ECLI:NL:GHAMS:2014:3877
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- E.E. van Tuyll van Serooskerken - Röell
- P.F.G.T. Hofmeijer - Rutten
- E.J.H. Schrage
- Rechtspraak.nl
Effectenleaseovereenkomst en de vraag naar de opt-outverklaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V. inzake een effectenleaseovereenkomst. [appellante] heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, dat op 10 februari 2010 is gewezen. De zaak betreft de vraag of de effectenleaseovereenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd op grond van de artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek. De echtgenoot van [appellante], [X], heeft in 2000 drie aandelenleaseovereenkomsten met Dexia gesloten, waarbij hij aanzienlijke bedragen aan termijnen heeft betaald en dividenden heeft ontvangen. [appellante] heeft geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten en heeft in 2005 de nietigheid van de overeenkomsten ingeroepen.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis vastgesteld dat aan [X] bij de afrekening van de leaseovereenkomsten korting is verleend op grond van de Duisenbergregeling. Het hof houdt rekening met het feit dat er geen opt-outverklaring is ingediend door [X], wat betekent dat de rechtsverhouding tussen Dexia en [X] en [appellante] wordt beheerst door de overeenkomst die door het hof bij beschikking van 25 januari 2007 verbindend is verklaard. Dit roept de vraag op of [appellante] een beroep kan doen op de vernietigingsgrond van de overeenkomsten.
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de kwestie van de opt-outverklaring en heeft de zaak verwezen naar de rol van 14 oktober 2014 voor het nemen van een akte door [appellante]. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat partijen hun standpunten hebben toegelicht.