De rechtbank heeft het hiervoor onder 3.3 weergegeven kernverweer van Derco
-inhoudend dat de arbeidsovereenkomst de overeenkomst vervangt- verworpen. Derco heeft daartegen in het incidenteel appel gegriefd. Daargelaten dat, zoals [appellant] op zich terecht vast stelt, daaraan geen conclusie wordt verbonden en eerst ter zitting is bevestigd dat die grief voorwaardelijk is bedoeld, zal het hof als [appellant] slaagt in voormeld bewijs dit geschilpunt, dat in eerste aanleg ook expliciet aan de orde is geweest, uit hoofde van de devolutieve werking van het appel toch dienen te behandelen.
Het uitgangspunt moet zijn, dat een arbeidsovereenkomst met Derco Gypsum, een andere vennootschap dan Derco, de overeenkomst niet kan vervangen. Vereenzelviging van vennootschappen kan, gelet op de separate identiteit van de verschillende vennootschappen en de daarmee gemoeide belangen, naar vaste jurisprudentie slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden aangenomen. De bewijslast rust op Derco, die zich op deze vereenzelviging beroept.
Dat zich een dergelijk geval voordoet is echter in dit geval wel aannemelijk. Het hof licht dit als volgt toe.
Als [appellant] slaagt in het bewijs moet worden aangenomen dat sprake is van een overeenkomst tussen [appellant] en Derco die voorziet in een beloning van [appellant] voor elke na 12 september 2006 geïnstalleerde band, zonder dat meer is vereist dan betaling van de band door de klant; daarnaast bestaat dan een geldende arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Derco Gypsum op grond waarvan [appellant] voor Derco Gypsum, vanaf 1 april 2007, dezelfde banden tegen betaling van loon dient te installeren. Dat het dezelfde banden betreft volgt uit de feiten. Vast staat immers, dat Derco Gypsum ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog niet bestond en dat zij speciaal is opgericht voor het produceren (en installeren) van deze banden voor de gipsindustrie. Vast staat voorts, dat [appellant] uit hoofde van de arbeidsovereenkomst mede belast was met werkzaamheden als het installeren van de gipsbanden.
Dat [appellant] aldus op grond van beide overeenkomsten ten aanzien van dezelfde banden aanspraak op betaling kan maken zonder dat deze overeenkomsten met elkaar verband houden ligt niet voor de hand. Daarbij komt, dat in de arbeidsovereenkomst twee clausules zijn opgenomen die slechts begrijpelijk zijn als de overeenkomst in de beschouwingen wordt betrokken, te weten clause 16, die luidt
“affiliated companies
In the context of the clauses of this contract the term ‘employer’ refers to all the affiliated companies that belong to the same group of companies as the employer “en clause 17, die voor zover van belang luidt
: “ The agreements already existing between the parties in the context of this contract shall, after the signing of this contract, become null and void and shall be replaced by the agreements in the present contract.”Weliswaar komt in clausule 17 het woord employer niet voor, maar de partijen zijn, naar vast staat, Derco Gypsum als werkgever en [appellant] als werknemer.
Tenslotte valt uit de getuigenverklaringen op te maken dat [appellant], die kostwinner was, de onzekere situatie onder de overeenkomst wilde verruilen voor een dienstverband (dit is op te maken uit de verklaring van getuige [W], dat [appellant] free lancer was en verzocht om in dienst te komen ([Z]) en dat [appellant] moest kiezen of hij in loondienst wilde of zelfstandig wilde blijven en dat zijn echtgenote wilde dat hij in loondienst ging, onder meer met het oog op de hypotheek (mw. [appellant]).
Dit alles wijst sterk in de richting van een verband tussen de overeenkomst en de arbeisovereenkomst als door Derco betoogd, waarbij het identiteitsverschil tussen Derco en Derco Gypsum voor geen van de betrokken partijen een rol speelde. Nu voorts vast staat dat Derco en Derco Gypsum tot dezelfde groep behoren acht het hof voorshands bewezen dat in dit bijzondere geval aan het verschil in identiteit tussen de vennootschappen geen betekenis toekomt.