In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep in een familiekwestie betreffende de zorgregeling en het gezag over een minderjarige. De zaak is op 26 augustus 2014 behandeld, waarbij de vrouw en de man als partijen zijn aangeduid. De vrouw heeft op 30 en 31 juli 2014 nadere stukken ingediend, terwijl de man op 31 juli 2014 ook aanvullende documenten heeft ingediend. Bureau Jeugdzorg Gelderland (BJZ) heeft verzocht om een mondelinge behandeling, gezien de aanhoudende strijd tussen de ouders over de zorg voor hun kind. Het hof heeft in eerdere beschikkingen reeds voorlopige zorgregelingen vastgesteld, maar de situatie blijft gespannen. De vrouw heeft haar verzoek om eenhoofdig gezag ingetrokken, maar de partijen zijn het niet eens over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de invulling van de zorgregeling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het hoofdverblijf bij de man te bepalen en heeft een zorgregeling voorgesteld. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de vrouw vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige in te schrijven op een basisschool in [plaats]. De voorlopige zorgregeling houdt in dat de minderjarige om de week bij de man verblijft, met specifieke afspraken over de overdracht en de vakanties. Het hof heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 1 maart 2015, waarbij partijen en BJZ het hof schriftelijk moeten informeren over de voortgang van de situatie.