer weg te duwen en door nogmaals met spoed versterking op te roepen. Toen [betrokkene 2] weer naar beklaagde liep, werd hij vastgepakt door [betrokkene 4] die hem wegduwde.
Vanwege de ontstane onrust besloot de beklaagde [klager 1] en [betrokkene 3], tijdelijk en voor hun eigen veiligheid, in zijn bus te laten plaatsnemen. De beklaagde heeft overwogen zijn hond los te laten, doch besloot dat niet te doen omdat hij voorzag dat hij, vanwege de agressie van onder anderen [betrokkene 2] en de beperkte ruimte in de bus, de controle zou verliezen over de hond die waarschijnlijk iemand zou gaan bijten en niet meer zou loslaten. In plaats daarvan besloot de beklaagde zijn lange wapenstok uit de bus te pakken.
Terwijl [klager 1] en [betrokkene 3] in de bus zaten en de beklaagde probeerde zijn wapenstok te pakken, trapte [betrokkene 2] de beklaagde met een gestrekt been, waardoor deze door de deuropening de politiebus in viel. Terwijl de beklaagde in de bus lag, trapte [betrokkene 2] hem nogmaals. De beklaagde probeerde hem weg te schoppen, maar heeft hem niet geraakt. Vervolgens werd de beklaagde door [klager 1] bij zijn kleding gepakt en achterover getrokken. De beklaagde lag toen op zijn rug in de bus. [Betrokkene 2] werd door [betrokkene 4] vastgehouden, maar probeerde zich steeds los te rukken en naar de beklaagde te gaan. Ondertussen sloeg hij met zijn handen meermaals naar de beklaagde.
Hierop sloeg de beklaagde met zijn lange wapenstok een paar keer in de richting van [betrokkene 2]. [Betrokkene 4] probeerde weer [betrokkene 2] weg te trekken, terwijl die steeds weer naar de beklaagde rende. Hierop pakte [betrokkene 1] [betrokkene 2] vast en trok hem weg. Vervolgens pakte [klager 1] de beklaagde van achteren vast door zijn arm om zijn keel te slaan, en trok hij de beklaagde achterover. [Betrokkene 1] liet [betrokkene 2] los, die weer op de beklaagde af rende en, terwijl hij een sprong maakte, met gestrekt been tegen de beklaagde trapte. De beklaagde werd toen nog steeds door [klager 1] om zijn keel vastgehouden. Ondertussen maakte [betrokkene 2] slaande bewegingen in de richting van het hoofd van de beklaagde. De beklaagde sloeg [betrokkene 2] met zijn wapenstok en duwde hem met zijn handen van zich af, waardoor [betrokkene 2] op de grond viel. Terwijl [klager 1] de beklaagde om zijn keel bleef vasthouden, sloeg [betrokkene 3] zijn arm om het bovenlichaam van de beklaagde en trok hem achterover de bus in. [Betrokkene 2] rende naar de bus en trapte met gestrekt been tegen [klager 1], die daardoor eveneens in de bus viel. [Betrokkene 1] en [betrokkene 2] stonden in de deuropening van de bus, terwijl [klager 1], [betrokkene 3] en de beklaagde in de bus waren, waarbij de beklaagde half lag, bekneld tussen [klager 1] en [betrokkene 3]. Ondertussen maakte [betrokkene 2] met zijn handen slaande bewegingen naar binnen.
Op dat moment heeft de beklaagde besloten een waarschuwingsschot te lossen, in een poging het op hem uitgeoefende geweld te stoppen.
Het gebruik van pepperspray was volgens de beklaagde geen optie omdat hij in de beperkte binnenruimte van de bus daarmee vooral zichzelf zou uitschakelen.
Hij heeft zijn vuurwapen vanuit de bus door de deuropening gericht en naar boven geschoten. Dit schot heeft echter [betrokkene 1] geraakt, die als gevolg daarvan achterover viel en overleed, naar mag worden aangenomen vrijwel terstond. Het pistoolschot en het achterovervallen van [betrokkene 1] bracht geen enkele reactie teweeg bij [klager 1] en [betrokkene 2]. [Klager 1] kwam de bus uit en maakte vervolgens duwende en trekkende bewegingen naar binnen terwijl [betrokkene 2] nog steeds slaande bewegingen naar binnen maakte.
Op dat moment – zo heeft de beklaagde verklaard - besloot hij voor de tweede maal te schieten. Hij reikte vanuit de bus met zijn hand om [klager 1] heen en schoot in de richting van de benen van [betrokkene 2]. Dit schot heeft niemand geraakt.
Wederom reageerden [betrokkene 2] en [klager 1] niet op het schot. [Betrokkene 2] maakte nog steeds slaande en stompende bewegingen tegen het hoofd van de beklaagde. [Klager 1] hield het been van de beklaagde omhoog, die achterover in de bus lag, terwijl [betrokkene 2] hem sloeg.
Hierop heeft de beklaagde [klager 1] in het been geschoten. [Betrokkene 2] bleef vechtende bewegingen maken, waarop de beklaagde hem in zijn been wilde schieten; het schot heeft [betrokkene 2] echter in de buik geraakt.
Hierna stopte het geweld tegen de beklaagde.
[Klager 1] is bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 november 2011 wegens openlijke geweldpleging tegen de beklaagde bij dit incident veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen.

7.De beoordeling van het beklag

7.1.
De klagers hebben op 20 juli 2011 aangifte gedaan tegen de beklaagde. Zij zijn van mening dat de beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan moord op of doodslag van [betrokkene 1], poging tot moord op of doodslag van [klager 1], subsidiair zware mishandeling met voorbedachten rade en het doen van een valse aangifte en lasterlijke aanklacht tegen [klager 1] ter zake van poging tot doodslag.
Daarnaast heeft de gemachtigde van de klagers tijdens de behandeling in raadkamer aangevoerd dat geen sprake is geweest van een onafhankelijk onderzoek omdat het onderzoek voor een belangrijk gedeelte is verricht door het politiekorps Amsterdam-Amstelland onder leiding van een Amsterdamse officier van justitie, die in het verleden werkzaam is geweest voor het politiekorps Amsterdam Amstelland.
7.2.
Het hof dient te beoordelen of het afvuren van de schoten waardoor [betrokkene 1] is overleden en [klager 1] gewond is geraakt strafbare feiten opleveren die ter beoordeling aan een strafrechter voorgelegd zouden moeten worden, met kans op veroordeling.
7.3.
Het hof stelt vast dat de verklaringen van de beklaagde en die van de andere bij het incident betrokken personen op veel punten verschillen van elkaar en van hetgeen op de camerabeelden is waar te nemen. Deze verschillen kunnen echter buiten beschouwing blijven omdat het hof bij de beoordeling van het beklag uitgaat van de eigen waarneming van de camerabeelden, zoals hiervoor is weergegeven, en slechts gebruik maakt van informatie uit verklaringen waar die informatie bevestiging vindt in de beelden of in toereikende mate in gegevens uit andere bronnen.
7.4.
Het hof stelt voorop dat het uitermate betreurenswaardig is dat [betrokkene 1] als gevolg van een pistoolschot van de beklaagde is overleden. Uit de camerabeelden blijkt dat [betrokkene 1] zich op geen enkel moment gewelddadig heeft gedragen jegens de beklaagde en dat hij juist heeft geprobeerd escalatie te voorkomen.
7.5.
Het geweld waartegen de beklaagde zich trachtte te verweren, kwam van [betrokkene 2] en [klager 1]. Het hof overweegt in dit verband dat de (op de camerabeelden zichtbare) heftigheid van de agressie van [betrokkene 2] en [klager 1], zelfs voor een politieagent met veel ervaring als de beklaagde, zeer angstaanjagend moet zijn geweest.
Als door het dolle heen heeft [betrokkene 2] de beklaagde continu slaand en schoppend belaagd (en geraakt); hij liet zich daarvan telkens niet weerhouden door anderen die tot vijf maal toe probeerden hem te verhinderen op de beklaagde af te gaan.
7.6. [
Klager 1] leek zijn aanhouding aanvankelijk rustig te ondergaan, maar is al snel mee gaan doen met het geweld jegens de beklaagde door deze achterover de bus in te trekken, hem met zijn arm om de nek vast te houden - welke handeling door de beklaagde als een benauwende nekklem is ervaren -, naar hem te slaan en aan hem te trekken toen de beklaagde in de bus lag en zijn been vast te houden. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de beklaagde zich door de op hem gerichte agressie, gedurende een gedeelte van de tijd die het incident in beslag nam (minder dan drie minuten), bevond in de nauwe ruimte van zijn bus, samen met [klager 1] en [betrokkene 3]. De beklaagde heeft naar eigen zeggen doodsangsten uitgestaan, hetgeen – gelet op wat op de camerabeelden te zien is en op het (nog steeds) uitblijven van de door de beklaagde, die er in zijn eentje voorstond, verzochte assistentie – alleszins aannemelijk is.
De beklaagde heeft zich verweerd door gebruik te maken van geweldsmiddelen met oplopende intensiteit. Hij heeft [betrokkene 2] aanvankelijk weggeduwd, geprobeerd weg te schoppen en, toen bleek dat dat geen resultaat had, met een wapenstok geslagen. Van het inzetten van de politiehond en het gebruik van pepperspray heeft hij welbewust afgezien, vanwege de daaraan verbonden gevaren. Daarna resteerde alleen zijn vuurwapen voor, naar hij beoogde, het lossen van waarschuwingsschoten.
Klaarblijkelijk hebben het eerste en ook het tweede pistoolschot van de beklaagde geen enkele indruk op [betrokkene 2] en [klager 1] gemaakt; zij bleven immers onverminderd doorgaan met hun gewelddadigheden tegen de beklaagde. Pas toen zij geraakt waren door de daaropvolgende twee schoten, stopten zij met het geweld jegens de beklaagde.
7.7.
Het is slechts gissen of de grote hoeveelheden alcohol die [betrokkene 2] en [klager 1], gelet op de resultaten van het onderzoek daarnaar, tevoren moeten hebben genuttigd - en in het geval van [betrokkene 2] ook het gebruik van verdovende middelen - hebben bijgedragen aan de mate van geweld die zij hebben uitgeoefend. Vastgesteld moet worden dat [klager 1] zich later, naar eigen zeggen, amper iets kon herinneren van hetgeen was gebeurd en dat [betrokkene 2] in zijn verklaringen en bij de daarop gebaseerde reconstructie een versie van het incident heeft gegeven, die sterk afwijkt van hetgeen op de camerabeelden is te zien.
7.8.
Het hof is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden voor de beklaagde, toen het gebruik van zijn wapenstok geenszins het beoogde resultaat had gehad en het inzetten van de politiehond en het gebruik van pepperspray waren afgevallen als middelen om het aanhoudende geweld te doen ophouden, geen andere mogelijkheid overbleef dan het lossen van een waarschuwingsschot.
Er is geen enkele aanwijzing dat de beklaagde daarbij opzet heeft gehad [betrokkene 1] te raken, laat staan te doden. Het is ten zeerste te betreuren dat de kogel de dood van [betrokkene 1] tot gevolg heeft gehad, maar daarvan valt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen de beklaagde geen verwijt te maken.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat als de zaak aan de strafrechter zou worden voorgelegd, deze niet tot een veroordeling wegens moord of doodslag van [betrokkene 1] zal kunnen komen.
7.9.
Ten aanzien van de aangifte van poging tot moord op of doodslag van [klager 1], subsidiair zware mishandeling met voorbedachten rade, overweegt het hof als volgt.
De beklaagde werd geconfronteerd met het aanhoudende, tegen hem gerichte geweld van [betrokkene 2] en [klager 1], dat ook na het lossen van het schot waarbij [betrokkene 1] dodelijk werd geraakt en een tweede schot dat niemand raakte, bleef voortduren. Dit geweld was van dien aard dat het voor de beklaagde een noodlottige afloop zou kunnen hebben en het is aannemelijk dat de beklaagde in doodsangst verkeerde.
7.10.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden de beklaagde kon beslissen een kogel af te vuren in het been, een in beginsel niet-vitaal lichaamsdeel, van [klager 1].
Het hof acht de kans dat een noodweer-verweer door een later oordelende strafrechter niet zou worden gehonoreerd, zo goed als uitgesloten en acht het beklag op dit punt derhalve ongegrond.
7.11.
Ten aanzien van het doen van valse aangifte en/of lasterlijke aanklacht tegen [klager 1] ter zake van poging tot doodslag stelt het hof met de klagers vast dat de verklaringen van de beklaagde op sommige punten niet overeenkomen met hetgeen op de camerabeelden te zien is. Het hof is echter van oordeel dat geenszins kan worden vastgesteld dat de beklaagde dit opzettelijk heeft gedaan, waardoor niet te verwachten valt dat een strafrechter bij voorlegging van de zaak tot een veroordeling zal komen.
7.12.
De slotsom luidt dat ten aanzien van alle onderdelen van het klaagschrift redelijkerwijze moet worden uitgesloten dat tot een bewezenverklaring dan wel een veroordeling door de strafrechter kan worden gekomen, zodat het hof het beklag ongegrond acht.
7.13.
Hetgeen de advocaat heeft aangevoerd met betrekking tot de gebreken in de onafhankelijkheid van het door de politie verrichte onderzoek, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het onderzoek grotendeels is verricht door de Rijksrecherche of onder leiding van de Rijkrecherche door andere politiekorpsen dan dat van Amsterdam-Amstelland. Voor zover medewerkers van laatstgenoemd korps wel deel hebben genomen aan onderzoekshandelingen - blijkens het dossier ging het daarbij voornamelijk om het horen van direct betrokkenen - merkt het hof op dat het van die verhoren slechts in zeer beperkte mate en met - de hiervoor beschreven - behoedzaamheid gebruik heeft gemaakt en daarvan niet in doorslaggevende mate afhankelijk is voor de vaststelling van de feiten, nu de beschikbare camerabeelden voldoende informatie terzake behelzen. De in dit verband gemaakte opmerkingen van de raadsman over door hem gewraakte ontwikkelingen in het onderzoek en over de verklaringen van de beklaagde kunnen dan ook onbesproken blijven, nu zij de waarnemingen op de camerabeelden niet raken. Voorts is niet gebleken dat de betrokken officier van justitie onvoldoende onafhankelijk is opgetreden.

8.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
door mrs. P.C. Kortenhorst, voorzitter, A.M. van Woensel en A. Bockwinkel, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.