ECLI:NL:GHAMS:2014:4149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2014
Publicatiedatum
10 oktober 2014
Zaaknummer
23-001007-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1975, was betrokken bij een verkeersongeval op 22 oktober 2012 te Amsterdam, waarbij hij als bestuurder van een personenauto onder invloed van alcohol een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toebracht. De verdachte had een alcoholgehalte van 2,01 milligram per milliliter bloed, wat meer dan vier keer de toegestane hoeveelheid is. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot het ongeval. De tenlastelegging omvatte onder andere het rijden op de verkeerde rijstrook en het niet tijdig remmen of uitwijken voor het tegemoetkomende verkeer. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, een geldboete van € 2.400,00, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer, die nog steeds hinder ondervindt van het ongeval. De verdachte heeft spijt betuigd en is niet eerder in aanraking gekomen met justitie voor verkeersdelicten.

Uitspraak

parketnummer: 23-001007-14
datum uitspraak: 6 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-664011-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
primair:
hij op of omstreeks 22 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Australiehavenweg, zich zodanig, te weten roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup(kop), in elk geval zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Australiehavenweg, komende uit de richting van de Westpoortweg en gaande in de richting van de Haarlemmerweg,
- terwijl het donker was en/of
- terwijl het mistig was en/of
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte is, komende vanaf de Westpoortweg, in strijd met bord D2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gaan rijden op de rijstro(o)k(en) voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of is met de rechterwielen van de door hem bestuurde personenauto in de middenberm gaan rijden,
verdachte heeft vervolgens niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor een op dezelfde rijstro(o)k(en) van de Australiehavenweg rijdende personenauto - welke verdachte tegemoet reed - en waarin voornoemde [slachtoffer] zich als bestuurder bevond,
verdachte is vervolgens (frontaal) tegen deze personenauto aangereden en/of aangebotst waardoor aan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed 2,01 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
1
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Australiehavenweg, zich zodanig zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden over de Australiehavenweg, komende uit de richting van de Westpoortweg en gaande in de richting van de Haarlemmerweg,
-terwijl het donker was en/of
-terwijl het mistig was en/of
-terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte is, komende vanaf de Westpoortweg, in strijd met bord D2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gaan rijden op de rijstro(o)k(en) voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of is met de rechterwielen van de door hem bestuurde personenauto in de middenberm gaan rijden,
verdachte heeft vervolgens niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor een op dezelfde rijstro(o)k(en) van de Australiehavenweg rijdende personenauto - welke verdachte tegemoet reed - en waarin voornoemde [slachtoffer] zich als bestuurder bevond,
verdachte is vervolgens (frontaal) tegen deze personenauto aangereden en/of aangebotst.
2:
hij op of omstreeks 22 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,01 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
ten aanzien van feit 1 primair:
hij op 22 oktober 2012 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Australiëhavenweg, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heupkop, werd toegebracht, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Australiëhavenweg, komende uit de richting van de Westpoortweg en gaande in de richting van de Haarlemmerweg,
- terwijl het donker was en
- terwijl het mistig was en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte is, komende vanaf de Westpoortweg, gaan rijden op de rijstrook voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer,
verdachte heeft vervolgens niet afgeremd en is niet uitgeweken voor een op dezelfde rijstrook van de Australiëhavenweg rijdende personenauto, welke verdachte tegemoet reed en waarin voornoemde [slachtoffer] zich als bestuurder bevond,
verdachte is vervolgens frontaal tegen deze personenauto aangereden waardoor aan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht,
terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed 2,01 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
ten aanzien van feit 2:
hij op 22 oktober 2012 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, 2,01 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b, van deze wet.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 240 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van € 750,00, indien niet naar behoren voldaan te vervangen door 15 dagen hechtenis, in drie tweemaandelijkse termijnen van elk € 250,00 te voldoen, alsmede ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde elk een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de onder 1 primair en onder 2 ten laste feiten zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte alsmede zijn persoonlijke omstandigheden zoals hiervan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag door als bestuurder van een personenauto, terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank was, te gaan rijden op een rijstrook bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer. Het promillage bedroeg 2,01, derhalve (een fractie meer dan) vier maal de toegestane hoeveelheid. Verdachtes rijgedrag heeft geresulteerd in een verkeersongeval, waardoor de bestuurder van de tegemoetkomende auto zwaar gewond is geraakt. Deze is twee keer geopereerd aan zijn heupkop die door het ongeval was gebroken. Uit een recente brief van het slachtoffer blijkt dat hij nog altijd veel hinder van de gevolgen van het verkeersongeval ondervindt.
Daar tegenover staat dat de verdachte de bewezen geachte feiten ondubbelzinnig heeft bekend en dat hij spijt heeft betuigd. De verdachte is niet eerder wegens een verkeersdelict met politie en justitie in aanraking gekomen. Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 september 2014 heeft de verdachte één keer eerder een transactie betaald ter zake van belediging.
De verdachte heeft betoogd dat een taakstraf voor hem welhaast niet uitvoerbaar is vanwege zijn onregelmatige, voltijdse werkzaamheden bij de NS en de zorg die hij heeft voor zijn jonge kinderen. De verdachte heeft verder betoogd dat een ontzegging van de rijbevoegdheid problemen oplevert bij zijn woon-werkverkeer met name als de verdachte late dienst heeft.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de rechtbank heeft opgelegd en een (tweevoudige) ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden. In hetgeen de verdachte heeft betoogd over de wenselijkheid te beschikken over zijn rijbewijs, ziet het hof geen aanleiding af te zien van de oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid, nu niet valt in te zien dat de verdachte voor zijn woon-werk-verkeer niet het openbaar vervoer en/of een fiets kan gebruiken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.400,00 (tweeduizend vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
34 (vierendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
24 (vierentwintig) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.W.J. den Ottolander, mr. A.M. van Woensel en mr. J.G.B. Pikkemaat, in tegenwoordigheid van mr. A. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 oktober 2014.
[.......]
.