ECLI:NL:GHAMS:2014:4963

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
23-004136-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met kandelaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, was eerder veroordeeld voor mishandeling. In de tenlastelegging werd haar verweten dat zij op 18 november 2010 in Amstelveen met een kandelaar op het hoofd van het slachtoffer had geslagen, met de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 oktober 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte. De raadsvrouw voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat zij door het slachtoffer was geslagen en aan haar haren was vastgepakt. Het hof verwierp dit verweer, omdat de feitelijke toedracht niet aannemelijk was gemaakt. De getuigenverklaringen en het dossier boden geen steun voor de stelling dat er sprake was van een noodweersituatie.

Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen dat zij het primair ten laste gelegde had begaan, en sprak haar daarvan vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de mishandeling, werd wel bewezen verklaard. Het hof legde een gevangenisstraf van 20 dagen op, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. Het hof overwoog dat de verdachte met haar handelen een inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, en dat dit feit in de huiselijke sfeer had plaatsgevonden. De eerdere veroordeling van de verdachte voor mishandeling werd ook meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

parketnummer: 23-004136-13
datum uitspraak: 23 oktober 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-008457-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
GBA-adres: [GBA-adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 18 november 2010 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] een of meermalen (met kracht) met een kandelaar op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 18 november 2010 te Amstelveen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), een of meermalen (met kracht) met een kandelaar op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
zij op 18 november 2010 te Amstelveen opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], met kracht met een kandelaar op het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsvrouw heeft een beroep op noodweer gedaan en verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte door het slachtoffer werd geslagen en aan haar haren werd vastgepakt, waardoor zij geen kant meer op kon en verdediging van haar lijf was geboden.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer nu de door de raadsvrouw aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden. Het hof overweegt daartoe dat de verklaring van de getuige [getuige] noch de in het dossier aanwezige foto’s van de verdachte steun bieden voor de door de raadsvrouw geschetste feitelijke toedracht. Ook bevindt zich bij de stukken geen letselverklaring van de verdachte die steun kan bieden aan het gevoerde verweer. Het hof acht derhalve niet aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft tevens een beroep op noodweerexces gedaan nu volgens de raadsvrouw sprake is van een verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging.
Het hof verwerpt het beroep op noodweerexces nu - zoals hierboven weergegeven – zich geen noodweersituatie heeft voorgedaan.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte door te slaan met een kandelaar verwondingen heeft toegebracht op het hoofd van het slachtoffer en dat dit feit in de huiselijke sfeer heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft met haar handelen een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt.
Voorts is de verdachte blijkens een haar betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 september 2014 eerder voor mishandeling van een ambtenaar onherroepelijk veroordeeld.
Anderzijds heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte Nederland is uitgezet en geen verblijfstitel heeft. Ook heeft het hof toepassing te geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende en gelet op het feit dat het hof tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde komt, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) dagen.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot, mr. D. Radder en mr. W.H. van Benthem, in tegenwoordigheid van
J.K. Krijnen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 oktober 2014.
Mr. W.H. van Benthem is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]