ECLI:NL:GHAMS:2014:2978

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
23-002791-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter Amsterdam met afstand van rechtsmiddelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 mei 2013 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die in eerste aanleg aanwezig was, maar wiens raadsman mogelijk geen afschrift van de dagvaarding heeft ontvangen. Dit heeft geleid tot vragen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat zowel de verdachte als de officier van justitie afstand hebben gedaan van hun recht om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de politierechter. Ondanks de onduidelijkheid over de ontvangst van de dagvaarding door de raadsman, heeft het hof geoordeeld dat dit niet leidt tot nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg, aangezien de verdachte zelf ter zitting aanwezig was. Het hof heeft de verdachte vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat er geen grieven zijn ingediend door of namens de verdachte. Dit betekent dat het hof niet verder is gegaan met de inhoudelijke beoordeling van de zaak. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gedaan op dezelfde datum als de zitting.

Uitspraak

parketnummer: 23-002791-13
datum uitspraak: 3 juli 2014
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701633-13 en 13-150961-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 3 juli 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep

In de aantekening mondeling vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2013 is vermeld dat verdachte en de officier van justitie afstand hebben gedaan van hun recht tegen het onderhavige vonnis hoger beroep in te stellen. Het hof heeft niet kunnen vaststellen of verdachte’s raadsman een afschrift van de dagvaarding heeft ontvangen en mogelijk wegens het ontbreken daarvan niet ter zitting in eerste aanleg aanwezig is geweest. Dit leidt echter in dit geval niet tot nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg, nu de inleidende dagvaarding aan verdachte in persoon betekend is en verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg aanwezig is geweest.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het tegen het onderhavige vonnis ingestelde hoger beroep.
Ten overvloede stelt het hof vast dat mondeling noch schriftelijk grieven naar voren zijn gebracht door of namens de verdachte zodat hij ook op grond van art. 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk had kunnen worden verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van mr. J.E. van der Ploeg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2014.