ECLI:NL:GHAMS:2014:3586

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
29 augustus 2014
Zaaknummer
23-000298-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.W.J. den Ottolander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke uitspraak inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het telen van ongeveer 140 hennepplanten in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 25 januari 2012, en het wederrechtelijk wegnemen van elektriciteit van Liander N.V. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 5 maart 2014, waar de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte inderdaad 140 hennepplanten had geteeld en dat hij elektriciteit had gestolen door middel van een illegale aansluiting. De verdediging voerde aan dat niet kon worden vastgesteld hoeveel planten er aanwezig waren, maar dit verweer werd verworpen op basis van de bewijsmiddelen, waaronder een ambtsedig proces-verbaal. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor beide feiten, die respectievelijk kwalificeerden als opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal.

De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, maar het hof oordeelde dat deze straf niet in verhouding stond tot de ernst van de feiten. Gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor diefstal en de ernst van de feiten, besloot het hof tot een gevangenisstraf van twee maanden, die voorwaardelijk werd opgelegd. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die probeerde een nieuw leven op te bouwen en voor zijn gezin te zorgen. De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met mr. F.W.J. den Ottolander als voorzitter.

Uitspraak

parketnummer: 23-000298-13
datum uitspraak: 19 maart 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 28 september 2012 in de strafzaak onder parketnummer 14-700470-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
adres: volgens eigen opgave thans [adres 1]
.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1:
dat hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2011 tot en met 25 januari 2012 in de gemeente Alkmaar (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) ongeveer 140 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
dat hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2011 tot en met 25 januari 2012 in de gemeente Alkmaar (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid/heden stroom, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld hoeveel hennepplanten de verdachte in zijn woning aanwezig had en dat derhalve moet worden uitgegaan van minder dan honderd planten.
Het hof verwerpt dit verweer, hetgeen zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen. Immers, door verbalisanten is een hoeveelheid van 140 planten geteld, gelijk onder meer is vermeld in een ambtsedig proces-verbaal, opgenomen als p. 45 in het dossier.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
1:
dat hij in de periode van 01 augustus 2011 tot en met 25 januari 2012 in de gemeente Alkmaar opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2], ongeveer 140 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2:
dat hij in de periode van 01 augustus 2011 tot en met 25 januari 2012 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van
140 uren, subsidiair 70 dagenhechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 februari 2014 is de verdachte eerder wegens diefstal onherroepelijk veroordeeld.
De verdachte heeft een groot aantal hennepplanten ter verkoop geteeld. Aldus heeft de verdachte een aandeel willen leveren in de verkoop van soft drugs. Hij heeft zich daarbij laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de risico’s voor de volksgezondheid en de schade voor de samenleving die uit het gebruik van soft drugs voortvloeit. Voorts heeft de verdachte gedurende langere tijd elektriciteit gestolen door het maken van een illegale elektriciteitsaansluiting voor zijn hennepplantage, waardoor niet werd betaald aan de stroomleverancier. Dit handelen leidde tot financiële schade voor de elektriciteitsmaatschappij. Bovendien werkt illegaal stroom aftappen het ontstaan van brandgevaarlijke situaties in de hand. Het hof overweegt voorts dat ter zake van diefstal de verdachte reeds menigmaal is bestraft.
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezene niet kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf, nu zulks aan deze ernst onvoldoende recht zou doen. Het hof is van oordeel dat slechts een vrijheidsstraf van na te melden duur aan de ernst van het bewezene voldoende recht doet. Anderzijds houdt het hof er rekening mede dat aannemelijk is geworden dat de verdachte thans poogt met een schone lei te beginnen en dat hij door eerlijke arbeid in Duitsland zijn brood probeert te verdienen en poogt te zorgen voor het levensonderhoud van zijn vrouw en van de twee jonge kinderen die bij hem en zijn vrouw in Remscheid wonen. In de persoonlijke omstandigheden en het reclasseringsperspectief van de verdachte ziet het hof reden te volstaan te bepalen dat de op te leggen gevangenisstraf van
2 maanden geheel voorwaardelijkwordt opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 maart 2014.
[...]