ECLI:NL:GHAMS:2014:4267

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
200.135.470-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beleggingsadviesovereenkomst en aansprakelijkheid van vermogensbeheerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn vorderingen tegen SNS Securities N.V. zijn afgewezen. [Appellant] had in 2005 zijn apotheek verkocht en wilde zijn vermogen beleggen om een aanvullend inkomen te genereren. Hij had een beleggingsadviesovereenkomst gesloten met vermogensbeheerder VVAA, die later werd overgenomen door SNS. [Appellant] verwijt SNS dat zij niet voldoende rekening heeft gehouden met zijn risicoprofiel en dat de adviezen te risicovol waren. De rechtbank oordeelde dat SNS bij haar advisering mocht uitgaan van het profiel dat door VVAA was gehanteerd en dat [appellant] ervaring had als belegger. Het hof bevestigt deze oordelen en stelt vast dat SNS niet tekort is geschoten in haar zorgplicht. Het hof oordeelt dat de door SNS geadviseerde producten, waaronder structured products en perpetuals, niet in strijd waren met het risicoprofiel van [appellant]. De rechtbank had terecht overwogen dat [appellant] niet voldoende had onderbouwd dat hij schade had geleden door de adviezen van SNS. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.135.470/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: 500541/ HA ZA 11-2547
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 september 2014
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap SNS SECURITIES N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en SNS genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 26 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2013, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en SNS als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 25 april 2014 doen bepleiten, [appellant] door mr. A.H. Beekhuizen, advocaat te Amsterdam, SNS door haar voormelde advocaat, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [appellant] heeft nog producties in het geding gebracht. Na pleidooi is partijen de gelegenheid geboden onderling tot een regeling te komen. Op 21 mei 2014 hebben zij laten weten daarin niet geslaagd te zijn en hebben zij arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en zijn vorderingen alsnog zal toewijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van SNS in de kosten van het geding in beide instanties, met rente.
SNS heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.10 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, behoudens 2.7, en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1
Het betreft hier een vermogensadviesgeschil. Het gaat in het kort om het volgende.
3.1.1
[appellant] heeft in 2005 zijn apotheek verkocht. De opbrengst bedroeg € 3 miljoen. [appellant] was toen 57 jaar en is thans gepensioneerd. Zijn bedoeling was om zijn vermogen aldus te beleggen, dat hij daaruit een aanvullend inkomen kon genereren.
3.1.2
Vermogensbeheerder VVAA heeft een beleggingsplan opgemaakt, gedateerd 9 maart 2005. Dit plan luidt, voor zover van belang, als volgt:

Bij de samenstelling van het plan hebben wij de volgende uitgangspunten gehanteerd:
(...)
● Uw inkomsten (...) zullen vanaf heden volledig uit uw bezittingen afkomstig zijn. Uw vermogen bestaat uit incourant en courant vermogen.
(...)
● Uwcourantvermogen bestaat uit:
1) De waarde van uw huidige effecten / aandelenportefeuille (ca. EUR 1.150.000.)
2) De waarde van uw obligatieportefeuille (ca. EUR 1.800.000).
3) De waarde van uw vastgoed CV beleggingen (ca. EUR 50.000)
4) Uw spaargeld (ca. EUR 715.000).
(…)
● Volgens de berekeningen van bureau [X] (volgens SNS een adviseur van [appellant], opm hof) gebruikt u gemiddeld ca. EUR 12.000 per maand. Dit bedrag dient uit uw vermogen voort te komen.
(...)
● Om aan voorgaande uitgangspunten te kunnen voldoen, dient gestreefd te worden naar een jaarlijks absoluut rendement in de orde van minimaal 6,4%. Daarbij zal worden uitgegaan van vermogensgroei op de wat langere termijn.
● U wenst uw beleggingen als volgt te spreiden:
1) 30% van uw courante vermogen wordt in wereldwijd gespreide aandelen belegd. Met de heer [X] is afgesproken dat het bedrag van EUR 1.050.000 voor dit onderdeel van uw vermogen zal worden aangewend. VVAA vermogensbeheer (verder: VVAA, hof) zal zich over uw aandelenportefeuille ontfermen. Hiertoe wordt een depotnummer geopend bij FBS Bankiers.
2) 70% van uw courante vermogen wordt in vastrentende waarden belegd. Met de heer [X] is afgesproken dat het bedrag van EUR 2.450.000 voor dit onderdeel van uw vermogen zal worden aangewend. Voorlopig is afgesproken dat u het deel, dat bestemd is voor normale obligaties (en nog niet in obligaties belegd is) op uw internetspaarrekening bij ABN AMRO aanhoudt. Voor een deel zal er belegd worden in zgn. ‘structures’. Dit zijn beleggingen die in de categorie vastrentende waarden thuishoren, maar een minder laag risico kennen dan normale obligaties. Het rendement is dan ook hoger, dan het normale obligatierendement. Met de heer [Y] (…) van de FBS bank zal worden kortgesloten welk deel precies bestemd zal worden voor deze ‘structures’, FBS zal u hierover apart informeren en adviseren (…). VVAA zal zich met dit deel van uw vermogen niet bemoeien.
(…)
● Beleggen heeft te maken met geduld. (…) U weet uit ervaring dat de aandelenkoersen van tijd tot tijd flink kunnen dalen, vandaar dat dit geduld noodzakelijk is.
● Tijdens het inventarisatiegesprek is zowel het begrip zakelijk risico als emotioneel risico besproken.
(…)”
3.1.3
In augustus 2005 is tussen [appellant] en FBS een ‘Overeenkomst Effectenbemiddeling (advies)’ gesloten. Op het door [appellant] op 25 augustus 2005 ondertekende formulier ‘Uw risicoprofiel’ is aangekruist dat het een ‘behoudend’ profiel betreft. In aanwezigheid van [appellant] is daar met de hand bijgeschreven: “
NVTZie Uitgangspunten beheerovereenkomst met VVAA” en “adviesportefeuille FBS 100% vastrentend met gebruik ‘structures’”. Vermeld is dat [appellant] een actieve opstelling (van FBS) verwachtte.
3.1.4
[appellant] heeft op 23 augustus 2005 een voorstel van FBS met betrekking tot de aankoop van vijf obligaties (waaronder drie perpetuele) voor akkoord getekend.
3.1.5
Op 4 oktober 2005 heeft [appellant] met FBS gesproken over zijn voorgenomen adviesportefeuille; dat contact is uitgemond in een beleggingsvoorstel dat FBS [appellant] op 17 oktober 2005 heeft toegestuurd. Daarin is voor zover van belang, het volgende vermeld:

Uitgangspunten beleggingsvoorstel
Op basis van de aan ons verstrekte gegeven komen wij tot de volgende uitgangspunten:
● Het beleggingsvoorstel heeft betrekking op een bestaande portefeuille (…)
● Het beleggingsvoorstel heeft betrekking op een bedrag van circa € 1.700.000,--
● (...)
● Het te beleggen vermogen kan voor minimaal 5 jaar worden belegd.
● U heeft reeds ervaring opgedaan als belegger.
● (...)
● Voor onvoorziene omstandigheden zijn overige liquide middelen aanwezig.
● U wenst € 144.000,-- inkomsten te genereren uit uw totale vermogen.
● Uw portefeuille bij FBS Bank is onderdeel van een groter vermogen.
● Korte termijn fluctuaties in de waarde van uw portefeuille bent u bereid te accepteren.
● U wenst geheel in obligaties en ‘structured products’ te beleggen.
● U verwacht een actieve houding van uw adviseur.
Op basis van bovenstaande uitgangspunten komen wij tot het volgende beleggerprofiel:
Belegger met eenBehoudend Profiel
Een belegger met Behoudend profiel realiseert zich dat bij vermogensopbouw beleggen op langere termijn verstandig is, maar zal in het algemeen weinig risico willen lopen over de marktwaarde van zijn vermogen. Hij geeft de voorkeur aan het in stand houden van het vermogen met daarbij een direct rendement op dat vermogen in de vorm van rente en dividenden. Deze voorkeur kan bijvoorbeeld voortkomen uit het bestedingsdoel dat reeds op voorhand vast staat of uit de behoefte aan aanvulling op het huidige inkomen. Het kan ook zijn dat de belegger niet houdt van het lopen van risico over zijn vermogen. De belegger met Behoudend profiel realiseert zich dat het totale rendement op zijn portefeuille, dat wil zeggen het directe rendement plus eventuele koerswinst of –verlies, op langere termijn normaliter achterblijft bij het rendement van andere portefeuilles. Het grootste deel van het vermogen zal zijn belegd in vastrentende waarden, zoals obligaties.
Beleggingsfilosofie FBS Bank
(…)
Door de beleggingsportefeuille vanuit een event-driven benadering te structureren wordt passend bij uw profiel en rekening houdend met het doel dat u uiteindelijk met uw belegging wilt bereiken een optimale risico/rendementsverhouding gerealiseerd.
(…)
Het beleggingsvoorstel bevat een overzicht van de beleggingen die al in de portefeuille zijn opgenomen en de beleggingen die in de portefeuille zullen worden opgenomen, met per belegging de productkenmerken. [appellant] was het eens met dit beleggingsvoorstel en heeft dienovereenkomstig belegd.
3.1.6
Per 1 oktober 2007 is FBS overgenomen door SNS, waarbij de activiteiten van FBS zijn geïncorporeerd in SNS en het personeel van FBS fysiek is overgeplaatst naar SNS. [Y] (hierna: [Y]), die bij FBS contactpersoon en adviseur van [appellant] was, is dat na de overname gebleven.
3.1.7
Op 21 oktober 2008 hebben [appellant] en SNS een ‘overeenkomst tot effectenbemiddeling SNS Securities N.V.’ gesloten. Bijlage 1 bij die overeenkomst is een cliëntprofiel met 21 vragen, die [appellant] heeft beantwoord. Het ingevulde formulier heeft [appellant] voor akkoord getekend. Dat formulier vermeldt, voor zover thans van belang en zakelijk weergegeven, het volgende:
- de reguliere inkomsten en de inkomsten uit vermogen van [appellant] zijn voldoende voor bestedingen en financiële verplichtingen;
- er is overwaarde en ander vermogen tot een totaal van tussen de € 350.000,= en
€ 1,25 miljoen;
- Het voornaamste beleggingsdoel is algemene vermogensgroei en financiële reserve;
- [appellant] wenst dat SNS haar dienstverlening baseert op de volgende risicograad: laag tot gemiddeld, te omschrijven als gematigd defensief met als bijbehorende asset allocatie: maximaal 30% aandelen, en minimaal 70% liquiditeiten en vastrentende waarden.
-de beleggingshorizon is 7-10 jaar;
Bij de vraag of er andere (toekomstige) omstandigheden zijn die voor de advisering van belang zijn, waarbij onder meer is vermeld: “denkt u aan pensionering”, is
Neegeantwoord.
3.1.8
In 2013 heeft [appellant] de adviesovereenkomst beëindigd.
3.2
[appellant] vordert in deze procedure dat voor recht wordt verklaard dat SNS toerekenbaar is tekortgeschoten in haar wettelijke en contractuele verplichtingen jegens [appellant] en dat SNS wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die hij daardoor heeft geleden, nader op te maken bij staat.
[appellant] verwijt SNS (A) dat zij geen volledige en juiste beleggersinformatie heeft ingewonnen over [appellant]; indien zij dat wel had gedaan zou zij een meer risicomijdend beleggingsbeleid hebben geadviseerd, (B) dat het door SNS geadviseerde beleggingsbeleid te risicovol was, hetgeen met name blijkt uit het feit dat (i) ultimo 2007 de portefeuille al voor 18% uit aandelen bestond, (ii) te risicovolle obligaties zijn geadviseerd en (iii) uitgaande van een geadviseerde asset allocatie van 30% aandelen en 70% obligaties, deze verdeling is ‘doorbroken’, omdat op grond van de adviezen van SNS gemiddeld 63% van de portefeuille belegd werd in producten met een ‘aandelenrisico’ en (C) dat zij [appellant] onvoldoende heeft geadviseerd/geïnformeerd over de kenmerken en risico’s van de geadviseerde effecten en over het feit dat de portefeuille vrijwel uitsluitend bestond uit beleggingen in financiële instellingen.
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Daartoe heeft zij, kort samengevat, overwogen dat het onder (A) genoemde verwijt afstuit op de omstandigheid dat SNS bij haar advisering is blijven uitgaan van het profiel dat door FBS werd gehanteerd en dat ook door [appellant] als juist wordt beschouwd. Wat betreft de onder (B) genoemde verwijten oordeelt de rechtbank dat SNS ervan mocht uitgaan dat [appellant] ermee instemde dat zich in de portefeuille ook aandelen bevonden. Tegen de achtergrond dat afgesproken is dat de portefeuille producten zou bevatten met een hoger risico dan ‘rechttoe rechtaan obligaties’ kan in zijn algemeenheid de stelling dat ten onrechte structured products, perpetuals en steepeners zijn geadviseerd, niet als juist worden aanvaard. De rechtbank verwerpt de stelling dat die beleggingen in het algemeen een te hoog risico droegen en stelt vast dat [appellant] niet heeft geconcretiseerd waarom dat in zijn geval anders was. Wat betreft de onder (C) genoemde verwijten over de informatievoorziening overweegt de rechtbank dat de door SNS geadviseerde producten pasten binnen het geldend profiel. [appellant] had ervaring als belegger en van hem mocht verwacht worden dat hij vragen zou stellen over aspecten of benamingen die hij niet begreep; daarbij komt dat [appellant] doorlopend portefeuilleoverzichten ontving in de vorm van spreadsheets en dat [Y] deze spreadsheets stelselmatig met [appellant] heeft besproken. Met betrekking tot de beleggingen in financiële instellingen heeft [appellant] nagelaten om concreet te stellen in hoeverre die beleggingen op welk moment niet hadden mogen worden geadviseerd en in hoeverre aannemelijk is dat hij tengevolge van die adviezen schade heeft geleden.
3.3
Tegen die beslissing en de motivering die daaraan ten grondslag ligt, komt [appellant] met zijn grieven op. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
uitgangspunt
3.4
Met SNS is geen vermogensbeheerrelatie aangegaan, maar een adviesrelatie. Het beheer van het belegde vermogen – dat onder andere ziet op de samenstelling van de beleggingsportefeuille en de beslissingen tot aan- en verkoop van effecten – is door [appellant] in eigen hand gehouden. Bij [appellant] is daarom de verantwoordelijkheid blijven berusten voor de in het kader van het beheer genomen beslissingen en de gevolgen daarvan. De taak van SNS bestond uit het uitvoeren van orders en het geven van advies (waaronder, in voorkomend geval, waarschuwingen).
3.5
Beoordeeld dient te worden of de door SNS gegeven adviezen toentertijd door een redelijk bekwaam en redelijk handelend beleggingsadviseur gegeven hadden mogen worden. In dat verband dient in aanmerking te worden genomen dat op SNS als professionele en bij uitstek deskundige dienstverlener een bijzondere zorgplicht rust(te) bij beleggingsadviesrelaties met particuliere beleggers. Die zorgplicht houdt onder meer in dat SNS vooraf naar behoren onderzoek moet doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van de cliënt. Verder dient SNS de cliënt ([appellant]) te waarschuwen voor eventuele risico’s die aan een voorgenomen of toegepaste beleggingsvorm zijn verbonden, als ook voor het feit dat een door hem voorgenomen of toegepaste beleggingsstrategie niet past bij zijn financiële mogelijkheden of doelstellingen, zijn risicobereidheid en/of zijn deskundigheid.
3.6
Het is een feit van algemene bekendheid dat aan beleggen risico’s zijn verbonden en dat tegenover een kans op een hoger rendement in de regel een hoger risico staat.
3.7
Beide partijen gaan er kennelijk van uit dat bij de beoordeling zowel de periode moet worden betrokken dat FBS de vermogensadviseur was als de periode dat SNS dat zelf was.
cliëntprofiel
3.8
[appellant] heeft geen grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het ervoor moet worden gehouden dat SNS bij haar advisering is blijven uitgaan van het profiel dat door FBS werd gehanteerd en dat door [appellant] als juist wordt beschouwd. Integendeel, bij gelegenheid van het pleidooi is dat uitgangspunt uitdrukkelijk onderschreven. Daarmee staat vast dat naar behoren onderzoek is gedaan naar de persoonlijke omstandigheden, financiële mogelijkheden, deskundigheid en beleggingsdoelstellingen van [appellant]. De gang van zaken voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst in 2008 is, in dat licht, niet van belang voor de beoordeling. De door [appellant] gestelde schending van de op (de rechtsvoorgangster van) SNS rustende zorgplicht kan derhalve alleen betrekking hebben op de door (de rechtsvoorgangster van) SNS in de loop van de adviesrelatie concreet gegeven adviezen en/of het niet in acht nemen van de op haar rustende waarschuwingsplicht. Met SNS wordt hierna ook gedoeld op FBS.
3.9
[appellant] betoogt dat de vaststelling door de rechtbank dat hij ervaring had als belegger onbegrijpelijk is. [appellant] had wel enige ervaring als belegger, maar deze ervaring was beperkt tot twee (garantie)producten die hij op dat moment in portefeuille had. Hij had geen enkele (relevante) ervaring met moderne producten als perpetuele leningen en steepeners en structured products.
3.1
Afgezien van het feit dat de twee garantieproducten waarmee [appellant] ervaring had opgedaan structured products zijn, is in het beleggingsvoorstel van 17 oktober 2005 als één van de uitgangspunten opgenomen dat [appellant] reeds ervaring heeft opgedaan als belegger. Uit het beleggingsvoorstel van VVAA van 9 maart 2005 (geciteerd onder 3.1.2) volgt ook dat [appellant] ervaring heeft als belegger. Hij heeft een aandelen- en een obligatieportefeuille en beleggingen in een vastgoed CV. In dat voorstel wordt bovendien gerefereerd aan eerdere ervaring van [appellant] met koersdaling van aandelen. Nu in dit hoger beroep heeft te gelden dat SNS bij haar advisering terecht is blijven uitgaan van het profiel dat door FBS werd gehanteerd, gaat het hof in dit verband voorbij aan het formulier dat [appellant] bij SNS heeft ingevuld en de argumenten die hij daaraan ontleent om te betogen dat hij geen (relevante) ervaring als belegger heeft.
Geadviseerd beleggingsbeleid
3.11
[appellant] heeft geen grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat SNS ervan uit mocht gaan dat [appellant] ermee instemde dat zich in de portefeuille ook aandelen bevonden. Voor zover [appellant] betoogt dat het advies om in aandelen te beleggen afkomstig was van [Y] van SNS en niet, zoals de rechtbank heeft vastgesteld, van zijn adviseur [X], gaat het hof daaraan bij gebrek aan belang voorbij. Overigens blijkt uit het ‘Analyseoverzicht’ per 6 juni 2007 dat de aanbevolen verdeling bij het risicoprofiel “Behoudend” minimaal 60% obligaties, maximaal 20% vastgoed en maximaal 20% aandelen is.
3.12
De grieven strekken in de kern ten betoge dat de geadviseerde structured products, perpetuals en steepeners niet pasten bij het risicoprofiel ‘Behoudend’. [appellant] stelt dat op grond van het risicoprofiel ‘Behoudend’ risicomijdend moet worden belegd. Perpetuals en steepeners zijn echter producten met aandelenrisico. Samen met de aandelen bestond circa 63% van de portefeuille uit producten met aandelenrisico, hetgeen niet risicomijdend maar risicovol is. Het opnemen van aandelen in de portefeuille had een reden voor SNS moeten zijn om minder in structures, perpetuals en steepeners te adviseren dan zij heeft gedaan, omdat met de aandelen al een portie risicodragende beleggingen in de portefeuille zaten. SNS heeft haar advisering echter niet gewijzigd en zij heeft ook niet gewaarschuwd voor de grote hoeveelheid risicodragende beleggingen. [appellant] is niet gewaarschuwd voor het verhoogde risicogehalte van perpetuals en steepeners. Over die producten heeft SNS geen enkele productinformatie gegeven. De interpretatie die de rechtbank geeft van het risico van beide producten is onjuist, althans onvolledig. Bij perpetuele leningen is het renterisico immers niet het voornaamste risico. Het risico dat besloten ligt in de achterstelling is veel groter, aldus [appellant]. SNS stelt daartegenover dat zij [appellant] beleggingsvoorstellen heeft gedaan en adviezen heeft gegeven en daarbij steeds schriftelijk en mondeling de werking van de producten heeft toegelicht. Dienaangaande geldt het volgende.
3.13
Voor zover [appellant] meent dat hij uit de enkele term “Behoudend profiel” mocht opmaken dat geen producten met koersrisico zouden worden geadviseerd miskent hij, dat de omschrijving van dat profiel in het voorstel van oktober 2005 en de verdeling zoals die blijkt uit de overzichten daarvoor geen basis biedt. Voor wat betreft de feitelijke gang van zaken stelt het hof het volgende vast. Op 23 augustus 2005 heeft [appellant] een voorstel met betrekking tot de aankoop van vijf obligaties voor akkoord getekend. Bij de obligaties Banque Fed Credit Mutuel, Credit Agricole en Depfa Funding is bij ‘Looptijd’ aangegeven ‘perpetueel’ en bij de obligaties Nederlandse Waterschapsbank en NIB Capital Bank is bij ‘Looptijd’ aangegeven ’15-aug-35’ respectievelijk ’21-feb-40’. Verder is aangegeven hoe hoog de couponrente is, hoe deze in de toekomst wordt vastgesteld en wanneer de couponbetaling kan worden gepasseerd. Ook de in het beleggingsvoorstel van 17 oktober 2005 opgenomen lijst van geadviseerde producten bevat productinformatie, zodat niet gezegd kan worden dat SNS over die producten geen enkele productinformatie heeft gegeven. Voor zover [appellant] erover klaagt dat een aantal producten een variabele rentecoupon had, gaat het hof daaraan voorbij. De door SNS verstrekte informatie over de couponrente is duidelijk, zodat [appellant] door de adviezen van SNS te volgen de variabele rentecoupon heeft geaccepteerd.
3.14
Voorts staat vast dat SNS periodiek speciaal vervaardigde spreadsheets verstuurde, die alle producten met hun kenmerken weergaven, onderverdeeld in ‘Bedrijfsobligaties’, ‘Floater perpetueel’, Perpetuele obligaties’ ‘Floater vaste looptijd’ en ‘Steepener obligaties’ en die [Y] met [appellant], naar vast staat, telefonisch of in persoon besprak. Indien de door SNS op verschillende tijdstippen verstrekte informatie niet duidelijk was, had het op de weg van [appellant] gelegen SNS, in de persoon van [Y], bij die gelegenheden om een toelichting te vragen. Gesteld noch gebleken is dat hij dat ook heeft gedaan.
3.15
Uit het cliëntprofiel waarvan SNS mocht uitgaan, volgt dat [appellant] in verband met zijn wens om inkomsten te genereren, bereid was om meer risico te nemen dan bij normale obligaties het geval zou zijn. Tot dat profiel behoort voorts geen pensioendoelstelling, zodat SNS ook daarmee geen rekening behoefde te houden. Ook in het in 2008 ingevulde formulier, waarin naar die pensioendoelstelling expliciet gevraagd wordt, heeft [appellant] die niet vermeld.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat tegen die achtergrond de stelling dat ten onrechte structured products, perpetuals en steepeners zijn geadviseerd niet als juist kan worden aanvaard. Ten aanzien van structured products geldt dat hun aanwezigheid in de portefeuille is overeengekomen en dat het [appellant] duidelijk was dat deze een verhoogd risico in zich droegen. Anders dan [appellant] stelt is er geen sprake van dat hij wordt “opgehangen” aan een enkel zinnetje, waarvan hij de betekenis niet heeft begrepen. In het voorstel van 9 maart 2005 wordt hierop (zie 3.1.2) uitdrukkelijk en tamelijk uitgebreid ingegaan. Zoals gezegd had [appellant] voorts bij aanvang van de adviesrelatie al twee structured products in zijn portefeuille. Bij perpetuals en steepeners gaat het om obligaties die een verhoogd rendement hebben tegenover een verhoogd risico. Ook van dat risico kan in zijn algemeenheid niet worden gezegd dat het niet paste binnen het cliëntprofiel Behoudend. Het risico van de lange looptijd en het daaraan gekoppelde koersrisico, maakt dat in de periode waarin deze producten zijn geadviseerd – vóór de financiële crisis – niet anders. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat, ten aanzien van de periode waarin de perpetuele obligaties zijn geadviseerd, als onvoldoende betwist vast staat dat deze steeds op de call datum tegen nominale waarde werden afgelost.
3.16
[appellant] heeft nog gewezen op het risico dat samenhangt met het achtergestelde karakter van perpetuele obligaties, dat zich achteraf heeft verwezenlijkt. Hij stelt dat SNS hem daarvoor had moeten waarschuwen.Deze stellingen kunnen [appellant] niet baten. Ook als er, veronderstellenderwijs, van uit wordt gegaan dat het achtergestelde karakter van de perpetuele obligaties ten tijde van de advisering niet expliciet aan de orde is geweest, levert dat geen wanprestatie van SNS op. Naar de algemene inzichten van destijds – 2005-2007, toen het risico op een faillissement van financiële instellingen met een credit rating zoals hier aan de orde niet reëel werd geacht, althans niet werd gezien als een relevante risicofactor – was het achtergestelde karakter een vrijwel verwaarloosbaar risico. SNS hoefde daarom, als redelijk handelend en redelijk bekwaam beleggingsadviseur, naar het oordeel van het hof in dit geval niet te wijzen op dit (theoretische) risico.
Los daarvan is het hof van oordeel dat het causaal verband tussen een (mogelijk) tekortschieten in de waarschuwingsplicht en de schade ontbreekt. Als SNS [appellant] zou hebben gewaarschuwd zou immers in die waarschuwing tot uiting (mogen) zijn gebracht dat het betrokken risico verwaarloosbaar klein was. In die situatie is niet aannemelijk dat [appellant] vanwege die waarschuwing van de aankoop zou hebben afgezien. In dat verband wijst het hof op de in oktober 2008 – tijdens de financiële crisis – ingevulde lijst, waaruit de extreem voorzichtige instelling van [appellant] die hij thans stelt te hebben gehad, niet valt op te maken.
3.17
Uit hetgeen [appellant] stelt, volgt niet dat de genoemde producten (zonder meer) als zakelijke waarden en niet als obligaties aangemerkt kunnen worden. Om die reden kan niet gezegd worden dat, zoals [appellant] stelt, de door SNS in het Analyseoverzicht van 8 juni 2007 gerapporteerde gegevens onjuist waren. SNS heeft bovendien in eerste aanleg gemotiveerd betwist dat de genoemde producten in bijzondere mate risicovol en complex zijn en ook heeft zij erop gewezen dat door haar aan [appellant] duidelijk is gemaakt dat deze producten anders zijn dan ‘klassieke obligaties’ en wat het karakter en kenmerken van deze producten zijn. Het had op de weg van [appellant] gelegen om concreet aan de hand van de aan hem verstrekte informatie en het beleggingsprofiel duidelijk te maken welke transacties in redelijkheid niet door SNS geadviseerd hadden mogen worden. Dat heeft [appellant] onvoldoende concreet gedaan. Hij heeft het gelaten bij de algemene productkenmerken die hiervoor zijn besproken en onvoldoende zwaarwegend zijn bevonden. In dat verband verdient nog aandacht dat uit de stellingen van [appellant] valt op te maken dat van door SNS te vergoeden verlies niet (of nauwelijks) sprake is als de posten Lehman Brothers en Kaupthing buiten beschouwing worden gelaten. Juist van die twee posten heeft SNS gesteld en onderbouwd dat de uitzonderlijke marktomstandigheden tijdens de crisis, die tevoren in redelijkheid niet te voorzien waren, debet waren aan de verliezen. Daartegenover heeft [appellant] volstaan met het betoog dat het risico voortvloeide uit de aard van de achtergestelde perpetuals en dus in beginsel kenbaar was. Dat is, gelet op het voorgaande, niet voldoende. Daarmee kan het hof niet tot het oordeel komen dat SNS door de aangekochte producten te adviseren jegens [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als beleggingsadviseur.
informatievoorziening
3.18
[appellant] verwijt SNS dat de portefeuille in overwegende mate was samengesteld uit debiteuren in de financiële sector. Daardoor is hij blootgesteld aan het risico dat de portefeuille onevenredig zwaar zou worden getroffen bij problemen in die sector. De risico’s waren door SNS niet adequaat gespreid. SNS was verplicht voldoende spreiding aan te brengen naar verschillende uitgevende instellingen, aldus [appellant].
SNS verwijst naar haar in de conclusie van antwoord onder 56 gegeven uitleg. Die uitleg komt erop neer dat de portefeuille, wat de financiële sector betreft, breed en internationaal was gespreid en, met uitzondering van de positie in de Nederlandse Waterschapsbank, geen onevenredig grote posities bevatte. Dat er in de jaren waarin de portefeuille is opgebouwd gekozen is voor een accent op de financiële sector is niet vreemd en ook niet uitzonderlijk. Die sector floreerde hevig, beter dan andere sectoren, en de verwachtingen voor de toekomst waren rooskleurig. Dat het uiteindelijk anders is gelopen, was toen niet te voorzien. Bovendien was de financiële sector een van de weinige sectoren waar obligaties beschikbaar waren die een dermate hoge coupon gaven dat aan de cashflow-doelstelling van [appellant] kon worden voldaan. Overigens heeft de crisis uiteindelijk de hele markt geraakt, dus op beleggingen in andere sectoren zou [appellant] ongetwijfeld ook verlies hebben geleden, aldus nog steeds SNS.
3.19
Noch in eerste aanleg noch in hoger beroep is [appellant] op de argumenten van SNS ingegaan. Ook in hoger beroep heeft [appellant] nagelaten om concreet te stellen in hoeverre die beleggingen op welk moment niet hadden mogen worden geadviseerd en in hoeverre hij ten gevolge van die adviezen schade heeft geleden. Daardoor is niet aannemelijk geworden dat [appellant] door de adviezen die geleid hebben tot de concentratie van de beleggingen in de financiële sector schade heeft geleden.
3.2
Het bewijsaanbod van [appellant] heeft geen betrekking op voldoende concrete stellingen die – indien bewezen – tot een ander oordeel moeten leiden. Het bewijsaanbod wordt daarom als niet ter zake dienend gepasseerd.
3.21
De conclusie is dat geen van de grieven slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] is in het ongelijk gesteld en wordt verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijden van SNS begroot op € 683,- aan verschotten en € 2.682,- voor salaris;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P van Achterberg, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 september 2014.