In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging met een mes jegens het slachtoffer op 11 maart 2012 in Haarlem. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 1 mei 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar is en wordt ondersteund door de verklaring van een getuige. De verklaringen van zowel het slachtoffer als de getuige kwamen overeen en waren consistent, wat het hof overtuigde van de juistheid van de aangifte.
Het hof oordeelde dat de politierechter niet de juiste redengevende feiten en omstandigheden had opgenomen in het vonnis, waardoor het vonnis niet in stand kon blijven. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld voor de bedreiging met een mes, maar heeft de straf verlaagd tot één maand gevangenisstraf. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de bedreiging en de impact daarvan op het slachtoffer en de samenleving. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.
De beslissing van het hof is dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd en de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met inachtneming van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.