ECLI:NL:GHAMS:2014:4328

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
200.111.710-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van omstandigheden bij vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van de besloten vennootschap S’Energy B.V. tegen de naamloze vennootschap DELTA N.V. en een derde geïntimeerde. De zaak betreft een geschil over een vaststellingsovereenkomst en de vraag of er sprake was van misbruik van omstandigheden. Het hof had eerder op 24 juni 2014 een deskundigenbericht aangekondigd en de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating aan beide zijden. S’Energy had een incident opgeworpen om stukken te verkrijgen op basis van artikel 843a Rv, maar deze akte werd door de rolraadsheer geweigerd. Na een aangepaste akte van S’Energy, waarin om een comparitie van partijen werd verzocht, hebben de andere partijen ook hun aktes ingediend. Het hof heeft op 8 oktober 2014 besloten dat er een arrest zou worden gewezen in zowel de hoofdzaak als het incident.

In de beoordeling van de zaak heeft het hof de noodzaak van een deskundigenbericht benadrukt en partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten over de deskundige(n) en de te stellen vragen te verduidelijken. Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten, waarbij ook de incidentele vordering besproken kan worden. De partijen moeten in persoon of vertegenwoordigd door iemand die bevoegd is om een schikking aan te gaan, verschijnen. Het hof heeft ook richtlijnen gegeven voor het indienen van schriftelijke bewijsstukken en heeft verdere beslissingen aangehouden tot na de comparitie.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam op 21 oktober 2014, waarbij de rechters E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en G.J. Visser betrokken waren. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk met betrekking tot vaststellingsovereenkomsten en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden aangevochten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.111.710/01
zaak-/rolnummer rechtbank : 467534/ HAZA 10-2657
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 oktober 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid S’ENERGY B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel geïntimeerde,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. J.G.D. Fleers te Rotterdam,
tegen

1.de naamloze vennootschap DELTA N.V.,

gevestigd te Middelburg,
2. [geintimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats]
,
geïntimeerden,
tevens (voorwaardelijk) incidenteel appellanten,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. P.D. Olden te Amsterdam.
Partijen worden hierna S’Energy respectievelijk Delta en [geintimeerde sub 2] genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding

Het hof heeft bij arrest van 24 juni 2014 de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating aan beide zijden.
S’Energy heeft vervolgens een incident opgeworpen, strekkend tot het verstrekken van stukken als bedoeld in artikel 843a Rv, en in de hoofdzaak op 16 september 2014 een akte genomen, die door de rolraadsheer is geweigerd. Vervolgens is op 7 oktober 2014 door S’Energy een aangepaste akte genomen, met producties. In die akte wordt verzocht een comparitie van partijen te gelasten. Delta en [geintimeerde sub 2] hebben in de hoofdzaak en in het incident een (antwoord)akte genomen.
De rolraadsheer heeft op 8 oktober 2014 beslissingen genomen en bepaald dat een arrest zal worden gewezen in de hoofdzaak en het incident.

2.De verdere beoordeling

In de hoofdzaak en het incident
Bij het arrest van 24 juni 2014 heeft het hof aangekondigd dat een deskundigenbericht zal worden bevolen. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich in dat kader uit te laten, in het bijzonder over de perso(o)n(en) van de deskundige(n) en de te stellen vragen.
Gelet op het belang en de aard van het deskundigenbericht, de te verwachten hoge kosten daarvan en het debat dat is ontstaan met betrekking tot de door partijen te nemen aktes, acht het hof het inmiddels aangewezen om partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunten met betrekking tot voormelde aspecten van het deskundigenbericht ter gelegenheid van een comparitie mondeling toe te lichten.. Daartoe wordt een comparitie van partijen gelast. Ter zitting kan ook de inmiddels ingestelde incidentele vordering worden besproken, alsmede een eventuele minnelijke regeling. Er zal echter geen gelegenheid worden geboden om op andere aspecten van het geschil in te gaan of om reeds genomen beslissingen (verder) ter discussie te stellen.
Het hof zal elke verdere beslissing op dit moment aanhouden.

3.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon respectievelijk, voor zover partijen rechtspersoon zijn, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten, tot het hiervoor omschreven doel zullen verschijnen ten overstaan van deze kamer, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen dag en uur;
bepaalt dat de advocaat van S’Energy –
uiterlijk op 11 november 2014 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van 1 december 2014 tot 1 april 2015 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een datum te bepalen;
verzoekt partijen, voor het geval zij zich ter comparitie willen bedienen van (nog niet in de procedure overgelegde) schriftelijke bewijsstukken, deze uiterlijk 2 weken voor de comparitiedatum toe te zenden aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en G.J. Visser en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2014.