ECLI:NL:GHAMS:2014:2725

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
11 juli 2014
Zaaknummer
23-003905-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en belemmering van ontruiming van een pand door krakers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, voor openlijke geweldpleging en het belemmeren van de ontruiming van een pand aan het Damrak 16 te Amsterdam. De ontruiming vond plaats op 30 oktober 2007, nadat de voorzieningenrechter in kort geding op 9 oktober 2007 had bevolen het pand te ontruimen. De verdachte en anderen hebben zich verzet tegen deze ontruiming door verfbommen te gooien naar politieambtenaren en het pand te barricaderen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de dag van de ontruiming aanwezig was in het pand en heeft haar niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor de feiten 1 en 3, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd en opzettelijk de ontruiming heeft belemmerd. De opgelegde straf is verminderd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaar, rekening houdend met de lange duur van de procedure en de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

parketnummer: 23-003905-12
datum uitspraak: 9 juli 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 4 september 2012- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2009 in de strafzaak onder parketnummer
13-421797-07 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het -onder 1 en 3 tenlastegelegde- veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 28 januari 2011 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 4 september 2012 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van
6 mei 2009 en op de terechtzitting van dit hof van 25 juni 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2007 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Damrak 16, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (onder meer) - een waterwerper en/of - een of meer (manschappen)voertuig(en) van de Mobiele Eenheid van politieregio Amsterdam-Amstelland en/of - diverse kledingstukken en/of - straatmeubilair en/of - muren, ramen en/of daken en/of - de openbare weg en/of - tegen een of meer politieambtenaren van politieregio Amsterdam-Amstelland, welk geweld bestond uit het gooien en/of werpen van een of meer verfbom(men) tegen en/of in de richting van voornoemde personen en/of goederen;
3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderenopzettelijk enige handeling, door ambtenaren van regiopolitie Amsterdam-Amstelland, namelijk de ontruiming van het pand/perceel aan het Damrak 16, ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift heeft belet, belemmerd of verijdeld door het barricaderen van een of meer deur(en) met een of meer stalen en/of hardhouten platen en/of bedspiralen en/of verwarmingsradiatoren en/of door het volstoren van een trap en/of een of meer ruimtes in perceel Damrak 16 met gipsbouwplaten en/of vuilniszakken en/of huismeubilair in perceel Damrak 16 en/of door het gooien van een of meer verfbom(men).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsmiddelen

1.
Een kopie van een proces-verbaal met nummer 2007 292535 van 30 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van het feit dat perceel Damrak 16 te Amsterdam is gekraakt, is door de officier van Justitie te Amsterdam, mr. [OvJ], toestemming gegeven tot ontruiming van de in dit perceel gelegen woning. Ik ben door of namens de eigenaar gemachtigd tot het doen van de vordering om de gekraakte woning te verlaten.
Op 30 oktober 2007 om 07.40 bevond ik mij in het verbindings/commandovoertuig nabij het te ontruimen pand. Dit voertuig is voorzien van een dakmegafoon, zijnde een elektrisch geluidversterkend middel.
1e vordering
Op 30 oktober 2007 om 07.44 heb ik via de dakmegafoon aan een ieder die zich in het perceel Damrak 16 bevond, gevorderd dit pand onmiddellijk te verlaten. De vordering was luid en duidelijk hoorbaar voor personen in en rondom het perceel en werd niet verstoord door andere geluiden. Na deze vordering heb ik ruimschoots gelegenheid gegeven het pand te verlaten. Door de bewoners is geen gehoor gegeven aan de vordering. Deze hebben de woning niet verlaten. Ik zag dat niemand het pand verliet. Ik zag dat de aanwezige personen bleven gooien met zogenaamde verfbommen.
2e vordering
Op 30 oktober 2007 om 07.45 is deze vordering door mij herhaald. Wederom was na de vordering ruimschoots de gelegenheid het pand te verlaten. Door de bewoners is wederom geen gehoor gegeven aan de vordering. Deze hebben de woning niet verlaten. Ik zag dat niemand het pand verliet. Ik zag dat de aanwezige personen bleven gooien met zogenaamde verfbommen.
Na de vorderingen is, onder leiding van de operationeel commandant van de ME, de ontruiming van genoemd perceel aangevangen. In de woning zijn bij de ontruiming personen aangetroffen, die zijn aangehouden.
2.
Een kopie van een vonnis van de rechtbank te Amsterdam, sector civiel, voorzieningenrechter, van 9 oktober 2007. Dit vonnis houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2007 in de zaak van [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4], tegen hen die verblijven in de onroerende zaak of gedeelten daarvan gelegen aan het Damrak 16 te Amsterdam.
De beslissing:
De voorzieningenrechter
veroordeelt gedaagden om binnen acht dagen na de betekening van dit vonnis met al het hunne en de hunnen het pand aan het Damrak 16 te Amsterdam te ontruimen en ontruimd te houden, en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisers te stellen, met machtiging van eisers om, zonodig met behulp van de sterke arm, de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen;
bepaalt dat deze veroordeling binnen de in artikel 577a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
3.
Een kopie van een exploit van gerechtsdeurwaarder [gerechtsdeurwaarder] van gerechtsdeurwaarders-kantoor [gerechtsdeurwaarders-kantoor]. Dit exploit houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 10 oktober 2007 op verzoek van [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4], voor deze zaak tot aan het uiteinde van de tenuitvoerlegging van na te melden executoriale titel, heb ik, [gerechtsdeurwaarder], gerechtsdeurwaarder,
Aan: hen, die verblijven in de onroerende zaak, of een gedeelde daarvan, staande en gelegen te Amsterdam aan het Damrak 16, van wie de naam en woonplaatsen niet kunnen worden achterhaald, mitsdien mijn exploit doende en afschrift dezes, alsmede van na te melden titel, latende ter plaatse in een gesloten envelop met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven, terwijl een uittreksel van deze dagvaarding ten spoedigste bekend zal worden gemaakt in Het Parool.
Betekend: de grosse van een vonnis op 9 oktober 2007 in kort geding gewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam, in de zaak van mijn requiranten als eisers en gerequireerden als gedaagden. Voorts heb ik exploit doende en afschrift latende als boven gerelateerd, de gerequireerden uit krachte van de ten deze betekende executoriale titel,
Bevel gedaan: om aan de inhoud van de ten deze betekende veroordeling te voldoen en mitsdien binnen acht dagen na heden het perceel aan het Damrak 16 te Amsterdam met al het hunne en de hunnen te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van requirante te stellen;
Met aanzegging: dat bij niet tijdige voldoening aan dit bevel, de ten deze betekende executoriale titel zal worden ten uitvoer gelegd door alle middelen rechtens, met name door daadwerkelijke ontruiming van voormelde percelen.
4.
Een kopie van een proces-verbaal met nummer 2007291011-1 van 30 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op 30 oktober 2007 bevonden wij ons in burgerkleding en met observatiedienst belast, op een dak gelegen aan de Nieuwedijk te Amsterdam, op ongeveer 50 meter afstand van het pand gelegen aan het Damrak 16 te Amsterdam. Wij hadden vrij zicht op dit pand. Wij zagen op het dak van Damrak 16 drie personen staan. Wij zagen dat deze persoenen alle drie een witkleurige stoffen overal met capuchon aan hadden. Wij zagen dat de gezichten van de drie personen waren afgedekt door middel van bivakmutsen, donker van kleur. Wij zagen dat de drie personen groen/blauwkleurige handschoenen droegen. Wij konden door de kleding van de personen niet zien of het mannen of vrouwen betrof. Wij noemen deze personen NN1, NN2 en NN3.
Wij zagen dat NN1, NN2 en NN3 de bivakmutsen afdeden en dat zij gasmaskers opzetten. Wij zagen dat zij attributen met grote kracht naar beneden gooiden in de richting van het Damrak. Wij herkenden deze attributen als verfbommen. Wij zagen dat NN1, NN2 en NN3 tientallen verfbommen in de richting van het Damrak gooiden. Wij zagen dat NN1 via een openstaand luik op het dak naar beneden ging en dat NN1 enkele minuten later door hetzelfde luik weer terugkwam met een emmer. We zagen dat NN1 de emmer op het dak zette, dat NN1, NN2 en NN3 uit deze emmer verfbommen haalden en deze met grote kracht in de richting van het Damrak gooiden. Wij zagen dat NN1 weer door het luik verdween en wederom terugkwam met een emmer. Vervolgens zagen wij dat NN1, NN2 en NN3 ook hier verfbommen uit haalden en deze in de richting van het Damrak gooiden. We zagen tevens dat NN2 meermalen communiceerde met een telefoon.
5.
Een kopie van een ongenummerd proces-verbaal van 30 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op 30 oktober 2007 werd het perceel Damrak 16 te Amsterdam ontruimd door de mobiele eenheid. Ik bevond mij in de hal op de tweede verdieping van het pand Haringpakkerssteeg 3 te Amsterdam en had zicht op de achterzijde van het pand Damrak 16. Ik zag dat drie personen, gekleed in witte overalls, in de keuken van het perceel stonden, ik zag dat een van deze drie personen een verfbom in mijn richting gooide. Ik zag en hoorde dat de verfbom naast het raam waar ik mij achter bevond tegen de muur aan kwam. Ik zag dat de verfbom blauwe verf bevatte en dat de verf de muur blauw kleurde. Ik zag dat vervolgens deze persoon een tweede verfbom in mijn richting gooide. Ik zag en hoorde dat de verfbom het raam waar ik achter stond, raakte. Ik zag dat het raam, dat al stuk was, verder versplinterde.
6.
Een kopie van een proces-verbaal met nummer 2007296936-1 van 3 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 november 2007 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de aangever [aangever]:
Ik ben namens de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland gerechtigd tot het doen van aangifte. Op 30 oktober 2007 werd op de openbare weg, Damrak 16 te Amsterdam een aantal voertuigen van voornoemde Regiopolitie vernield door middel van het onbevoegd aanbrengen van verf door personen bij de ontruimingen op 30 en 31 oktober 2007 van een kraakpand aan het Damrak te Amsterdam.
Tevens werden er kledingstukken en uitrustingstukken, welke ten tijde van de ontruimingen door personeel van de Mobiele Eenheid werden gedragen, op dezelfde wijze vernield.
7.
Een kopie van een proces-verbaal met nummer 2007292535-1 van 4 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van de ontruiming van perceel Damrak 16 te Amsterdam op 30 oktober 2007 door de mobiele eenheid, heb ik de door de aanhoudingseenheid opgenomen en mij ter beschikking gestelde beelden van genoemde ontruiming bekeken.
De opgenomen beelden zijn niet voorzien van een tijdsindicatie. Er loopt wel een tijdsmeter van de duur van de opname mee.
Op de opname 01:08 is te zien dat in ieder geval 3 personen zich op het dak van het pand bevinden. Op de derde etage van het pand hangen 2 personen uit het raamkozijn. Alle personen dragen witte pakken met capuchon en groene handschoenen. De personen op het dak dragen een gasmasker. De overigen dragen onder het pak iets zwarts.
Omstreeks 03:10 zijn acht personen te zien in het pand. Drie personen op het dak, twee op de 3e etage en drie op de 2e etage.
Op 03:26 is te zien dat de waterwerper alsmede de mobiele eenheid komen aanrijden en dat tegelijk vanaf de 3e etage wordt begonnen met gooien in de richting van de waterwerper van de mobiele eenheid. Te zien zijn vier personen op de 3e etage. Tevens is te zien dat de drie personen op het dak beginnen te gooien in de richting van de mobiele eenheid. Op de 2e etage is te zien dat zeker één persoon gooit in de richting van de waterwerper.
Op 04.05 minuten is te zien dat de drie personen op het dak met een soort ballen gooien in de richting van de mobiele eenheid. De ballen zijn gevuld met verf, ze worden ook wel verfbommen genoemd.
Op 04.58 wordt nog steeds gegooid met verfballen.
Op 05.23 is te zien dat de waterwerper onder de verf zit. Tevens is te zien dat de straat onder de verf zit. Te zien is dat de verfbommen op straat en tegen de waterwerper uiteen spatten.
Na 10.56 minuten is te zien dat de tweede waterwerper van de mobiele eenheid komt aanrijden en de eerste waterwerper vervangt.
Op 14:00 is waarneembaar dat er nog steeds vanaf de derde etage met verfbommen wordt gegooid naar de waterwerper.
Op 15:38 is waarneembaar dat vanaf het dak wordt gegooid naar een voertuig van de mobiele eenheid. Te zien is dat een persoon vermoedelijk iets geraakt heeft omdat deze persoon zijn armen in de lucht steekt. Te zien is dat het voertuig van de mobiele eenheid hierop naar achter wordt verplaatst.
Op 16.36 is te zien dat een kraanwagen komt oprijden tot Damrak 16.
Op 18.18 is te zien dat een persoon op het dak meerdere verfbommen haalt uit een gele emmer en deze achter elkaar gooit in de richting van de kraanwagen alwaar zich op straat manschappen van de mobiele eenheid bevinden.
Op 20.47 is waarneembaar dat de container van de brand- en traangaseenheid wordt gekoppeld aan de kraanwagen.
Op 21.30 is waarneembaar dat de leden van de brand- en traangaseenheid worden bekogeld met verfbommen.
Op 22.00 gaat de container omhoog in de richting van het dak.
Op 22.55 is te zien dat de voertuigen van de mobiele eenheid onder de verf zitten.
8.
Een kopie van een proces-verbaal met nummer 2007292535-1 van 30 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van de ontruiming van perceel Damrak 16 te Amsterdam op 30 oktober 2007 door de mobiele eenheid, bekeek ik de door de politiehelikopter opgenomen en mij ter beschikking gestelde beelden van genoemde ontruiming.
De opgenomen beelden zijn niet voorzien van een tijdsindicatie.
Op 24.20 minuten is te zien dat een van de personen op het dak iets pakt uit een op een rode emmer gelijkend voorwerp en dit gooit in de richting van de waterwerper.
Op 26.35 minuten is te zien dat een van de personen op het dak gooiende bewegingen maakt richting de waterwerper.
Op 30.35 is te zien dat vanuit een raam op de derde verdieping door een persoon gooiende bewegingen worden gemaakt in de richting van de waterwerper van de politie.
Op 32.41 minuten is te zien dat een van voornoemde personen een op een blik gelijkend voorwerp vanaf het dak naar beneden schopt. Hierna kijkt hij over de reling van het dak.
Op 35.00 minuten is te zien dat een van de personen op het dak naar de achterzijde rent, daar een op een emmer gelijkend voorwerp pakt en meeneemt richting de voorzijde van het pand. Vervolgens is te zien dat er iets uit de emmer richting de Mobiele Eenheid op het Damrak wordt gegooid.
Op 37.09 is te zien dat de politietelekraan stelling inneemt op het Damrak.
9.
Een kopie van een proces-verbaal met nummer 2007292535-1 van 1 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op 30 oktober 2007 was ik als Bratra Peletonscommandant Tango 00 belast met het binnentreden en ontruimen van Damrak 16 (het hof begrijpt: te Amsterdam).
Op 30 oktober 2007 om 07.54 uur heb ik tezamen met de Tango 10 Bratra-ontruimingsgroep, nadat door de lokatiecommandant tweemaal gevorderd was dat iedereen het pand, Damrak 16, zou verlaten, met behulp van een telekraan en een ontruimingscontainer het pand van de bovenzijde benaderd.
Ik heb Tango 10 opdracht gegeven het dakleer te verwijderen met een mes en een gat aan de linkerachterzijde van het dak te zagen om op die manier het pand te betreden.
Om 08.22 uur ben ik samen met de Tango 10 het pand, Damrak 16, binnengegaan. Wij kwamen op de vierde verdieping uit. Ik zag op die verdieping een gang met aan weerszijden een aantal gebarricadeerde dichte deuren. Deze deuren waren met stalen platen, bedspiralen en hardhouten platen gebarricadeerd. Op de trap aan de linkerzijde van het pand lag een deur; op de trap in het midden van het pand was een grote hoeveelheid gipsbouwplaten, vuilniszakken en huismeubilair gestort.
Om 08.54 uur zijn wij overgegaan tot het schouwen van de derde verdieping. Nadat wij met een mokerhamer een gat hadden geslagen in de muur tegenover het keukentje op de derde verdieping zag een van de Bratra-leden met behulp van een lamp het gezicht van een persoon in de kamer aan de voorzijde. Ik heb de persoon aangeroepen dat hij was aangehouden en naar buiten diende te komen. Aan deze vordering werd geen gehoor gegeven. Vervolgens hebben we gepoogd de ruimte te betreden via het doorbreken van een muur. Na de muur stuitten we weer op een zwaar gebarricadeerde deur. Daarop heb ik besloten de Tango 10 middels het zagen van een gat in de vloer van de vierde verdieping zich toegang te laten verschaffen tot de ruimte op de derde verdieping. Nadat het zaaggat was aangebracht, hebben wij met onze eigen trap de ruimte betreden, hebben we de drie daar aanwezige personen aangehouden. Zij zijn overgebracht naar het dak om middels de container naar het Damrak gebracht te worden.
Vervolgens zijn we verder gegaan met het ontruimen van de derde verdieping. Ook hier stuitten we weer op zwaar gebarricadeerde deuren (met verwarmingsradiatoren) zodat we een zaaggat hebben moeten aanbrengen in de vloer van de derde verdieping om op de tweede verdieping te komen. Om 10.05 uur hebben we weer drie personen aangehouden en wel in de ruimte op de tweede verdieping aan de voorzijde van het pand. Zij zijn aan de voorzijde van het pand ter hoogte van de tweede verdieping via het raam in de ontruimingscontainer gebracht.
Een tweede Bratra-ontruimingsgroep, de Tango 20, heeft middels de container aan de buitenkant van het pand geprobeerd de kamer aan de rechtervoorzijde op de derde verdieping te betreden; ook dit raam was zwaar gebarricadeerd met houten platen en bedspiralen. Toen dit (betreden) technisch niet mogelijk bleek, is de Tango 20 naar het dak van Damrak 16 gegaan en heeft vanaf daar een gat gemaakt om via de vloeren in de kamer op de derde verdieping te komen.
De Tango 10 heeft op de eerste verdieping geen personen aangetroffen. Wel stond een groot broodmes in de muur gestoken, met daaronder de tekst: “We will get you soon! All cops are targets”, en daarboven: “Mr. Bratra, if u can read this you obviously understand english enough to fukkin’ speak it!”
Ook op de tweede en eerste verdieping vonden wij een aantal gebarricadeerde deuren alsmede stalen buizen en was een muur versterkt met beton. Daarnaast waren twee ruimtes helemaal volgestort met huisvuil, meubilair en bouwmateriaal.
De Tango 10 is vervolgens naar de begane grond gegaan. We kwamen via de trap uit in een smalle gang zonder daglicht. Ik zag dat de hele gang richting Damrak volgestort was met bouwmaterialen en huisvuil.
Omstreeks 11.14 uur heb ik de Tango 20 opdracht gegeven het rolluik aan de voorzijde te openen via het doorslijpen van het materiaal.
10.
Een kopie van een proces-verbaal met nummer 2007292535 van 31 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Diverse kledingstukken van ME-personeel en Bratra-personeel zijn vernield/beschadigd door verf bij de ontruiming.
De ME-voertuigen zijn na de ontruiming gereinigd. Stadsdeel Amsterdam heeft de openbare weg en straatmeubilair moeten laten reinigen.
11.
Een kopie van een ongenummerd proces-verbaal van 12 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op 30 oktober 2007 werd perceel Damrak 16 te Amsterdam ontruimd. De volgende verdachte werd daarbinnen op 30 oktober 2007 aangehouden:
[id-nummer] – [verdachte], geboren [geboortedatum]1985 in[geboorteplaats].
12.
Een kopie van een proces-verbaal met nummer 2007292535-28 van 30 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 9] en [verbalisant 10]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Verdachte: [id-nummer] (vrouw)
Tijdens het verhoor van deze vrouw zagen wij dat zij gekleed was in een donkergroene broek, met op de broekspijp twee verfplekken. Op haar kin zat een spat witte verf.
13.
Een kopie van een proces-verbaal met nummer 2007292535 van 13 december 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Verdachte: [id-nummer]
Op 5 november 2007 is de verdachte overgenomen door de Vreemdelingenpolitie. Daar is de identiteit vastgesteld van [id-nummer] aan de hand van een Finse identiteitskaart:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]1985
Geboorteland:[geboorteplaats]
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd ten aanzien van de feiten waarop zij betrekking hebben. Elk van de vermelde geschriften als bedoeld in artikel 344 lid 1 sub 5 Sv wordt slechts gebezigd in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.

Bewijsoverwegingen

De bewijsmiddelen houden onder mee het volgende in.
Bij (civielrechtelijk) vonnis van de voorzieningenrechter in de Rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2007 zijn de krakers van het pand aan het Damrak 16 in Amsterdam veroordeeld binnen acht dagen na de betekening van het vonnis het pand te “ontruimen en ontruimd te houden", met machtiging van de in het vonnis genoemde eisers, zo nodig met behulp van de sterke arm, de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Dit vonnis is op 10 oktober 2007 door de deurwaarder betekend aan de krakers, onder aanzegging dat bij niet-voldoening aan het bevel tot ontruiming het vonnis zou worden tenuitvoergelegd door alle middelen rechtens, met name door daadwerkelijke ontruiming van het perceel.
Aan het bevel tot ontruiming is geen gevolg is gegeven. De krakers hebben zich daarentegen verschanst in het pand toen de ontruiming aanstaande was. Het pand was zwaar gebarricadeerd en vanaf de straat niet toegankelijk. Binnen in het pand waren de doorgangen gebarricadeerd, waardoor de politie - na via het dak te zijn binnengekomen - gaten in vloeren heeft moeten zagen om lager gelegen verdiepingen te kunnen bereiken. Vanaf het dak zijn door drie personen in witte pakken en bivakmutsen verfbommen gegooid. Ook door personen ín het pand zijn verfbommen gegooid
Uit het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen leidt het hof af dat alle op 30 oktober 2007 - de dag van de ontruiming - in het pand aanwezige personen wisten dat de ontruiming zou plaatsvinden, dat het barricaderen van het pand en het gooien met verfbommen geschiedde met de bedoeling de ontruiming te verhinderen dan wel te bemoeilijken en dat de aanwezigen daartoe nauw hebben samengewerkt. Het is volstrekt onwaarschijnlijk dat zich toentertijd in het pand niet-krakers of andere, niet bij het verzet tegen de ontruiming betrokken, personen bevonden of dat de rol van een of meer van hen zich zou hebben beperkt tot onschuldige handelingen als het organiseren van versnaperingen. Overigens is dat blijkens het dossier ook door niemand betoogd.
De verdachte behoorde tot de op 30 oktober 2007 in het pand aanwezige personen. Zij is die dag in het pand aangehouden nadat de politie zich daartoe toegang had verschaft. Op haar broekspijp en op haar kin zijn verfspatten aangetroffen, waarvoor zij op geen enkel moment, ook niet tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep, een verklaring heeft willen geven. Ook overigens heeft de verdachte geen van de haar geboden gelegenheden gebruikt om haar visie op het gebeurde te geven.
Ten aanzien van feit 1
Het hof is van oordeel dat onder voormelde omstandigheden - anders dan door de raadsman is betoogd – ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde sprake is van het in vereniging plegen van geweld als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafrecht, waaraan de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd.
Ten aanzien van feit 3
Voormelde omstandigheden brengen naar het oordeel van het hof voorts mee dat ten aanzien van feit 3 sprake was van zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat van medeplegen kan worden gesproken. Daaraan doet niet af dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld wanneer en door wie in het pand allerhande materiaal is geplaatst/gestort - zoals onder 3 is tenlastegelegd - om het pand ontoegankelijk te maken, nu het hof de tenlastelegging aldus opvat dat de verdachte en haar medeverdachten door die handelingen - het plaatsen/storten van materiaal - de ontruiming van het pand op 30 oktober 2007 konden belemmeren en ook hebben belemmerd.
De ontruiming was gebaseerd op voormeld civielrechtelijk vonnis. De daadwerkelijke ontruiming van het pand is, met toestemming van de officier van justitie, bewerkstelligd door tussenkomst van de mobiele eenheid van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland.
Het hof concludeert hieruit, mede gelet op de artikelen 444 en 555-557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat sprake was van een civielrechtelijke ontruiming van het pand, uitgevoerd door de deurwaarder "met behulp van de sterke arm", zodat de ambtenaren van regiopolitie Amsterdam-Amstelland bij de ontruiming van het pand handelden ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.
Het voorgaande brengt mee dat de tot vrijspraak strekkende verweren van de raadsman worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 30 oktober 2007 te Amsterdam met anderen aan de openbare weg, Damrak 16, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- een waterwerper en
- voertuigen van de Mobiele Eenheid van politieregio Amsterdam-Amstelland en
- muren en ramen en
- de openbare weg en
- politieambtenaren van politieregio Amsterdam-Amstelland,
welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen tegen of in de richting van voornoemde personen en goederen;
3.
zij op 30 oktober 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk enige handeling, door ambtenaren van regiopolitie Amsterdam-Amstelland, namelijk de ontruiming van het pand aan het Damrak 16, ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, heeft belemmerd door het barricaderen van deuren met stalen en hardhouten platen en bedspiralen en door het volstorten van een trap en ruimtes in perceel Damrak 16 met gipsbouwplaten en/of vuilniszakken en/of huismeubilair in perceel Damrak 16 en door het gooien van verfbommen.
Hetgeen onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging op de grond dat de ontruiming onrechtmatig was omdat de politie zich niet hield aan de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de verdachte zich in haar verdediging tegen de ontruiming kan beroepen op het haar in artikel 12 van de Grondwet, artikel 8 EVRM en artikel 17 IVBPR gegarandeerde huisrecht.
Het hof overweegt hieromtrent dat de ontruiming, zoals hiervoor overwogen, niet onrechtmatig was, zodat aan het verweer de grondslag is komen te ontvallen en het moet worden verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek van voorarrest waarvan
10
dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen verzet tegen de ontruiming van het pand waarin zij zich bevond door verfbomen te gooien naar goederen en in functie zijnde politieambtenaren en dat pand te barricaderen. Het toegepaste geweld heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de opsporingsambtenaren en er blijk van gegeven lak te hebben aan het openbaar gezag. Voorts is door het handelen van de verdachte en haar mededaders aanzienlijke schade en overlast veroorzaakt.
Het hof heeft geconstateerd dat in deze zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn - als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - in eerste aanleg, nu die aanving met de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte op 30 oktober 2007 en de politierechter niet binnen 16 maanden uitspraak heeft gedaan. Het hof ziet hierin aanleiding de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf met een week te verminderen. De daaropvolgende fasen in het strafproces hebben sinds het instellen van het hoger beroep, door de toen niet meer gedetineerde verdachte, steeds minder dan twee jaren belopen, zodat toen geen sprake meer is geweest van overschrijding van de redelijke termijn. De omstandigheid dat de verdachte aanvankelijk, en ten onrechte, niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep maakt dat niet anders. Wel houdt het hof rekening met de lange duur van de gehele berechting.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is naar het oordeel van het hof geen sprake van een - tot verdere strafvermindering leidende - ontoelaatbare inbreuk op het huisrecht van de verdachte reeds omdat dit huisrecht, gelet op het ontruimingsvonnis van 9 oktober 2007, de betekening daarvan op 10 oktober 2007 en de aanzegging in voormeld vonnis dat het pand aan Damrak 16 binnen acht dagen na betekening ontruimd moest worden, was geëindigd vóórdat de daadwerkelijke ontruiming was aangevangen.
Het hof acht alles afwegend een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 141 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. H.J. Bronkhorst en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van
J.K. Krijnen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 juli 2014.
[..]