ECLI:NL:GHAMS:2014:4151

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2014
Publicatiedatum
10 oktober 2014
Zaaknummer
23-000599-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de zittingen op 10 oktober 2013 en 22 september 2014. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen, gepleegd op 20 mei 2010 in Heerhugowaard. De tenlastelegging omvatte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan meerdere slachtoffers, waaronder een tweevoudige breuk in de onderkaak van slachtoffer 1, en het openlijk geweld op een voor het publiek toegankelijke plaats.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen de slachtoffers, wat resulteerde in pijn en letsel. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring en oordeelde dat de verdachte voor de bewezen feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden moest krijgen, waarvan een deel voorwaardelijk. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, slachtoffer 1, tot schadevergoeding van € 1.747,70 toegewezen. De verdachte is verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters in de openbare zitting aanwezig waren.

Uitspraak

parketnummer: 23-000599-13
datum uitspraak: 6 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 januari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 14-135503-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2013 en 22 september 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2010 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een tweevoudige breuk in de onderkaak), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer 1] opzettelijk (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) een- of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen de kaak, althans het hoofd, te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen;
en/of
hij op of omstreeks 20 mei 2010 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] en/of een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) (met kracht) op/tegen zijn lichaam hebben/heeft geslagen en/of geschopt en/of getrapt en met dat opzet (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) een -of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen de kaak, althans het hoofd, te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 20 mei 2010 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] ) (met kracht) op/tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of heeft geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 20 mei in de gemeente Heerhugowaard met een ander of anderen, op of aan een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een voetbalveld/sportterrein (gevestigd aan de [adres 2]), in elk geval op of aan een voor publiek toegankelijke plaats, (telkens) openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welk geweld (telkens) bestond uit het duwen en/of trekken en/of schoppen/trappen en/of slaan/stompen op/tegen/naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 mei 2010 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een tweevoudige breuk in de onderkaak, heeft toegebracht, door deze [slachtoffer 1] opzettelijk, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen, met kracht tegen het hoofd te slaan en te schoppen;
en
hij op 20 mei 2010 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht tegen zijn lichaam heeft geslagen en getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 20 mei 2010 in de gemeente Heerhugowaard
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3] met kracht tegen het lichaam heeft geslagen en getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] pijn heeft ondervonden en
alleen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 4] , met kracht tegen het lichaam heeft geslagen en getrapt waardoor voornoemde [slachtoffer 4] pijn heeft ondervonden.
en
hij op 20 mei 2010 in de gemeente Heerhugowaard met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een voetbalveld, gevestigd aan de [adres 2] , openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , welk geweld bestond uit het duwen en schoppen/trappen en slaan/stompen tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van zware mishandeling
en
medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de openlijke geweldpleging - waarvan hij vrijspraak heeft gevorderd - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich tijdens een (vriendschappelijk bedoelde) voetbalwedstrijd, die uitliep op een vechtpartij met de spelers van de tegenpartij, tezamen met anderen schuldig gemaakt aan zware mishandeling, poging tot zware mishandeling, meervoudige mishandeling en openlijke geweldpleging. De verdachte heeft door zijn buitensporig agressieve gedrag niet alleen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers (ernstig) geschonden, maar ook het genoegen van de sportbeoefening voor de aanwezigen weggenomen en de openbare orde geschonden. Vooral het slachtoffer van de zware mishandeling heeft nog langdurig de gevolgen van het feit ondervonden. Het hof rekent de verdachte deze feiten zwaar aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 september 2014 is de verdachte eerder voor verschillende delicten waaronder geweldsmisdrijven onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft voorts acht geslagen op omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten, waaronder het rapport van 1 mei 2014, alsmede het psychologisch rapport van 3 augustus 2012.
De raadsman heeft opgemerkt dat de verdachte in een andere zaak (parketnummer 15-800253-14) op last van de rechtbank in het Pieter Baan Centrum (PBC) zal worden geplaatst en dat een in de onderhavige zaak op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de advocaat-generaal, dit traject (het hof begrijpt: een eventueel op de PBC-opname volgend behandeltraject) zal doorkruisen, hetgeen niet wenselijk is. Met het oog daarop en op het tijdsverloop in de onderhavige zaak heeft de raadsman ervoor gepleit te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende en in het bijzonder de ernst van de feiten in aanmerking nemend, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden, doch zal gelet op het tijdsverloop sinds het begaan van die feiten een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. De door de advocaat-generaal geëiste straf doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het bewezene. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ziet het hof, mede gezien de ernst van de feiten, geen aanleiding te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt
€ 1.747,10. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks de schade, zoals gevorderd, heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. De vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 141, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.747,70 (duizend zevenhonderdzevenenveertig euro en zeventig cent)bestaande uit € 247,70 (tweehonderdzevenenveertig euro en zeventig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van
€ 1.747,70 (duizend zevenhonderdzevenenveertig euro en zeventig cent)bestaande uit € 247,70 (tweehonderdzevenenveertig euro en zeventig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.W.J. den Ottolander en mr. J.G.B. Pikkemaat, in tegenwoordigheid van mr. A. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 oktober 2014.
[........]
.