ECLI:NL:GHAMS:2014:4603

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
23-005724-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing van toeristen door bedreiging met geweld in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van afpersing van twee toeristen op 8 december 2013 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het dreigen met geweld en het dwingen van de slachtoffers tot afgifte van geld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 april 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdachte had de slachtoffers benaderd met de belofte hen naar een goede coffeeshop te leiden, maar lokte hen in plaats daarvan naar een steeg waar hij hen onder druk zette om geld af te geven. De verdachte werd door verbalisanten waargenomen in een agressieve houding, wat leidde tot de conclusie dat hij de slachtoffers had gedwongen tot de afgifte van geld. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de afpersing en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

parketnummer: 23-005724-13
datum uitspraak: 1 mei 2014
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 december 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-741308-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op/aan de openbare weg (te weten Nieuwendijk en/of Nieuwe Nieuwstraat en/of Nieuwe Nieuwsteeg) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) een geldbedrag van EURO 5,-, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gelopen en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft voorgehouden dat hij, verdachte, een goede coffeeshop wist te vinden en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft meegenomen en/of meegelokt naar een steeg en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gevraagd en/of gedwongen hem, verdachte, EURO 5,- te geven (als tegenprestatie voor het aanwijzen van een coffeeshop) en/of
- dichtbij [slachtoffer 1] is gaan staan en/of vervolgens [slachtoffer 1] heeft ingesloten door over [slachtoffer 1] heen te hangen, terwijl [slachtoffer 1] naar achteren liep en met zijn rug tegen de muur terecht kwam en/of
- de jas(zak(ken)) van voornoemde [slachtoffer 1] heeft doorzocht en/of afgetast en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (in de Engelse taal) opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geef mij nu EURO 5,- en een beetje respect" en/of "Ik ben veel sterker dan jullie en ik heb geen zin om te vechten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 december 2013 te Amsterdam, op de openbare weg (te weten Nieuwendijk en/of Nieuwe Nieuwstraat en/of Nieuwe Nieuwsteeg) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) een geldbedrag van EURO 2,-, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gelopen en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft voorgehouden dat hij, verdachte, een goede coffeeshop wist te vinden en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft meegenomen naar een steeg en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gevraagd hem, verdachte, EURO 5,- te geven (als tegenprestatie voor het aanwijzen van een coffeeshop) en
- dichtbij [slachtoffer 1] is gaan staan en vervolgens [slachtoffer 1] heeft ingesloten door over [slachtoffer 1] heen te hangen, terwijl [slachtoffer 1] naar achteren liep en met zijn rug tegen de muur terecht kwam en
- de jas(zak(ken)) van voornoemde [slachtoffer 1] heeft afgetast en
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (in de Engelse taal) opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geef mij nu EURO 5,- en een beetje respect" en "Ik ben veel sterker dan jullie en ik heb geen zin om te vechten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe -kort gezegd- aangevoerd dat er geen geweld door de verdachte is gebruikt dan wel dat er met geweld is gedreigd.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman in al zijn onderdelen en overweegt als volgt.
Verbalisant Blankenzee zag dat er 8 december 2013 een drietal mannen stond in de Nieuwe Nieuwstraat te Amsterdam, te weten een grote negroïde man, naar later bleek de verdachte, en een tweetal blanke mannen (de aangevers, naar later blijkt [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]). De verbalisant nam waar dat de verdachte heel dicht op een kleine blanke man, naar later bleek [slachtoffer 1], stond en zag dat deze man angstig om zich heen keek. De verbalisant zag dat [slachtoffer 1] zo klein was dat de verdachte bijna over hem heen hing en dat deze houding een agressieve indruk maakte. Hij zag dat schuin achter de verdachte een tweede blanke man (naar later bleek [slachtoffer 2]) stond die een zenuwachtige indruk maakte doordat hij steeds kleinere pasjes op de plaats maakte en niet te dicht bij de man in de buurt wilde zijn maar steeds een veilige afstand hield van deze man. Het was de verbalisant meteen duidelijk door de samenstelling en positie van het drietal en de manier waarop dit drietal bij elkaar stond dat het geen vrienden waren.
De verbalisant zag dat de verdachte steeds snel om zich heen keek en vlakbij en voorovergebogen over [slachtoffer 1] stond en dat [slachtoffer 1] steeds iets naar achteren liep in de richting van een muur van een gevel en de verdachte letterlijk zo boven hem bleef staan. De verbalisant zag dat [slachtoffer 1] met zijn rug tegen de muur van een gebouw stond. De verbalisant zag dat de verdachte met zijn linkerhand naar de rechter jaszak van [slachtoffer 1] ging en hieraan begon te plukken en te trekken. Hij zag dat [slachtoffer 1] zijn jaszak openritste en hier iets uit haalde en hetgeen hij uit zijn jaszak had gehaald aan de verdachte gaf. De verbalisant zag dat de verdachte wegliep van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat deze beiden angstig en verbouwereerd naar elkaar stonden te kijken.
[slachtoffer 1] verklaart tegen de verbalisant: “Hij wilde geld van ons en wij hebben hem 5 euro gegeven. Hij zei dat hij sterker was en dat we geld moesten geven. De man kwam agressief over. Wij wilden geen problemen en we zijn in een vreemde stad dus we hebben hem geld gegeven”.
De verdachte oogt volgens de verbalisant fysiek groot en stevig en maakt een imposante indruk op mensen (proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL1303 2013302788-4 van 8 december 2013, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde dossierpagina’s 05-08).
Gelet op de waarneming van de verbalisanten, en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder met name de verklaringen van de aangevers, is het hof van oordeel dat de verdachte [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 2 euro.
Het hof is dan ook van oordeel dat het gedrag van de verdachte niet slechts is te kwalificeren als mogelijk schooierig of opdringerig gedrag, zoals door de verdediging is aangevoerd.
Op grond van het vorenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof de tenlastegelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing. De verdachte heeft nietsvermoedende toeristen beroofd op straat door hen met geweld en bedreiging daarvan te dwingen tot afgifte van geld, en hen daarbij angst heeft ingeboezemd. Berovingen in de publieke ruimte zijn ergerlijke feiten, die schade veroorzaken en niet alleen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen, maar ook bij de samenleving in het algemeen, en dienen dan ook krachtig te worden bestreden. Tevens bezorgt een dergelijk feit Nederland, en Amsterdam in het bijzonder, een slechte naam in het buitenland.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 april 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof is , alles afwegende, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf en acht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.A.M. de Wit, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van
mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 mei 2014.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.