Uitspraak
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
26 augustus 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Tenlastelegging
Feit 3hij op of omstreeks 09 januari 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad - 1 plastic doosje met (ongeveer) 0,88 gram cocaïne en/of - 1 plastic zakje met (ongeveer) 4,96 gram cocaïne en/of - 1 plastic zakje met (ongeveer) 0,82 gram heroïne en/of - 1 plastic zakje met (ongeveer) 2,21 gram MDMA en/of - 10 plastic bolletjes met (ongeveer) 2,79 gram heroïne en/of, - 4 plastic bolletje met (ongeveer) 1,16 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4hij in of omstreeks de periode van 16 november 2011 tot en met 09 januari 2012, in elk geval op of omstreeks 09 januari 2012 te Amsterdam (in een kelderbox toebehorende aan de woning gelegen aan de [adres 2]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen - een weegschaal en/of - een hoeveelheid plastic handschoenen en plastic boterhamzakjes en/of - een schaar en/of - een mesje en/of - een hoeveelheid afgeknipte plastic boterhamzakjes en/of - een hoeveelheid bruin poeder en/of brokjes en/of versnijdingsmiddel, te weten een hoeveelheid coffeïne en/of inositol, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
Feit 5hij in of omstreeks de pleegperiode van 16 november 2011 tot en met 9 januari 2012, in elk geval op of omstreeks 09 januari 2012, te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een (of meer) geldbedrag(en), althans een geldbedrag van 650 euro en/of 600 euro, in elk geval enig geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Vonnis waarvan beroep
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Vrijspraak, feit 3 en 4
Bewezenverklaring
Overwegingen omtrent het bewijs
Overwegingen omtrent vormverzuimen
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
mr. M.E. Olthof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 september 2014.