ECLI:NL:GHAMS:2014:3785
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Visser
- D.J. Oranje
- G.M. ter Huurne
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van een managementovereenkomst en rechtsgeldigheid van ontslag van bestuurder
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 12 november 2013, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een managementovereenkomst tussen H.W. Holding B.V. en RDH Beheer B.V. H.W. Holding, vertegenwoordigd door advocaat mr. O.H.A. Mo-Ajok, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Haarlem die het ontslag van H.W. Holding als bestuurder van RDH Beheer rechtsgeldig had verklaard. Het hof oordeelde dat het ontslag van H.W. Holding niet automatisch leidde tot de beëindiging van de managementovereenkomst, zoals RDH Beheer had betoogd. Het hof verwierp de argumenten van RDH Beheer dat er ernstige redenen waren voor een onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst, omdat deze redenen niet in de notulen van de vergadering van 2 november 2010 waren vermeld.
Het hof concludeerde dat de managementovereenkomst rechtsgeldig was opgezegd in een brief van 17 november 2010, waarin RDH Beheer het ontslag van H.W. Holding bevestigde. Het hof oordeelde dat de opzegging met inachtneming van de opzegtermijn van zes maanden leidde tot het einde van de betalingsverplichting van RDH Beheer aan H.W. Holding per 18 mei 2011. De vordering van H.W. Holding tot betaling van de managementvergoeding over de periode van 1 december 2010 tot en met 17 mei 2011 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Haarlem en veroordeelde RDH Beheer tot betaling van € 8.565 per maand aan H.W. Holding, evenals de proceskosten in zowel eerste aanleg als hoger beroep.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie en documentatie bij de beëindiging van contracten en de gevolgen van bestuursontslagen voor managementovereenkomsten.