ECLI:NL:GHAMS:2014:3877

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
200.065.778-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.E. van Tuyll van Serooskerken - Röell
  • P.F.G.T. Hofmeijer - Rutten
  • E.J.H. Schrage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en de vraag naar de opt-outverklaring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V. inzake een effectenleaseovereenkomst. [appellante] heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, dat op 10 februari 2010 is gewezen. De zaak betreft de vraag of de effectenleaseovereenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd op grond van de artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek. De echtgenoot van [appellante], [X], heeft in 2000 drie aandelenleaseovereenkomsten met Dexia gesloten, waarbij hij aanzienlijke bedragen aan termijnen heeft betaald en dividenden heeft ontvangen. [appellante] heeft geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten en heeft in 2005 de nietigheid van de overeenkomsten ingeroepen.

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis vastgesteld dat aan [X] bij de afrekening van de leaseovereenkomsten korting is verleend op grond van de Duisenbergregeling. Het hof houdt rekening met het feit dat er geen opt-outverklaring is ingediend door [X], wat betekent dat de rechtsverhouding tussen Dexia en [X] en [appellante] wordt beheerst door de overeenkomst die door het hof bij beschikking van 25 januari 2007 verbindend is verklaard. Dit roept de vraag op of [appellante] een beroep kan doen op de vernietigingsgrond van de overeenkomsten.

Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de kwestie van de opt-outverklaring en heeft de zaak verwezen naar de rol van 14 oktober 2014 voor het nemen van een akte door [appellante]. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat partijen hun standpunten hebben toegelicht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.065.778/01
zaaknummer rechtbank : 1042903/ DX EXPL 09- 238
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 september 2014
inzake
[APPELLANTE],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Dexia genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 26 maart 2010, gerectificeerd bij exploit van 16 april 2010 in hoger beroep gekomen van een vonnis dat de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 10 februari 2010 heeft gewezen tussen [appellante] als eiseres en Dexia als gedaagde, met dien verstande dat blijkens de memorie van grieven het hoger beroep zich tevens uitstrekt tot de ter in deze zaak gehouden comparitie van 9 oktober 2009 genomen en in het daarvan opgemaakte proces-verbaal neergelegde beslissingen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties;
- memorie van antwoord, eveneens met producties.
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw recht doende, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ten aanzien van de onderhavige overeenkomsten voor recht zal verklaren dat deze rechtsgeldig zijn vernietigd op grond van het bepaalde in de artikelen 1: 88 - 89 BW en Dexia zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellante] te voldoen al hetgeen aan haar is betaald onder deze overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van elk van de betalingen aan Dexia tot aan die der uiteindelijke algehele voldoening, alsmede tot betaling van een door het hof in goede justitie vast te stellen schadevergoeding met rente en veroordeling van Dexia in de kosten van beide instanties, alsmede in de nakosten.
Dexia heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, de nakosten, begroot op € 205 zonder betekening van het arrest en op € 273 met betekening, indien [appellante] niet binnen 14 dagen na dagtekening van het arrest daaraan uitvoering heeft gegeven, daaronder begrepen.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.11 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
De echtgenoot van [appellante], hierna te noemen: [X], heeft in 2000, nadat een eerder contract met winst was afgesloten, een drietal aandelen-lease-overeenkomsten gesloten met Dexia. Uit hoofde van de eerste daarvan heeft hij met inbegrip van een vooruitbetaling ter grootte van 30 maandtermijnen in totaal € 20.932,68 aan termijnen aan Dexia betaald en heeft hij € 3.777,10 aan dividenden ontvangen; uit hoofde van de tweede daarvan heeft hij (inclusief vooruitbetaling daarvoor en de verlenging in november 2003 daarvan) in totaal € 16.782,60 aan termijnbetalingen aan Dexia betaald en heeft Dexia € 1.673,59 aan hem aan dividenden uitgekeerd en tenslotte heeft [X] uit hoofde van de derde (inclusief de vooruitbetaling en de verlenging in november 2003 daarvan) € 16.887,25 aan termijnbetalingen betaald en heeft Dexia € 2.526,62 aan dividend aan hem uitgekeerd.
De eerste overeenkomst is ter comparitie in eerste aanleg beëindigd; met betrekking tot de tweede heeft Dexia op 8 november 2006 een eindafrekening opgesteld met een negatief eindresultaat van € 13.231,79, hetgeen na verrekening van de korting op grond van de Duisenbergregeling neerkwam op een restschuld van € 8.906,28. Dit bedrag heeft [X] op 1 december 2006 aan Dexia betaald. Met betrekking tot de derde overeenkomst heeft Dexia op 8 november 2006 een eindafrekening opgesteld met een negatief resultaat van € 8.197,35 hetgeen na verrekening van de korting op grond van de Duisenbergregeling resulteert in een restschuld van € 5.609,55. Ook dit bedrag heeft [X] op 1 december 2006 aan Dexia betaald.
[X] was in 2000 met [appellante] gehuwd; laatstgenoemde heeft geen (schriftelijke) toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten. [X] heeft een zogenaamde “Overeenkomst Dexia Aanbod” ondertekend; [appellante] niet. Bij brief van 16 december 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [appellante] met een beroep op artikel 1: 89 BW de nietigheid van de onderhavige aandelen-lease-overeenkomsten ingeroepen en terugbetaling gevorderd van alle door [X] betaalde termijnen.

3.Beoordeling

3.1.
De kantonrechter heeft vastgesteld en in hoger beroep is niet bestreden dat aan [X] bij de afrekening ter zake van de tweede en derde lease-overeenkomsten op grond van de Duisenbergregeling korting is verleend. Het hof houdt er op grond hiervan rekening mee dat door [X] indertijd geen opt-outverklaring is ingediend en de rechtsverhouding van Dexia met [X] en [appellante] derhalve wordt geregeerd door de door dit hof bij beschikking van 25 januari 2007 ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033) verbindend verklaarde overeenkomst waarin genoemde regeling is vervat. Dit zou reeds meebrengen [appellante] geen beroep toekomt op de in artikel 1:88 lid 1 sub d jo artikel 1:89 BW bedoelde vernietigingsgrond en derhalve in het midden kan blijven of de bevoegdheid tot vernietiging is verjaard, zoals Dexia in dit geding betoogt en [appellante] betwist.
3.2.
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om alvorens verder te beslissen partijen in de gelegenheid te stellen om zich omtrent het voorgaande bij akte uit te laten, eerst [appellante] en vervolgens Dexia. Indien deze door [X] is ingediend dient [appellante] daarbij een afschrift van de opt-outverklaring over te leggen.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 14 oktober 2014 voor het nemen van een akte door [appellante] als bedoeld hierboven onder 3.2;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken - Röell, P.F.G.T. Hofmeijer - Rutten en E.J.H. Schrage en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 september 2014.