ECLI:NL:GHAMS:2014:4798

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
23-000433-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.W.J. den Ottolander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een mobiele telefoon met bewijsverweer en alternatieve scenario's

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van diefstal van een mobiele telefoon (merk Apple, type iPhone 5s) op 2 februari 2014 te Amsterdam. De verdachte heeft de diefstal ontkend en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was en dat hij de telefoon had gevonden. Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden van het voorval. De getuige [getuige 1] verklaarde dat hij de verdachte de telefoon uit de jaszak van de aangeefster zag halen. Het hof oordeelde dat de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen voldoende steun boden voor de bewezenverklaring van de diefstal. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de verdachte de telefoon had gevonden en teruggegeven, omdat er geen bewijs was dat de telefoon op de grond lag of dat de verdachte een bukkende beweging had gemaakt. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal en bevestigde de eerdere veroordeling van de politierechter tot een gevangenisstraf van twee maanden. De straf was in overeenstemming met de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor recidive in gevallen van zakkenrollerij. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

parketnummer: 23-000433-14
datum uitspraak: 19 november 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-701235-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1987,
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 november 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 02 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Merk, Type: Apple, iPhone 5s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof het hof zich niet verenigt met het vonnis.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op omstreeks 2 februari 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Apple, type: iPhone 5s) toebehorende aan [benadeelde].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bespreking bewijsverweer
De raadsman heeft de vrijspraak van zijn cliënt bepleit en heeft daartoe de volgende twee verweren aangevoerd.

1.Onvoldoende ondersteunend bewijs.

Volgens de verdediging is er te weinig wettig en overtuigend bewijs, nu er enkel één getuige is die stelt dat hier sprake is van diefstal, namelijk [getuige 1]. De beelden moeten de verklaring van [getuige 1] in voldoende mate – kwalitatief – ondersteunen, maar de verdediging meent dat dit niet het geval is.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Getuige [getuige 1], geboren op [geboortedatum getuige 1] 1974 te [geboorteplaats getuige 1] in Egypte en werkzaam in een pizzarestaurant aan de Lange Niezel 4 te Amsterdam, verklaart dat op 2 februari om 02:30 uur twee meisjes ([benadeelde], in het gezelschap van een als door alcoholgebruik bevangen aangeduide vriendin), toeristen, dit restaurant komen binnen lopen. [1] Aangeefster [benadeelde] vraagt direct – zakelijk weergegeven - of zij even een toilet mocht benutten, en dat mocht zij. Getuige [getuige 1] ziet direct bij binnenkomst dat een man (verdachte, naar het hof begrijpt) achter de meisjes aanliep en met zijn hand in de jaszak ging van het dikste meisje ([benadeelde], naar het hof telkens begrijpt) en haar mobiel uit haar jaszak pakte. Getuige [getuige 1] ziet dat die man haar telefoon had, een zwarte iPhone met een glimmend hoesje. Hij kon het goed zien, omdat het geval wilde dat hij achter verdachte stond op het moment dat deze de telefoon uit haar jaszak pakte. Op het moment dat [getuige 1] tegen de verdachte zegt dat hij de politie gaat bellen en dat hij twee handhavers langs het pizzarestaurant ziet lopen en hen binnen roept, doet verdachte snel of hij de telefoons teruggeeft aan aangeefster. [2]
Naar het oordeel van het hof vindt deze getuigenverklaring van [getuige 1], die de wegnemingshandeling heeft waargenomen, voldoende steun in de volgende bewijsmiddelen.
A. Aangifte van [benadeelde]Aangeefster [benadeelde] verklaart dat zij op 2 februari 2014 om 02:30 uur inderdaad in een pizzeria was in Amsterdam samen met haar vriendin. Voorts verklaart zij dat een man die zij nog nooit had gezien een iPhone 5S met een zwart glimmend hoesje voor haar hield, die zij herkende als haar telefoon.
De aangifte van [benadeelde] ondersteunt de getuigenverklaring van [getuige 1] volgens het hof in die zin, dat aangeefster inderdaad niet meer in het bezit was van haar telefoon en dat het de verdachte was die de telefoon van aangeefster had.
B. Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant]
Daarnaast is er nog een proces-verbaal van bevindingen waarin verbalisant [verbalisant], hoofdagent van Politie Amsterdam – Amstelland, verbaliseert wat er te zien valt op de camerabeelden van New York Pizza, [adres] te Amsterdam, welke camerabeelden werden aangeleverd via de iPhone van de eigenaar van dit bedrijf. [3] Hij verbaliseert als volgt. Bij de start van de beelden is te zien dat er 8 personen aanwezig zijn: drie man personeel, aangeefster en haar vriendin, twee klanten en verdachte. [verbalisant] ziet dat het de aangeefster is die het meest rechts in beeld staat, dat de eigenaar naast de aangeefster staat, dat twee klanten aan een tafeltje zitten te eten, dat links een meisje tegen een tafeltje geleund staat (het hof begrijpt dat dit de vriendin van aangeefster is) en dat links bij de toegangsdeur een man staat, die later als verdacht van diefstal wordt aangehouden.
verbaliseert dat aangeefster naar haar vriendin loopt. Het hof begrijpt dat aangeefster uit de richting van de toiletten in de richting van de ingang loopt, waar haar vriendin tegen een tafeltje aan leunt en waar ook verdachte zich bevindt, namelijk naast de toegangsdeur.
Daarna verbaliseert [verbalisant] dat verdachte zich achter deze beide vrouwen opstelt en dat hij bewegingen maakt met zijn tas en zijn armen dicht bij de kleding van beide vrouwen. Hierbij verwisselt hij de zwarte tas van zijn rechterhand naar zijn linkerhand. Op het moment dat er een man met een groene jas komt binnenlopen en die even later weer weggaat, gaat de verdachte tegen de aangeefster aanstaan en houdt zijn rechterhand ter hoogte van haar jaszak.
Daarna loopt aangeefster weg in de richting van het toilet. Het hof begrijpt dat zij nu naar rechts loopt. De verdachte blijft even bij de balie staan en heeft zijn rechterhand nu in zijn zak. De eigenaar staat tussen de toegangsdeur van het restaurant en de verdachte. Op de beelden is te zien dat de verdachte wordt tegengehouden om naar buiten te lopen en dat de verdachte zijn rechterhand uit zijn zak haalt en een of twee voorwerpen in zijn rechterhand heeft. Op het moment dat twee personen met gele jassen het restaurant voorbij lopen, draait de verdachte zich om en loopt hij in de richting van het toilet. Het hof begrijpt dat de verdachte van links naar rechts loopt. Aangeefster komt net uit het toilet lopen. Het hof begrijpt dat aangeefster van rechts naar links loopt. Verdachte strekt zijn rechterhand met daarin een voorwerp gelijkend op een telefoon en hij geeft haar de telefoon, aldus verbalisant [verbalisant].
Het hof is van oordeel dat dit proces-verbaal van bevindingen in grote mate overeenkomt met de getuigenverklaring van [getuige 1] en dat deze bewijsmiddelen elkaar niet tegenspreken.
C. Getuigenverklaring [getuige 2]
Getuige [getuige 2], geboren op [geboortedatum getuige 2] 1990 te [geboorteplaats getuige 2] in België, verklaart dat hij een pizza aan het eten was en dat hij zag dat een man twee telefoons in zijn handen had, namelijk een iPhone met een hoesje en een iPhone zonder hoesje. Alhoewel getuige [getuige 2] niet gezien heeft dat verdachte de telefoons heeft weggenomen van aangeefster en haar vriendin, heeft hij wel gezien dat verdachte de telefoons begon terug te geven aan twee vrouwen op het moment dat het woord politie viel. [4] Naar het oordeel van het hof komt deze getuigenverklaring in grote mate overeen met de getuigenverklaring van [getuige 1] en spreken deze bewijsmiddelen elkaar niet tegen.
Het hof oordeelt op grond van het voorgaande dat de getuigenverklaring van [getuige 1] in voldoende mate en ondubbelzinnig ondersteund wordt door de aangifte van [benadeelde], het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] en de getuigenverklaring van [getuige 2]. Het verweer van de raadsman wordt aldus verworpen.

2.Alternatief scenario valt niet uit te sluiten.

Als tweede verweer heeft de raadsman aangevoerd dat zijn cliënt de telefoon niet gestolen heeft, maar op de grond bij binnenkomst gevonden heeft en heeft teruggegeven. Dat de bukkende beweging niet geverbaliseerd is, sluit niet uit dat zijn cliënt de telefoon inderdaad gevonden heeft nu er enkel beelden bekeken zijn vanaf het moment dat alle betrokken personen reeds in het restaurant aanwezig zijn, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Naar het oordeel van het hof, vindt dit alternatieve scenario onvoldoende steun in de bewijsmiddelen nu de bukkende beweging niet geverbaliseerd wordt door verbalisant [verbalisant].
Dat de verdachte de telefoon al van de grond geraapt zou hebben voordat de beelden beginnen te lopen, acht het hof niet aannemelijk, omdat getuige [getuige 1] verklaart dat hij de aangeefster en haar vriendin binnen heeft zien lopen en dat aangeefster
gelijkbij binnenkomst vroeg of zij even een toilet mocht benutten. Naar het hof begrijpt, heeft getuige [getuige 1] de op de beelden ontbrekende periode waargenomen, namelijk de periode van aankomst van aangeefster en haar vriendin tot en met het begin van de beelden. Als aangeefster haar telefoon inderdaad had laten vallen, had getuige [getuige 1] dit moeten zien en/of horen aldus het hof, nu hij hen heeft zien binnenkomen en aangeefster gelijk bij binnenkomst een vraag aan hem stelde.
Ook getuige [getuige 2] verklaart niet dat hij gezien of gehoord heeft dat aangeefster haar telefoon op de grond liet vallen, dat er een telefoon op de grond lag en/of dat hij gezien heeft dat verdachte een bukkende beweging maakte. Aangeefster [benadeelde] verklaart niet dat zij voelde en/of hoorde dat haar telefoon op de grond viel of dat zij de man een bukkende beweging heeft zien maken.
Nu behalve de verdachte geen van de aanwezigen verklaart dat zij gehoord hebben dat de telefoon van aangeefster op de grond viel, geen van de aanwezigen verklaart dat zij gezien hebben dat de telefoon op de grond lag en geen van de aanwezigen verklaart dat verdachte een bukkende beweging heeft gemaakt, acht het hof deze verklaring van verdachte onaannemelijk.
Daarnaast overweegt het hof nog dat de verdachte tijdens zijn verhoor door de politie geen enkele informatie heeft verschaft op welk moment hij de telefoon op de grond zou hebben opgemerkt, of hij gezien zou hebben dat de telefoon uit de jaszak van de vrouw viel en, zo nee, hoe hij dan wist dat de telefoon van de vrouw was, waar de telefoon precies lag op de grond en wanneer en hoe hij de telefoon heeft teruggegeven aan de vrouw. Pas tijdens de terechtzitting in eerste aanleg verklaart verdachte dat hij, toen hij bij de ingang stond, een mobiele telefoon naast zich op de grond vond. De raadsman geeft blijkens zijn pleitnota blijk van nog weer een andere nuance, namelijk dat het niet valt uit te sluiten dat zijn cliënt de telefoon bij
binnenkomstheeft gevonden op de grond.
Gelet op het voorgaande oordeelt het hof dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte de telefoon op de grond heeft gevonden en wou teruggeven aan aangeefster. Het verweer van de raadsman wordt aldus verworpen.
Het hof acht voldoende termen aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon. Door zo te handelen draagt verdachte bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van onrust en geeft hij er blijk van geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. De aanwezigheid van zakkenrollers in de binnenstad is een groot probleem. Uitgaand publiek moet continu alert zijn op hun mobiele telefoon en andere waardevolle goederen. De diefstal van een mobiele telefoon veroorzaakt voor het slachtoffer financieel nadeel en veel ongemak. Dit alles heeft verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn financiële gewin.
Voorts blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 oktober 2014 betreffende de verdachte dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft als uitgangspunt bij het bepalen van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Deze geven voor zakkenrollerij in geval van recidive als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Vanwege het voorgaande acht het hof geen aanleiding af te wijken van de straf die door de politierechter is opgelegd en de straf die door de advocaat-generaal is geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van L. Vanrolleghem-de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 november 2014.
[...]

Voetnoten

1.[...]
2.[...]
3.[...]
4.[...]