ECLI:NL:GHAMS:2014:3001

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
28 juli 2014
Zaaknummer
200.131.625-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een vonnis inzake de verkoop van een paard en de geschiktheid voor gebruik als rijpaard

In deze zaak gaat het om de verkoop van een paard, Fauno II, door [appellante] aan [geïntimeerde] voor een bedrag van € 7.000,-. Het paard was aangeboden als dekhengst en voor recreatieritjes. Na de verkoop heeft [geïntimeerde] het paard laten onderzoeken door een dierenarts, die constateerde dat het paard aan artrose leed en daardoor ongeschikt was als rijpaard. [geïntimeerde] heeft vervolgens de koopovereenkomst ontbonden wegens non-conformiteit en dwaling, wat leidde tot een vonnis van de kantonrechter die [appellante] veroordeelde tot terugbetaling van de koopprijs.

[Appellante] ging in hoger beroep en betwistte de bevindingen van de dierenarts, stellende dat artrose bij oudere paarden veel voorkomt en dat het paard prima geschikt was voor recreatief rijden. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat het paard niet geschikt was voor de doeleinden waarvoor het was verkocht. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van [geïntimeerde] af, waarbij het hof oordeelde dat de stellingen van [geïntimeerde] onvoldoende aanknopingspunten bevatten voor non-conformiteit.

Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] het paard had gebruikt voor recreatieritjes en dat de advertentie niet specifiek vermeldde dat het paard niet als rijpaard gebruikt kon worden. De vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst werd afgewezen en [geïntimeerde] werd veroordeeld tot terugbetaling aan [appellante] van de eerder betaalde koopprijs, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het geding werden ook aan [geïntimeerde] opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.131.625/01
zaaknummer rechtbank : 432311 CV EXPL 13-635
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014
inzake
[appellante]
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellante,
advocaat: mr. M.A.J. Jansen te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Coevorden.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 5 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, Afdeling Privaatrecht, Sectie kanton, locatie Hoorn (hierna: de kantonrechter), van 24 juni 2013, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen haar als gedaagde en [geïntimeerde] als eiseres.
[appellante] heeft daarna een memorie van grieven tevens incidentele conclusie ex artikel 843a Rv. c.q. akte eiswijziging ingediend, met producties.
[geïntimeerde] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 4 juni 2014 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in het incident, [geïntimeerde] zal
veroordelen om op kosten van [appellante], aan [appellante] een afschrift (doen) verstrekken van, althans aan [appellante] op een al dan niet door het hof te bepalen wijze, inzage te (laten) verschaffen aan een door [appellante] aan te wijzen dierenarts in alle röntgenfoto’s die van het (in het geding zijnde) paard zijn gemaakt bij gelegenheid van het orthopedisch onderzoek van het paard door drs. [Dierenarts] op 5 april 2012, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten in het incident en, in de hoofdzaak, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog af te wijzen en [geïntimeerde] te veroordelen om al hetgeen [appellante] krachtens het bestreden vonnis heeft voldaan aan [appellante] terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het arrest.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van de vordering in het incident, met veroordeling van [appellante] in de kosten van (het hof begrijpt) het geding in hoger beroep en de kosten in het incident.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [appellante] heeft op 2 april 2012 aan [geïntimeerde], oprichtster en eigenaar van een onderneming genaamd De Nederlandse Ruiterschool, een paard verkocht, genaamd Fauno II, (hierna: het paard) voor de som van € 7.000,-.
b. De koop is tot stand gekomen naar aanleiding van een door [appellante] op Marktplaats gezette advertentie die, voor zover van belang, luidt als volgt:

PRE dekhengst (apto) andalusiër
geb. 10-4-1995
Is ggk als dekhengst (natuurlijke dekking) en tevens recreatieritjes
Hij is prima met meerdere in een bak te rijden.
Goed op een buitenrit, zowel alleen als met anderen geen probleem.”
c. Op 5 april 2012 heeft [geïntimeerde] het paard laten onderzoeken door dierenarts drs.[Dierenarts] (hierna: de dierenarts).
d. Volgens een door [geïntimeerde] overgelegde verklaring van de dierenarts gedateerd op 16 april 2012 is uit orthopedisch onderzoek gebleken dat het paard kreupel is aan beide voorbenen en dat röntgenopnamen uitwijzen dat het aan artrose lijdt. Vanwege de ernst van de radiologische afwijkingen is het paard volgens de verklaring niet
geschikt als rijpaard. De prognose als dekhengst is, aldus nog steeds de verklaring, gereserveerd, enerzijds vanwege de erfelijkheid van de geconstateerde straalbeenafwijking en anderzijds omdat de verregaande gewrichtsslijtage het paard kan beperken in het adequaat afdekken.
e. Tussen partijen is vervolgens per e-mail gecorrespondeerd over de voorwarden waaronder de koop is aangegaan en de gevolgen die daaraan zouden moeten worden verbonden.
f. Het paard is op 2 mei 2013 overleden.
2.2
[geïntimeerde] heeft gevorderd, primair, de koopovereenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden wegens non-conformiteit, subsidiair, de koopovereenkomst te vernietigen wegens dwaling, [appellante] te veroordelen [geïntimeerde] € 7.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2012 en voorts dat [appellante] wordt veroordeeld tot vergoeding van de kosten verband houdende met de stalling en de verzorging van het paard, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en tot betaling van buitengerechtelijke kosten. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de koopovereenkomst ontbonden, [appellante] veroordeeld aan [geïntimeerde] € 7.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis, [appellante] veroordeeld in de proceskosten en het meer of anders gevorderde afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met haar grieven op.
2.3
De kantonrechter heeft zijn oordeel dat het paard vanwege de artrose ongeschikt was als rijpaard en dat het daarom niet beantwoordde aan de koopovereenkomst doen steunen op de bevindingen van de dierenarts en op de mededeling van [appellante] ter comparitie dat zij geen reden heeft om aan de juistheid van hetgeen de dierenarts heeft geconstateerd te twijfelen.
2.4
Met grief 5 betwist [appellante] dat uit de bevindingen van de dierenarts blijkt dat het paard vanwege artrose ongeschikt is om te worden gebruikt als rijpaard. Daarbij stelt zij in de eerste plaats dat het een feit van algemene bekendheid is dat artrose bij ‘oude paarden’ meer wel dan niet voorkomt en dat een dergelijk paard prima kan worden ingezet om recreatief mee te rijden. [appellante] verwijst daarbij naar een publicatie op de website Bokt.nl waarin onder meer wordt gesteld dat topsport en artrose meestal niet samengaan maar dat deze aandoening voor recreatief rijden geen bezwaar hoeft te zijn. Verder stelt [appellante] in de toelichting op de grief dat zij het paard altijd recreatief heeft gereden, dat zich daarbij nooit medische problemen hebben voorgedaan en dat het paard ook nooit kreupelheden heeft vertoond. Ter ondersteuning van deze stelling beroept [appellante] zich op door haar overgelegde verklaringen van P. Kop en R. Donker- sloot, beiden ruiter, welke verklaringen - samengevat - inhouden dat zij het paard voorafgaande aan het sluiten van de koopovereenkomst geregeld hebben gezien en nooit hebben geconstateerd dat het kreupel liep. Ten slotte verwijst [appellante] naar het per e-mail van 20 september 2012 gegeven antwoord van drs. [A], dierenarts bij Dierenkliniek Emmeloord, op een vraag van [appellante] of het mogelijk is dat een paard
dat op röntgenfoto’s vormen van artrose laat zien in kogel, knie en straalbeen geen kreupelheid laat zien of blijk geeft van pijn bij rijden, buitenrit of vrij bewegen. Het antwoord luidt dat het kan zijn dat er veranderingen op een röntgenfoto (het hof begrijpt: die duiden op artrose) zonder dat het paard klinische klachten vertoont.
2.5
Grief 4 richt zich ertegen dat de kantonrechter zijn hiervoor weergegeven oordeel naast de bevindingen van de dierenarts heeft doen steunen op de volgens het vonnis expliciete mededeling van [appellante] ter comparitie dat zij geen reden had om te twijfelen aan de bevindingen van de dierenarts. [appellante] betwist dat zij zich in deze zin heeft uitgelaten. Volgens haar heeft zij gezegd: “
Ik weet niet wat ik van de bevindingen van de dierenarts moet vinden, ik ben geen dierenarts, ik kan niet bij een paard naar binnen kijken.
2.6
Met grief 6 klaagt [appellante] dat de kantonrechter heeft geoordeeld dat het paard ongeschikt is als rijpaard en dat daarmee de non-conformiteit is gegeven. Zij licht dat als volgt toe. Het paard is in de advertentie in de eerste plaats aangeboden om te worden gebruikt als dekhengst en tevens als recreatiepaard, maar niet als rijpaard. [geïntimeerde] was op zoek naar een dekhengst en zij heeft [appellante] voorafgaand aan de koop ook gezegd dat zij rijden niet zo belangrijk vond. Zij vond het genoeg als deze dekhengst een maatje voor haar was waarop zij nu en dan recreatief kon rijden. [geïntimeerde] heeft in het kader van een executie kort geding dat is gevoerd naar aanleiding van het bestreden vonnis erkend dat zij het paard als dekhengst heeft gebruikt. Dat het om meerdere dekkingen ging wordt bevestigd door de overgelegde verklaring van [X](achternaam niet opgegeven), [Y]en[Z]. [geïntimeerde] heeft het paard na de aankoop ook gebruikt om mee te rijden, zoals blijkt uit de door haar op 1 oktober 2012 op Faceboek geplaatste foto die [appellante] in hoger beroep heeft overgelegd. Dit gebruik wordt ook bevestigd door [Y]in haar genoemde verklaring.
2.7
Het hof oordeelt ten aanzien van deze grieven als volgt. [appellante] heeft het paard aangeboden om te worden gebruikt als dekhengst en recreatiepaard. Als onvoldoende weersproken is komen vast te staan dat [geïntimeerde] het paard in de eerste plaats heeft gekocht om te worden gebruikt als dekhengst en dat het in dat opzicht aan de overeenkomst heeft beantwoord. Daarnaast was het paard volgens de advertentie geschikt voor recreatieritjes. [geïntimeerde] heeft onvoldoende gesteld waaruit kan worden afgeleid dat het paard voor gebruik als zodanig ongeschikt was. De verwijzing naar de bevindingen van de dierenarts is ontoereikend nu [appellante], zoals hierboven weergegeven, gemotiveerd heeft uiteengezet dat de constatering van de [Dierenarts] dat het paard aan artrose leed er niet toe dwingt aan te nemen dat het paard niet kon worden gebruikt voor recreatieritjes. Dat de dierenarts het paard niet geschikt achtte voor gebruik als ‘rijpaard’, welk woord naar [appellante] onvoldoende bestreden heeft toegelicht duidt op intensiever gebruik dan recreatieritjes, doet daaraan niet af. Als zodanig is het in de advertentie immers niet aangeboden. Bij dit alles komt dat [geïntimeerde] het paard nadat zij dit heeft afgenomen daadwerkelijk heeft gebruikt om mee te rijden, zoals hiervoor werd geconstateerd. Het had op de weg van [geïntimeerde] gelegen om te stellen hoe dit te rijmen valt met de door haar gestelde ongeschiktheid daartoe. De slotsom
moet dan ook zijn dat de stellingen van [geïntimeerde] onvoldoende aanknopingspunten bevatten om te kunnen aannemen dat sprake was van non-conformiteit. Voor bewijslevering is daarom geen plaats. De vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst en die terugbetaling van de koopprijs zullen dus alsnog worden afgewezen.
2.8
Nu er niet van kan worden uitgegaan dat het paard niet geschikt was voor het gebruik waarvoor het is verkocht zijn de vorderingen van [geïntimeerde] op de overige gronden die zij daarvoor aanvoert evenmin toewijsbaar. Hetgeen [geïntimeerde] heeft gesteld ten aanzien van de proefperiode die zou zijn overeengekomen kan onbesproken blijven, reeds omdat zij daaraan geen vordering heeft verbonden.
2.9
Bij deze stand van zaken heeft [appellante] geen belang meer bij haar incidentele vordering zodat deze zal worden afgewezen.
2.1
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. De vorderingen van [geïntimeerde] zullen alsnog worden afgewezen. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [appellante] van hetgeen deze uit hoofde van het bestreden vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering van [appellante] in het incident zal, bij gebreke van voldoende belang, worden afgewezen. Als in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. In het incident zal geen kostenveroordeling worden uitgesproken, nu daarin geen van de hoofdzaak te onderscheiden proceshandelingen zijn verricht.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan [appellante] van hetgeen deze uit hoofde van het bestreden vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellante] begroot op € 500,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 391,82 aan verschotten en € 1.896,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploit ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, en voorts te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de incidentele vordering van [appellante] af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, S.F. Schütz en R.M. Beltzer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2014.