In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van de besloten vennootschap S’Energy B.V. tegen de naamloze vennootschap DELTA N.V. en een derde geïntimeerde. De zaak betreft een geschil over een vaststellingsovereenkomst en de vraag of er sprake was van misbruik van omstandigheden. Het hof had eerder op 24 juni 2014 een deskundigenbericht aangekondigd en de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating aan beide zijden. S’Energy had een incident opgeworpen om stukken te verkrijgen op basis van artikel 843a Rv, maar deze akte werd door de rolraadsheer geweigerd. Na een aangepaste akte van S’Energy, waarin om een comparitie van partijen werd verzocht, hebben de andere partijen ook hun aktes ingediend. Het hof heeft op 8 oktober 2014 besloten dat er een arrest zou worden gewezen in zowel de hoofdzaak als het incident.
In de beoordeling van de zaak heeft het hof de noodzaak van een deskundigenbericht benadrukt en partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten over de deskundige(n) en de te stellen vragen te verduidelijken. Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten, waarbij ook de incidentele vordering besproken kan worden. De partijen moeten in persoon of vertegenwoordigd door iemand die bevoegd is om een schikking aan te gaan, verschijnen. Het hof heeft ook richtlijnen gegeven voor het indienen van schriftelijke bewijsstukken en heeft verdere beslissingen aangehouden tot na de comparitie.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam op 21 oktober 2014, waarbij de rechters E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en G.J. Visser betrokken waren. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk met betrekking tot vaststellingsovereenkomsten en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden aangevochten.