Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
coatenvan deze geneesmiddelen resulteerde in een afvalstroom van suikerwater met sporen van MPA.
High Court of Dublin, Ierland. [X] claimde vergoeding van schade die zij stelde te hebben geleden als gevolg van van Wyeth afkomstige resten MPA in door [X] als diervoeder verkochte molasse. Volgens [X] had dit geleid tot vruchtbaarheidsproblemen bij varkens en tot het slachten van 50.000 varkens over de gehele varkenssector bezien.
breach of duty of care.
terms of settlement(hierna: de vaststellingsovereenkomst) van 20 oktober 2010. Partijen werden bij de onderhandelingen daarover bijgestaan door hun Ierse advocaten. Tijdens de onderhandelingen hebben partijen niet over de bankgarantie en de tegenbankgarantie gesproken.
grief 1terecht aangevochten - oordeel dat als gevolg van de (rechtens niet aangetaste) bankgarantieovereenkomst het verband tussen de gevorderde bankgarantiekosten en de door [X] gelegde beslagen zonder meer ontbreekt.
ongegrondis zodat niet kan worden geoordeeld dat om die reden de beslaglegging door [X] onrechtmatig is geweest.
grief 2verdedigt, ook niet getrokken worden uit het (zeer grote) verschil tussen het bedrag waarop de vordering ten tijde van de beslaglegging is begroot en het bedrag dat in het kader van de schikking door Wyeth aan [X] is betaald en evenmin, al dan niet in samenhang met het vorengaande, uit het gegeven dat de schikking en de betaling hebben plaatsgevonden zonder erkenning van enige aansprakelijkheid door Wyeth. Wyeth verliest uit het oog dat door haar een substantieel bedrag is betaald en dat in de overeenkomst niet is vastgelegd dat de vordering geheel ongegrond was. Grief 2 treft geen doel.
gegrondwas - zal moeten worden onderzocht of Wyeth voldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd – en te bewijzen heeft aangeboden – om te kunnen concluderen dat [X] zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van recht. Van dit laatste zal sprake zijn wanneer [X] de beslagen heeft gelegd met geen ander doel dan om Wyeth te schaden of wanneer [X], in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen haar belang bij de uitoefening van haar recht en het belang van Wyeth dat daardoor werd geschaad, gelet op de hoogte van het bedrag waarvoor zij het beslag heeft gelegd, gelet op de noodzaak om beslag te leggen en het beslag gedurende zekere tijd te handhaven en gelet op een mogelijke onevenredigheid tussen de waarde en omvang van de beslagen goederen enerzijds en het begrote bedrag van de vordering anderzijds, naar redelijkheid tot die uitoefening had kunnen komen. Essentieel is dat bij beantwoording van de vraag of misbruik van recht is gemaakt, dient te worden uitgegaan (niet van het uiteindelijke lot van de vordering waarvoor het beslag is gelegd maar) van de concrete omstandigheden van het geval ten tijde van de beslaglegging.
grieven 3 en 4komt Wyeth op tegen het oordeel van de rechtbank dat [X] geen misbruik van recht heeft gemaakt, welk misbruik er – volgens Wyeth – in heeft bestaan dat de beslagen door [X] uitsluitend zijn gelegd met het doel om op Wyeth druk uit te oefenen, dat het beslag lichtvaardig is gelegd, voor een te hoog bedrag en op meer vermogensbestanddelen dan de vordering rechtvaardigde.
grief 5voert Wyeth aan dat de rechtbank ten onrechte haar vordering op de subsidiaire grondslag niet heeft toegewezen. Deze subsidiaire vordering houdt in dat [X] in ieder geval aan Wyeth de kosten van de bankgarantie moet vergoeden voor zover het bedrag van de bankgarantie het bedrag van € 12,75 miljoen heeft overstegen (mvg, 113 en 114). Ook deze vordering is door de rechtbank terecht afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat de vordering, waarvoor het beslag is gelegd, geheel ongegrond was en evenmin dat [X] zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van recht. Het hof verwijst naar het eerder overwogene. De grief treft daarom geen doel.
Grief 6keert zich tegen deze beslissing met de argumenten dat uit de vaststellingsovereenkomst geen verplichting tot teruggave van de tegenbankgarantie voortvloeit, de rechtbank ter zake van de vordering voor zover deze was gebaseerd op de vaststellingsovereenkomst niet bevoegd was en dat [X] bij teruggave van de tegenbankgarantie geen rechtens relevant belang heeft.
grief 7faalt.
grieven 8 en 9treffen om die reden geen doel.