ECLI:NL:GHAMS:2014:4684

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
23-001701-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in meerdere diefstalzaken met betrekking tot inbraken en diefstal uit woningen en voertuigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de verdachte op 10 april 2014 in verschillende strafzaken was vrijgesproken. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft de zaak behandeld op 7 oktober 2014 en heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De verdachte werd beschuldigd van meerdere diefstallen, waaronder diefstal uit woningen en voertuigen, en mishandeling van zijn levensgezel. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de mishandeling had gepleegd en sprak hem vrij van deze beschuldiging. Echter, het hof achtte wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verschillende diefstallen, waaronder het wegnemen van bankpassen, politieartikelen en andere goederen uit woningen en voertuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de diefstallen schade hadden geleden. Het hof weigerde het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, omdat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig waren.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001701-14
Datum uitspraak: 21 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 april 2014 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-700534-13 en 15-179984-13 en 15-700414-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
adres: [adres 1], thans gedetineerd in [pi].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 15-700534-13:Feit 2 primair:hij op of omstreeks 25 december 2013 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen op/aan [adres 2] aldaar, heeft weggenomen een of meer bankpas(sen) en/of een zorgpas en/of NS kaarten en/of een mobiele telefoon en/of en geldbedrag van (totaal) 260,= euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Feit 2 subsidiair:hij op of omstreeks 25 december 2013 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, een of meer bankpas(sen) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die passen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 3 primair:hij in de periode van 24 december 2013 tot en met 25 december 2013 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (kelder)box, behorende bij een woining gelegen op/aan de [adres 3] aldaar, heeft weggenomen een of meer politieartikel(en) (politiepetten en/of een politielegitimatiemap en/of een BOA legitimatiemap en/of politierangonderscheidingsepauletten en/of polieemblemen en/of politiemanchetknopen en/of korpsbrevetten en/of politieautootjes en/of miniatuur handboeien), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 3 subsidiair:hij in de periode van 24 december 2013 tot en met 25 december 2013 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, een of meer politieartikel(en) (politiepetten en/of een politielegitimatiemap en/of een BOA legitimatiemap en/of politierangonderscheidingsepauletten en/of polieemblemen en/of politiemanchetknopen en/of korpsbrevetten en/of politieautootjes en/of miniatuur handboeien) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; artikel 417bis Wetboek van Strafrecht
Feit 4:hij op of omstreeks 23 november 2013 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (een Renault Megane Scenic), welke stond geparkeerd op/aan de [straat] aldaar, heeft weggenomen een of meer lamp(en) (staande lampen met een glazen kap) en/of een tas (merk Jannie van Room inhoudende kinderboeken en/of -ongeveer- 10 euro aan kleingeld) en/of een of meer vuilniszak(ken) (met daarin 3 winterjassen en/of witte enkellaarzen) en/of een of een beige kleurig gordijn en/of een of meer (andere) goed(eren) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 5 primair:hij in de periode van 24 december 2013 tot en met 25 december 2014 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (een Ford Fusion), welke stond geparkeerd op/aan het Kennemerplein aldaar, heeft weggenomen een navigatieapparaat (merk Tomtom XXL) en/of een zonnebril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Feit 5 subsidiair:
Hij op of omstreeks 25 december 2013 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, een navigatiesysteem (merk TomTom XXL), in elk geval enig goed, heeft verworden, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 6 (voorheen parketnummer 15.700365.13):hij op of omstreeks 03 september 2013 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], een of meermalen tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en in de zaak met parketnummer 15-700414-13 (gevoegd in eerste aanleg):
Feit 7 primair:hij op of omstreeks 19 september 2013 in de gemeente Velsen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (witte) (dames)fiets (merk Union, type Brooklyn) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Feit 7 subsidiair:hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 19 september 2013 tot en met 23 september 2013 in de gemeente gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, een (witte) (dames)fiets (merk Union, type Brooklyn) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
en in de zaak met parketnummer 15-179984-13 (gevoegd in eerste aanleg):Feit 8:hij op of omstreeks 16 juni 2013 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere boodschappentas(sen) met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. Het hof constateert een kennelijke verschrijving in het onder 5 primair ten laste gelegde. Waar het jaartal ‘2014’ wordt aangegeven, leest het hof ‘2013’.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 6 en in de zaak met parketnummer 15-700414-13 onder 7 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte een aannemelijke verklaring afgelegd over de toedracht inzake het onder 6 ten laste gelegde feit. Deze verklaring wordt ondersteund door latere verklaringen van de aangeefster, waaronder een door de raadsman overgelegd schrijven van haar hand. Op grond hiervan is het hof niet tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de onder 6 ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 7 primair en subsidiair ten laste gelegde acht het hof – overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging – het thans onmogelijk om, op grond van de in het dossier aanwezige bewijs, vast te stellen dat de fiets, waarvan onderscheidenlijk de diefstal en de heling aan de verdachte zijn ten laste gelegd, dezelfde fiets betreft waarover [slachtoffer] heeft verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair en in de zaak met parketnummer 15-179984-13 onder 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 15-700534-13:Feit 2 primair:hij op 25 december 2013 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan [adres 2] aldaar, heeft weggenomen een of meer bankpassen en een zorgpas en NS kaarten en een mobiele telefoon en een geldbedrag van (totaal) 260,= euro, toebehorende aan [benadeelde 1];
Feit 3 primair:hij in de periode van 24 december 2013 tot en met 25 december 2013 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kelderbox, behorende bij een woning gelegen aan de [adres 3] aldaar, heeft weggenomen politieartikelen, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
Feit 4:hij op of omstreeks 23 november 2013 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto (een Renault Megane Scenic), welke stond geparkeerd op de [straat] aldaar, heeft weggenomen lampen (staande lampen met een glazen kap) en een tas, merk Jannie van Room inhoudende kinderboeken en -ongeveer- 10 euro aan kleingeld, en vuilniszakken, met daarin 3 winterjassen en witte enkellaarzen, en een of een beige kleurig gordijn en/of een of meer andere goederen, toebehorende aan [benadeelde 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
Feit 5 primair:hij in de periode van 24 december 2013 tot en met 25 december 2013 in de gemeente Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, een Ford Fusion, welke stond geparkeerd op het Kennemerplein aldaar, heeft weggenomen een navigatieapparaat, merk Tomtom XXL, en een zonnebril, toebehorende aan [benadeelde 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
en in de zaak met parketnummer 15-179984-13:Feit 8:hij op 16 juni 2013 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere boodschappentassen met inhoud, toebehorende aan [benadeelde 6].
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair en in de zaak met parketnummer 15-179984-13 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair en in de zaak met parketnummer 15-179984-13 onder 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 2 primair en in de zaak met parketnummer 15-179984-13 onder 8 bewezen verklaarde levert op, telkens:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 3 primair, 4 en 5 primair bewezen verklaarde levert op, telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair en in de zaak met parketnummer 15-179984-13 onder 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder 2 primair, 3 primair, 4, 5 primair, 6, 7 (parketnummer 15-700414-13) en 8 (parketnummer 15-179984-13) ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van het voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 subsidiair, 6 (parketnummer 15-700534-13) en 8 (parketnummer 15-179984-13) ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal diefstallen, auto-inbraken en diefstal uit een kelderbox. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van verscheiden personen. De verdachte heeft met bovenstaande misdrijven aan de benadeelden overlast en schade berokkend. Daarnaast dragen dergelijke handelingen bij aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 26 september 2014 en het Reclasseringsadvies van Palier van 17 februari 2014.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslissing op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis

De raadsman van de verdachte heef ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi een verzoek gedaan strekkende tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Het hof wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte af, daar het hof van oordeel is dat de verdenking, bezwaren en gronden, die tot het verlenen van het bevel tot voorlopige hechtenis hebben geleid, ook thans nog bestaan en een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering zich niet voordoet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 297,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 17,50. Bij de toewijzing heeft de rechtbank rekening gehouden met de door haar genomen beslagbeslissing.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het hof houdt hierbij eveneens rekening met de inbeslaggenomen goederen en de hierna te bespreken beslissingen daarop.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 4 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 139,44. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 5 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 6 en in de zaak met parketnummer 15-700414-13 onder 7 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair en in de zaak met parketnummer 15-179984-13 onder 8 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair en in de zaak met parketnummer 15-179984-13 onder 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een geldbedrag ter hoogte van € 10,00, schoeisel (454629), telefoontoestel (454630), portefeuille (454631) en drie simkaarten (454632, 454633 en 454634).
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag ter hoogte van € 260,00.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 17,50 (zeventien euro en vijftig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van
€ 17,50 (zeventien euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-700534-13 onder 5 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 139,44 (honderdnegenendertig euro en vierenveertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van
€ 139,44 (honderdnegenendertig euro en vierenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Het hof wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. H.J. Bronkhorst en mr. Th.P.L. Bot, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 oktober 2014.
[...]