Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Het geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het hoger beroep
5.Beslissing
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de ontheffing van de moeder van het gezag over haar minderjarige kind, [de minderjarige], geboren in 2007. De moeder is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zij op 23 oktober 2013 ontheven werd van het gezag. De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van deze ontheffing en heeft geadviseerd om de moeder ontheven te verklaren van het gezag, met benoeming van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) tot voogd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen en een aanvullend onderzoek te laten verrichten naar haar huidige situatie en de omgang met [de minderjarige]. Tijdens de zitting op 2 juli 2014 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de moeder, vertegenwoordigers van de Raad en de pleegouders.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat de moeder niet in staat is om de zorg en opvoeding van [de minderjarige] op zich te nemen, mede door haar eigen persoonlijke en psychische problematiek. De moeder heeft in het verleden niet voldaan aan de opvoedingsbehoeften van [de minderjarige], die specifieke zorg en stabiliteit nodig heeft. Het hof oordeelt dat de ontheffing van het gezag in het belang van [de minderjarige] is en dat er geen perspectief meer is voor terugplaatsing bij de moeder. De Raad en de pleegouders steunen de beslissing om de moeder ontheven te verklaren van het gezag. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de moeder en pleegouders om de voogdij te laten uitoefenen door LJR in plaats van BJAA af, omdat de wet dit niet toestaat zonder bijzondere omstandigheden.